38

Je hebt me die nacht in Venetië nooit vergeven. Je was constant op je hoede en gaf jezelf nooit meer volledig aan mij. Ook toen er van het blauwe oog niets meer te zien was en we het makkelijk hadden kunnen vergeten, bleef je eraan denken. Ik zag het aan de manier waarop je ogen me volgden als ik een biertje ging halen, ik merkte het aan de aarzeling voordat je antwoord gaf op een vraag, ook al zei je altijd dat alles in orde was.

Op de eerste jaardag van onze trouwdag gingen we uit eten. Ik had een in leer gebonden boek over Rodin voor je gekocht in de antiekwinkel aan Chapel Road en het ingepakt in de krant van de dag waarop we getrouwd waren, die ik speciaal daarvoor had bewaard.

‘De eerste jaardag is papier,’ zei ik. Ik zag je ogen oplichten.

‘O, wat lief van je!’ Je vouwde de krant zorgvuldig op en legde hem in het boek, waarin ik een opdracht had geschreven: Voor Jennifer, van wie ik elke dag meer hou. Je kuste me innig. ‘Ik hou ook van jou,’ zei je.

Soms was ik daar niet zeker van, maar ik twijfelde nooit aan mijn liefde voor jou. Ik hield zo veel van je dat ik er bang van werd. Ik wist niet dat het mogelijk was iemand zo te begeren dat je tot alles bereid was om haar bij je te houden. Als ik met je naar een onbewoond eiland had kunnen gaan, ver van alle andere mensen, zou ik dat gedaan hebben.

‘Ze hebben gevraagd of ik een nieuwe cursus voor volwassenen kan geven,’ zei je toen de hostess ons naar onze tafel bracht.

‘Betaalt het een beetje?’

Je trok je neus op. ‘Niet veel, maar het is een gesubsidieerde therapiecursus voor mensen die aan depressies lijden. Dat op zich maakt het lonend.’

Ik snoof. ‘Dat zal een gezellige boel worden.’

‘Er bestaat een sterk verband tussen creatieve hobby’s en gemoedsstemmingen,’ zei je. ‘Ik wil graag een steentje bijdragen aan het herstel van die mensen en het is maar voor twee maanden. Ik kan dit makkelijk in mijn rooster inpassen.’

‘Als je maar tijd overhoudt voor je eigen werk.’ Je had inmiddels vijf winkels als vaste klant.

Je knikte. ‘Ja, dat lukt wel. Mijn vaste orders zijn geen probleem en ik zal iets minder individuele opdrachten aannemen. Ik had niet verwacht dat ik zoveel zou gaan lesgeven. Volgend jaar moet ik dat echt iets terugdraaien.’

‘Je kent het gezegde,’ zei ik lachend. ‘Wie echt creatief is, doet er iets mee; de rest geeft er les in.’

Je reageerde daar niet op.

Een kelner diende onze gerechten op, sloeg met overdreven gebaren het servet voor je uit en schonk de wijn in.

‘Het lijkt mij een goed idee als ik voor mijn werk een aparte bankrekening open,’ zei je.

‘Waarom?’ Ik vroeg me af wie je op dat idee had gebracht en waarom je onze financiën met anderen besprak.

‘Het lijkt mij eenvoudiger voor de belastingopgave als alles wat bij mijn werk hoort op een aparte rekening staat.’

‘Dan krijg je alleen maar een hoop extra administratie,’ zei ik. Ik sneed mijn steak in tweeën om te controleren of hij was bereid zoals ik het graag had en begon de vetrandjes eraf te snijden.

‘Dat maakt me niet uit.’

‘Nee, het is beter als we mijn rekening blijven gebruiken,’ zei ik. ‘Tenslotte ben ik degene die de hypotheek en alle rekeningen betaalt.’

‘Dat is zo.’ Je had nog geen hap van je risotto genomen.

‘Heb je geld nodig?’ vroeg ik. ‘Ik kan je deze maand wel iets meer huishoudgeld geven.’

‘Misschien een beetje.’

‘Waar heb je het voor nodig?’

‘Ik ben hard aan wat nieuwe kleren toe.’

‘Weet je wat? Dan ga ik met je mee. Je weet hoe het gaat als jij kleren koopt. Je kiest dingen die je achteraf helemaal niet blijken te staan en moet dan de helft gaan ruilen.’ Ik lachte en reikte over de tafel om je hand te pakken. ‘Ik neem een vrije dag en dan gaan we gezellig samen. We kunnen eerst ergens gaan lunchen en dan gaan winkelen, en ik geef je carte blanche met mijn creditcard. Klinkt goed?’

Je knikte en ik at weer door. Ik bestelde nog een fles rode wijn en toen ik die ophad, waren we de laatste gasten in het restaurant. Ik liet een veel te grote fooi achter en viel tegen de kelner aan toen hij mijn jas bracht.

‘Neem het hem maar niet kwalijk,’ zei je. ‘Hij heeft iets te veel wijn op.’

De kelner glimlachte beleefd. Toen we buiten waren, greep ik je arm en kneep er hard in met mijn duim en wijsvinger. ‘Verontschuldig je nooit voor mij, tegenover wie dan ook.’

Je schrok. Ik weet niet waarom. Was dit niet wat je sinds Venetië had verwacht?

‘Het spijt me,’ zei je. Ik liet je arm los en pakte je hand.

Het was al laat en thuis ging je meteen naar boven. Ik deed beneden de lichten uit en ging ook naar boven. Je lag al in bed. Toen ik naast je kwam liggen, draaide je je naar me toe en kuste me.

‘Het spijt me. Ik hou van je,’ zei je.

Ik sloot mijn ogen en wachtte tot je naar beneden zou schuiven. Ik wist dat het geen zin had: ik had twee flessen wijn op. Er gebeurde niets toen je me in je mond nam. Ik liet je een paar ogenblikken je gang gaan, en duwde toen je hoofd weg.

‘Je windt me niet meer op,’ zei ik. Ik draaide me op mijn zij en sloot mijn ogen. Je ging naar de badkamer en ik hoorde je huilen toen ik in slaap viel.

Ik was niet van plan geweest het met andere vrouwen aan te leggen toen we eenmaal getrouwd waren, maar je deed in bed geen enkele poging meer me te behagen. Vind je het gek dat een man naar een ander gaat als zijn eigen vrouw als een plank onder hem ligt met haar ogen stijf dicht? Ik ging meestal op vrijdag na mijn werk ergens iets drinken en kwam dan tegen de ochtend pas weer thuis, als ik genoeg had van de vrouw die ik had versierd. Je zei er nooit iets van. Na een poosje deed ik niet eens meer moeite om midden in de nacht nog naar huis te gaan, maar kwam ik op zaterdag pas rond het middaguur. Je zat dan altijd in je atelier. Je vroeg nooit waar ik was geweest of wat ik had gedaan. Het was bijna een spel. Ik wilde zien hoever ik kon gaan voordat je me van ontrouw zou betichten.

Toen je dat uiteindelijk deed, zat ik naar een voetbalwedstrijd te kijken. Manchester United speelde tegen Chelsea. Ik zat onderuitgezakt op de bank met een koud pilsje. Jij ging voor de televisie staan.

‘Je staat voor mijn beeld. Ga opzij, ze spelen in blessuretijd!’

‘Wie is Charlotte?’ vroeg je.

‘Wat?’ Ik rekte mijn nek om langs je heen te kijken.

‘De naam staat op een bonnetje dat in je jaszak zat, met een telefoonnummer erbij. Wie is het?’

Op de televisie klonk gejuich toen Manchester vlak voor het ­einde van de wedstrijd een doelpunt maakte. Ik zuchtte en pakte de afstandsbediening om de televisie uit te zetten.

‘Ben je nou tevreden?’ Ik stak een sigaret op, omdat ik wist wat een hekel je daaraan had.

‘Kun je dat ding niet buiten roken?’

‘Nee,’ zei ik en ik blies de rook naar je toe. ‘Want dit is mijn huis. Niet jouw huis.’

‘Wie is Charlotte?’ Je beefde, maar bleef tegenover me staan.

Ik lachte. ‘Ik heb geen idee.’ Dat was trouwens waar. Ik kon me geen Charlotte herinneren. Ze moest een van de vele meisjes zijn die ik had versierd. ‘Waarschijnlijk een serveerster die een oogje op me had en dat bonnetje in mijn zak heeft gestopt toen ik niet keek.’ Ik zei het nonchalant, zonder een spoor van berouw, en zag je aarzelen.

‘Ik hoop niet dat je me ergens van beschuldigt.’ Ik hield je blik vast tot je je ogen neersloeg. Je wist niet wat je moest zeggen. Ik moest er bijna om lachen. Je was zo makkelijk te verslaan.

Ik stond op. Je droeg een hemdje zonder bh eronder. Ik zag je borsten en de vorm van je tepels duidelijk afgetekend onder de stof. ‘Ben je zo de deur uit geweest?’

‘Alleen even naar de supermarkt.’

‘Iedereen kan je tieten zien,’ zei ik. ‘Moeten de mensen denken dat je een slet bent?’

Je hief je handen op naar je borst, maar ik duwde ze weg. ‘Volslagen vreemden mogen ze wel zien, maar ik niet? Je moet kiezen of delen, Jennifer: je bent een sloerie of je bent het niet.’

‘Ik ben geen sloerie,’ zei je bedeesd.

‘Daar lijkt het anders wel op.’ Ik hief mijn hand op en drukte mijn sigaret uit tussen je borsten. Je gilde, maar ik liep de kamer al uit.