39
Toen Ray na de ochtendbriefing terugliep naar zijn kantoor, hield de baliecoördinator hem staande. Rachel was een slanke vrouw van begin vijftig met een smal, vogelachtig gezicht en kort zilvergrijs haar.
‘Ben jij vandaag dienstdoend hoofd recherche, Ray?’
‘Ja,’ zei Ray argwanend, want hij wist dat deze vraag nooit iets goeds inluidde.
‘Er zit beneden een vrouw die aangifte wil doen over iemand die vermist wordt. Haar zus. Haar naam is Eve Manning’
‘Kan iemand van de patrouilledienst dat niet afhandelen?’
‘Er is niemand. Ze zijn allemaal weggeroepen. Mevrouw Manning maakt zich veel zorgen en zit al een uur te wachten.’ Meer zei Rachel niet; dat hoefde niet. Het was genoeg dat ze over de rand van haar stalen brilletje naar Ray keek. Ze wist dat hij zou doen wat hij doen moest. Het was net zoiets als een standje krijgen van een vriendelijke maar strenge tante.
Hij keek over de trapleuning naar de receptieruimte, waar een vrouw zat met een mobiele telefoon in haar hand.
‘Is zij het?’
Eve Manning was iemand die zich in een espressobar meer op haar gemak moest voelen dan in een politiebureau. Ze had sluik bruin haar dat over haar schouders gleed toen ze haar hoofd boog naar haar telefoon en droeg een gele jas met grote knopen en een gebloemde voering. Ze zag er een beetje verhit uit, maar dat was waarschijnlijk niet te wijten aan haar gemoedstoestand. De centrale verwarming van het politiebureau kende maar twee standen: ijskoud of tropisch en vandaag was het tropisch. Ray vervloekte het protocol dat voorschreef dat aangiften over vermiste personen behandeld moesten worden door een agent. Rachel werkte als burger in dienst van de politie, anders had zij het formulier kunnen invullen.
Hij zuchtte. ‘Oké, ik stuur wel iemand naar beneden.’
Rachel keerde terug naar haar balie.
Ray liep de recherchezaal weer in en zag Kate achter haar bureau zitten. ‘Kate, ga even naar beneden om een aangifte over een vermiste persoon te behandelen.’
‘Kan patrouille dat niet doen?’
Ray lachte. ‘Dat zei ik ook, maar ze zijn allemaal weggeroepen. Vooruit, het kost je hooguit twintig minuten.’
Kate zuchtte. ‘Je vraagt het alleen omdat je weet dat ik nooit iets weiger.’
‘Pas op tegen wie je dat zegt,’ grinnikte Ray, waarop Kate haar ogen ten hemel opsloeg, maar ook een beetje bloosde.
‘Bij wie moet ik zijn?’
Ray gaf haar het kladje dat hij van Rachel had gekregen. ‘Eve Manning. Ze zit beneden.’
‘Dit kost je een biertje, als je dat maar weet.’
‘Afgesproken,’ riep Ray haar na toen ze wegliep. Hij had haar zijn excuses aangeboden voor het mislukte dinertje, maar Kate had haar schouders erover opgehaald en ze hadden het er verder niet meer over gehad.
Hij liep naar zijn kantoor. Toen hij zijn attachékoffertje opende, zag hij een Post-it op zijn agenda met de datum en het tijdstip van hun afspraak met het schoolhoofd volgende week. Mags had beide ook met een rode viltstift omcirkeld in zijn agenda, voor het geval hij het briefje over het hoofd zou zien. Ray plakte het briefje op zijn computer bij alle andere notities over dingen die hij niet mocht vergeten.
Hij was halverwege de stapel uit zijn in-bakje toen Kate haar hoofd om de hoek van de deur stak.
‘Stoor me alsjeblieft niet. Ik heb juist zo lekker de gang erin,’ zei hij.
‘Even over die vermiste persoon.’
Ray stopte met lezen en wenkte haar naar binnen.
‘Waar ben je mee bezig?’ vroeg ze met een blik op de stapels paperassen.
‘De zogeheten papierwinkel. Hoofdzakelijk archivering plus mijn onkostendeclaratie over de afgelopen zes maanden. Als ik die vandaag niet indien, zeiden ze op de afdeling Financiën, kan het niet meer verwerkt worden.’
‘Je zou een secretaresse moeten hebben.’
‘Ik zou alleen politiewerk moeten doen, zonder mijn tijd te verdoen aan administratieve beslommeringen,’ zei hij. ‘Sorry. Vertel.’
Kate keek naar haar aantekeningen. ‘Eve Manning woont in Oxford. Haar zus Jennifer woont hier in Bristol met haar man, Ian Petersen. Eve en haar zus hebben elkaar al vijf jaar niet gezien of gesproken vanwege een ruzie. Eve heeft ook haar zwager al die tijd niet gezien, maar twee weken geleden stond hij opeens bij haar op de stoep om te vragen of zij wist waar haar zus was.’
‘Die heeft haar man dus verlaten?’
‘Daar ziet het naar uit. Een paar maanden geleden heeft Eve een ansichtkaart van haar gekregen, maar het poststempel was onleesbaar en ze heeft de envelop niet bewaard. Nu heeft ze de kaart in stukjes gescheurd achter de klok op haar schoorsteenmantel gevonden. Ze is ervan overtuigd dat haar zwager dat heeft gedaan toen hij bij haar op bezoek was.’
‘Waarom zou hij de kaart aan stukjes hebben gescheurd?’
Kate haalde haar schouders op. ‘Geen idee. Eve weet het ook niet, maar het was voor haar reden om tot actie over te gaan. Ze wil haar zus als vermist opgeven.’
‘Maar ze wordt niet vermist,’ zei Ray geprikkeld. ‘Niet als ze een ansichtkaart heeft gestuurd. Ze wil niet gevonden worden. Dat zijn twee heel verschillende dingen.’
‘Dat heb ik ook gezegd. Alsjeblieft, het staat allemaal in mijn rapport.’ Ze gaf Ray een transparante insteekmap met een aantal met de hand geschreven vellen papier.
‘Dank je wel. Ik zal het bekijken.’ Ray pakte de map van haar aan en legde hem op een van de stapels op zijn bureau. ‘Gaan we vanavond nog naar de pub? Aangenomen dat ik dit op tijd afkrijg?’
‘Wat mij betreft wel.’
‘Ik kan niet lang blijven, want Tom heeft na school iets en ik moet hem om zeven uur ophalen.’
‘Wil dit zeggen dat Tom eindelijk vrienden maakt?’
‘Ik denk het,’ zei Ray. ‘Niet dat hij me zal vertellen wie dat zijn. Volgende week hebben we een gesprek met het schoolhoofd. Misschien worden we dan iets wijzer, al heb ik weinig hoop.’
‘Als je straks in de pub een klankbord nodig hebt, stel ik me beschikbaar,’ zei Kate. ‘Niet dat ik advies kan geven over tieners.’
Ray lachte. ‘Ik ben allang blij als ik níét over tieners hoef te praten.’
‘In dat geval wil ik graag als afleiding dienen.’ Kate lachte en Ray moest opeens weer denken aan die avond voor de deur van haar flat. Dacht Kate daar ook nog weleens aan? Hij had het haar willen vragen, maar ze liep al terug naar haar bureau.
Hij pakte zijn mobieltje om Mags een sms’je te sturen en staarde naar het scherm terwijl hij probeerde te verzinnen hoe hij zijn bericht kon inkleden zonder dat Mags zich eraan zou ergeren en zonder dat het een pertinente leugen was. Het zou niet nodig moeten zijn om de waarheid tekort te doen, dacht hij. Het zou niets moeten uitmaken of hij met Kate een pilsje ging drinken of met Stumpy. Ray wist donders goed waarom dat iets uitmaakte, maar probeerde het te negeren.
Met een zucht liet hij het mobieltje weer in zijn zak glijden zonder een sms’je te hebben verstuurd. Het was makkelijker om helemaal niets te zeggen. Door de open deur kon hij nog net Kate’s hoofd zien. Dat ze voor afleiding zorgde, was zeker. Hij wist alleen niet of de afleiding die zij bood, het juiste soort was.