29

‘Wat is dat?’ Ray stond achter Kate en keek naar het kaartje dat ze om en om draaide.

‘Dit had Gray in haar portemonnee. Toen ik het eruit haalde, trok ze wit weg, alsof ze ervan schrok dat het erin zat. Ik probeer erachter te komen wat het is.’

Het lichtblauwe kaartje had het formaat van een visitekaartje. Er stond in twee regels een adres in Bristol op, maar verder niets. Ray nam het van Kate over en wreef het tussen zijn duim en wijsvinger.

‘Het is van erg goedkoop materiaal,’ zei hij. ‘Enig idee waar het logo van is?’ Aan de bovenrand van het kaartje vormden twee ­zwarte ineengestrengelde lijnen samen een onvoltooide acht.

‘Geen idee. Het zegt me niets.’

‘Het adres staat zeker niet in een van onze databanken?’

‘Nee, en ook niet in het kiesregister.’

‘Een oud visitekaartje van haar?’ Hij bestudeerde het logo.

Kate schudde haar hoofd. ‘Dan zou ze niet zo geschrokken zijn toen ik het vond. Er zit iets achter, iets wat wij van haar niet mogen weten.’

‘Oké.’ Ray liep naar een metalen kastje om een sleutelbos te pakken. ‘Er is maar één manier om erachter te komen.’

‘Waar gaan we naartoe?’

Ray wapperde met het blauwe kaartje. Kate pakte haar jas en haastte zich achter hem aan.

Het duurde even voordat ze nummer 127 in Grantham Street, een onopvallende twee-onder-een-kapwoning van rode baksteen, hadden gevonden, omdat de oneven nummers onverklaarbaar ver van de corresponderende even nummers verwijderd bleken. Ze bleven een ogenblik op de stoep staan kijken naar het miezerige voortuintje en de grauwe vitrage. In de aangrenzende tuin boden twee matrassen een rustplaats voor een argwanende kat, die miauwde toen ze over het pad naar de voordeur liepen. In tegenstelling tot de andere huizen, die goedkope deuren van kunststof hadden, had nummer 127 een onberispelijk geverfde houten deur met een spionnetje. Er zat geen brievenbus in, maar naast de deur hing een metalen postbus met een deurtje dat was afgesloten met een hangslot.

Ray belde aan. Kate stak haar hand in haar binnenzak om haar politie-identificatie eruit te halen, maar Ray legde zijn hand op haar arm. ‘Nog niet,’ zei hij. ‘Laten we even afwachten wie opendoet.’

Ze hoorden het geluid van voetstappen op een tegelvloer. De voetstappen stopten. Ray ging voor het spionnetje staan. Blijkbaar doorstond hij de test, want een paar seconden later werd er een sleutel in een slot gedraaid. Een tweede slot volgde en toen ging de deur tien centimeter open, op de ketting. Vanwege al deze veiligheidsmaatregelen had Ray een ouder persoon verwacht, maar de vrouw die door de kier naar hen keek, was van zijn eigen leeftijd. Ze droeg een omslagjurk met opdruk, een donkerblauw vest en een lichtgeel sjaaltje dat tweemaal om haar hals was gewikkeld en vastgeknoopt.

‘Kan ik u ergens mee helpen?’

‘Ik ben op zoek naar een kennis,’ zei Ray. ‘Jenna Gray. Ze woont in deze straat, maar ik kan me niet herinneren op welk nummer. Kent u haar toevallig?’

‘Nee.’

Ray keek over haar schouder of hij iets van het interieur kon onderscheiden. De vrouw duwde de deur een centimeter verder dicht, maar hield oogcontact.

‘Woont u hier al lang?’ vroeg Kate, zonder zich iets aan te trekken van haar terughoudende gedrag.

‘Lang genoeg,’ zei de vrouw kortaf. ‘En als u mij nu wilt excuseren –’

‘Het spijt me dat we u hebben lastiggevallen,’ zei Ray. Hij pakte Kate bij haar arm. ‘Kom, schat. Ik bel wel een paar mensen. Misschien herinnert iemand zich op welk nummer ze woont.’ Hij had zijn mobieltje al in zijn hand.

‘Maar –’

‘Dank u wel,’ zei Ray tegen de vrouw en hij trok Kate mee.

Eindelijk viel het kwartje. ‘Ja,’ zei ze, ‘we kunnen inderdaad beter een paar mensen bellen. Sorry dat we u gestoord hebben.’

De vrouw deed de deur dicht en Ray hoorde hoe de sleutels weer in de twee sloten werden omgedraaid. Hij liep gearmd met Kate door de straat tot ze vanuit het huis niet meer te zien waren, en was zich scherp bewust van hun lichamelijke contact.

‘Wat denk je?’ vroeg Kate toen ze in de auto zaten. ‘Zou Gray in dat huis gewoond hebben? Weet die vrouw meer dan ze toegeeft?’

‘Dat ze iets weet, is zeker,’ zei Ray. ‘Is je opgevallen wat ze aanhad?’

Kate dacht even na. ‘Een bedrukte jurk en een donker vest.’

‘Verder nog iets?’

Kate schudde haar hoofd, niet begrijpend wat hij bedoelde.

Ray tikte op het scherm van zijn mobieltje. Er verscheen een plaatje. Hij gaf de telefoon aan Kate.

‘Je hebt een foto van haar gemaakt!’

Ray grinnikte. Hij liet met zijn vingers de foto inzoomen en wees naar de knoop van het sjaaltje. Daarop was een tekentje te zien.

‘Dat is een broche,’ zei hij. Hij zoomde nog iets in en toen zag Kate het. Twee dikke zwarte lijnen vormden samen een onafgemaakte acht.

‘Het logo van het kaartje!’ zei Kate. ‘Bravo.’

‘Jenna heeft iets met dit huis te maken,’ zei Ray. ‘Maar wat?’