22

Je zat aan een hoektafel in het studentencafé toen ik je voor het eerst zag. Jij had geen erg in mij, toen niet, al viel ik wel op, een man in een net pak tussen de studenten. Je was met een groepje vriendinnen en lachte zo hard dat je tranen uit je ogen moest vegen. Ik ging aan de tafel naast die van jullie zitten met mijn koffie en mijn krant en luisterde naar jullie gesprekken, die van de hak op de tak sprongen, zoals meestal bij vrouwen. Uiteindelijk heb ik de krant neergelegd en ben ik gewoon naar je gaan zitten kijken. Het werd me duidelijk dat jullie allemaal studenten beeldende kunst waren en dat jij in je laatste jaar zat. Dat had ik eigenlijk al kunnen afleiden uit de zelfbewuste manier waarop je je gedroeg, hoe je naar vriendinnen aan andere tafeltjes riep en uitbundig lachte zonder je er iets van aan te trekken wat men ervan dacht. Zo kwam ik er ook achter hoe je heette: Jenna. Dat was een beetje teleurstellend. Met je weelderige haar en je bleke huid had je iets prerafaëlitisch en ik had je een klassiekere naam toebedacht: Aurelia, misschien, of Eleanor. Je was zonder twijfel de aantrekkelijkste vrouw van de groep. De anderen waren te luidruchtig, te ordinair. Jullie moesten allemaal ongeveer even oud zijn – vijftien jaar jonger dan ik – maar jij was veel volwassener dan de anderen. Je keek om naar de bar, alsof je iemand zocht en ik glimlachte naar je, maar daar had je geen erg in en even later moest ik ervandoor om mijn lezing te geven.

Ik had een opdracht aangenomen voor zes lezingen, die bedoeld waren om de universiteit meer bij het zakenleven te betrekken. Het was een makkelijk baantje: de helft van de studenten zat te slapen en de rest was attent en slikte alles wat ik over ondernemerschap vertelde voor zoete koek. Niet gek voor iemand die zelf nooit verder was gekomen dan de middelbare school. Het verbaasde me dat er voor een korte cursus Business Studies ook meisjes waren komen opdagen. De blikken die ze met elkaar wisselden toen ik de eerste keer naar de lessenaar liep, ontgingen me uiteraard niet. Ik was een nieuwigheid, ouder dan de studenten, jonger dan het gros van de docenten. Mijn kostuums waren handgemaakt, mijn overhemden pasten me perfect, en aan mijn manchetten flitste zilver. Er zat geen grijs in mijn haar – toen nog niet – en ik had geen buikje te verdoezelen.

Tijdens mijn lezing pauzeerde ik van tijd tot tijd en ik maakte dan oogcontact met een van de meisjes. Elke week koos ik een ander. De meesten bloosden en sloegen met een glimlach hun ogen neer. Ik wachtte dan geamuseerd af welk smoesje ze zou verzinnen om na de lezing achter te blijven en zich naar mijn lessenaar te haasten voordat ik vertrok. Ik ging dan op de rand van de lessenaar zitten, steunend op één hand en licht naar voren gebogen om naar haar te luisteren en het sprankje hoop in haar ogen te zien doven als ze besefte dat ik haar niet mee uit zou vragen. Deze meisjes interesseerden me niet. Niet zoals jij.

De week daarop was je weer in het café, met dezelfde vriendinnen. Toen ik langs jullie tafel liep, keek je me aan en glimlachte je naar me. Geen beleefde glimlach, maar een echte. Je droeg een hardblauw topje, dat de bandjes van een kanten bh vrij liet, en een slobberige combatbroek die laag op je heupen hing. Tussen de twee kledingstukken was een stukje van je gladde huid te zien en ik vroeg me af of je dat besefte en zo ja, waarom het je niet stoorde.

Jullie gesprekken kabbelden van studieopdrachten naar relaties. Jongens, natuurlijk, al hadden jullie het over mannen. Je vriendinnen spraken gedempt, zodat ik moeite had te verstaan wat ze zeiden en ik zette me schrap voor jouw aandeel in deze litanie van onenightstands en achteloos geflirt. Maar ik had jou correct beoordeeld. Het enige wat ik van jou hoorde, waren lachbuien en goedbedoelde steken onder water aan het adres van je vriendinnen. Jij was niet zoals zij.

Ik dacht de hele week aan je. Tijdens het lunchuur wandelde ik over de campus in de hoop je tegen te komen. Ik zag een van je vriendinnen – dat lange meisje met het roodgeverfde haar – en liep een stukje achter haar aan, maar zij ging de bibliotheek binnen en ik kon niet achter haar aan gaan om te zien of ze daar soms met jou had afgesproken.

Op de dag van mijn vierde lezing ging ik extra vroeg en mijn moeite werd beloond, want ik zag jou in je eentje in het café zitten, aan de tafel waaraan je altijd met je vriendinnen zat. Je las een brief en ik zag dat je huilde. Je mascara was uitgelopen, maar dat ­maakte je juist nóg mooier, al zou je dat zelf natuurlijk niet hebben geloofd. Ik liep met mijn koffie naar je tafel.

‘Mag ik erbij komen zitten?’

Je deed de brief in je tas. ‘Ja, natuurlijk.’

‘Wij hebben elkaar hier al eens gezien,’ zei ik. Ik nam tegenover haar plaats.

‘O ja? Sorry, dat kan ik me niet herinneren.’

Ik vond het irritant dat je dat niet meer wist, maar misschien kon je niet helder denken omdat je van streek was.

‘Ik geef hier een aantal lezingen.’ Ik had snel ontdekt dat het indruk maakte als je tot de staf behoorde. Of dat was omdat ze graag iemand hadden die ‘een goed woordje voor hen kon doen’, of dat het ging om het contrast met de mannelijke studenten, die in feite nog maar net de puberteit ontgroeid waren, was me niet helemaal duidelijk, maar ik had er in elk geval succes mee.

‘O ja?’ Je ogen lichtten op. ‘In welk vak?’

‘Business Studies.’

‘O.’ De vonk verdween. Ik vond het teleurstellend dat je zo’n belangrijk onderwerp zo snel verwierp. Met kunst alleen kun je geen gezin onderhouden en een stad geen nieuw leven inblazen.

‘En wat doet u als u geen lezingen geeft?’ vroeg je.

Ik had het me niet moeten aantrekken wat jij dacht, maar opeens had ik er behoefte aan indruk op je te maken. ‘Ik ben eigenaar van een softwarebedrijf,’ zei ik. ‘We leveren aan klanten over de hele wereld.’ Ik zei niets over Doug, die zestig procent van het bedrijf in zijn bezit had, en ik specificeerde evenmin dat ‘over de hele wereld’ momenteel wilde zeggen ‘in Ierland’. Het bedrijf groeide – ik vertelde jou niets meer of minder dan ik de bankmanager had verteld toen we een lening hadden aangevraagd.

Ik begon snel over iets anders. ‘Je zit in je laatste jaar, nietwaar?’

Je knikte. ‘Ik studeer dit jaar af in –’

Ik hief mijn hand op. ‘Niet verklappen. Laat me ernaar raden.’

Je lachte, speelde mee, en ik nam de tijd, deed alsof ik nadacht, terwijl mijn blik over je gestreepte lycrajurkje dwaalde en over het sjaaltje dat je om je haar had gebonden. Je was toen molliger; de stof spande om je volle borsten en de contouren van je tepels waren duidelijk te zien. Ik vroeg me af of ze donker of bleek waren.

‘Beeldende kunst,’ zei ik uiteindelijk.

‘Dat klopt!’ zei je verbaasd. ‘Hoe weet u dat?’

‘Je ziet eruit als een beeldhouwster,’ zei ik, alsof dat duidelijk was.

Je zei niets maar er verschenen blosjes op je wangen en je glimlachte.

‘Ian Petersen.’ Ik stak je mijn hand toe. Je huid was koel en ik hield je hand iets langer vast dan nodig was.

‘Jenna Gray.’

‘Jenna,’ herhaalde ik. ‘Wat een aparte naam. Is het ergens een afkorting van?’

‘Jennifer, maar zo noemt niemand me.’ Je lachte zorgeloos. De laatste sporen van je tranen waren verdwenen en daarmee de kwetsbaarheid die ik zo aantrekkelijk vond.

‘Ik zag dat je daarnet een beetje van streek was.’ Ik wees naar de brief in je open tas. ‘Heb je slecht nieuws ontvangen?’

Je keek meteen weer somber. ‘Een brief van mijn vader.’

Ik zei niets, hield alleen mijn hoofd iets schuin en wachtte. Vrouwen hadden zelden een aansporing nodig om over hun problemen te praten en jij was geen uitzondering.

‘Hij is bij ons weggegaan toen ik vijftien was en ik heb hem sindsdien niet meer gezien. Een paar weken geleden ben ik achter zijn nieuwe adres gekomen en heb ik hem geschreven, maar hij wil geen contact. Hij zegt dat hij een nieuw gezin heeft en dat we “een streep onder het verleden moeten zetten”.’ Je gaf met je vingers dubbele aanhalingstekens aan en trok een sarcastisch gezicht waarmee je je bitterheid echter niet kon verbergen.

‘Wat vreselijk,’ zei ik. ‘Ik kan me niet voorstellen dat iemand jou nooit meer zou willen zien.’

Het sarcasme verdween op slag en je bloosde. ‘Nou, jammer voor hem,’ zei je, maar je schoot weer vol en sloeg je ogen neer.

Ik leunde naar voren. ‘Wil je soms een kopje koffie?’

‘Graag.’

Toen ik terugkwam, was er een groepje vrienden bij je komen zitten. Ik herkende twee van de meisjes, maar er was nog een derde bij en een jongen met gepiercete oren en lang haar. Ze hadden alle stoelen in beslag genomen, zodat ik er een bij een andere tafel vandaan moest halen. Ik zette het kopje koffie voor je neer en verwachtte dat je tegen de anderen zou zeggen dat we midden in een gesprek waren, maar je bedankte me alleen en stelde je vrienden aan me voor. Ik deed geen moeite hun namen te onthouden.

Een van je vrienden vroeg me iets, maar ik kon mijn ogen niet van jou afhouden. Je sprak met de langharige jongen heel ernstig over een eindejaarsproject. Toen je haar langs je gezicht viel, streek je het ongeduldig achter je oor. Je voelde blijkbaar dat ik naar je keek, want je draaide je naar me toe en glimlachte verontschuldigend. Ik vergaf je het onbeleefde gedrag van je vrienden meteen.

Mijn koffie werd koud. Ik wilde niet als eerste weggaan en de anderen de gelegenheid geven over me te praten, maar ik had nog maar een paar minuten voordat ik aan mijn lezing moest beginnen. Ik stond op en wachtte tot je het merkte.

‘Bedankt voor de koffie.’

Ik wilde vragen of we nog een keer een kopje koffie konden drinken, maar dat kon ik moeilijk doen waar je vrienden bij waren.

‘Misschien zie ik je volgende week,’ zei ik, alsof het me absoluut niets uitmaakte. Maar jij praatte alweer met de anderen en ik vertrok met het geluid van jouw lach in mijn oren.

Die lach weerhield me ervan de week daarop terug te gaan en toen we elkaar veertien dagen later weer zagen, zag ik aan de opluchting op je gezicht dat ik er goed aan had gedaan weg te blijven. Ik vroeg nu niet of ik bij je mocht komen zitten, maar liep gewoon met twee kopjes koffie naar de tafel; de jouwe zwart met één ­schepje suiker.

‘Je hebt onthouden hoe ik mijn koffie drink.’

Ik haalde mijn schouders op, alsof het niets te betekenen had, al had ik dit op de dag dat we elkaar hadden ontmoet, meteen in mijn agenda genoteerd, zoals ik met alles doe.

Ditmaal stelde ik je met opzet veel vragen over jezelf en zag je ontvouwen als een boomblad dat naar water had gedorst. Je liet me je schetsboek zien. Ik bladerde door pagina’s adequate maar weinig originele tekeningen en zei dat ik je werk uitzonderlijk goed vond. Toen je vrienden kwamen, wilde ik opstaan om nog wat stoelen te pakken, maar je zei tegen hen dat je niet vrij was en hen later zou treffen. Op dat moment verdwenen alle zorgen die ik had gehad en hield ik je blik vast tot je blozend je ogen neersloeg.

‘Volgende week ben ik er niet,’ zei ik. ‘Vandaag geef ik mijn laatste lezing.’

De teleurstelling op je gezicht was vertederend.

Je deed je mond open om iets te zeggen, maar veranderde van gedachten. Ik wachtte, genietend van de voorpret. Ik had je mee uit kunnen vragen, maar wilde dat het initiatief van jou zou komen.

‘We zouden vanavond iets kunnen gaan drinken,’ zei je.

Ik nam de tijd voor mijn antwoord, alsof ik hier helemaal niet op had gerekend. ‘Of een hapje kunnen gaan eten,’ zei ik toen. ‘Er is onlangs een Frans restaurant geopend. Zullen we dat in het weekend eens uitproberen?’

Je onbevangen glimlach was een genot. Ik dacht aan Marie, die overal zo kil en onverschillig tegenover stond, een hekel had aan verrassingen en nergens meer van kon genieten. Ik had dat tot nu toe niet in verband gebracht met haar leeftijd, maar toen ik zag hoe kinderlijk blij jij keek bij het vooruitzicht te gaan dineren in een chic restaurant, wist ik dat ik de juiste beslissing had genomen toen ik op zoek was gegaan naar een jongere vrouw. Naar iemand die niet zo blasé was. Niet dat ik jou als een onschuldig lam ­beschouwde, maar je was nog niet cynisch en wantrouwig.

Ik haalde je op bij het studentenhuis waar je woonde, negeerde de belangstellende blikken van de meisjes die langsliepen en was blij toen ik zag dat je een elegant zwart jurkje had aangetrokken met zwarte nylons die je lange benen nog langer maakten. Toen ik het portier voor je openhield, keek je verrast.

‘Dit is iets waar ik makkelijk aan zou kunnen wennen.’

‘Je ziet er heel mooi uit, Jennifer,’ zei ik. Ze lachte.

‘Niemand noemt me ooit Jennifer.’

‘Vind je het vervelend?’

‘Nee. Het klinkt alleen vreemd.’

Het restaurant verdiende de lovende kritiek die ik had gelezen niet, maar jij leek het niet erg te vinden. Je bestelde gesauteerde aard­appelen bij je kip en ik maakte een opmerking over je keuze. ‘Je ziet niet vaak een vrouw die niet bang is om dik te worden.’ Ik glimlachte om je duidelijk te maken dat het luchtig bedoeld was.

‘Ik doe niet aan de lijn,’ zei je. ‘Het leven is te kort.’ Maar ofschoon je de roomsaus at die bij de kip werd geserveerd, liet je de aardappelen liggen. Toen de kelner het dessertmenu kwam brengen, gaf ik aan dat we geen dessert namen.

‘Alleen koffie, graag.’ Ik zag je teleurgesteld kijken, maar je had echt geen behoefte aan vet gebak. ‘Wat ga je doen als je bent afgestudeerd?’ vroeg ik.

Je zuchtte. ‘Ik weet het niet. Ik hoop ooit een galerie te openen, maar voorlopig zal ik een baantje moeten zoeken.’

‘In de kunst?’

‘Als dat zou kunnen! Ik ben in wezen beeldhouwer en hoop mijn werk te kunnen verkopen, maar om mijn hoofd boven water te kunnen houden, zal ik ergens moeten gaan werken – in een café, misschien, of zelfs als vakkenvuller. Ik vrees dat ik ook weer bij mijn moeder zal moeten gaan wonen.’

‘Kun je goed met haar overweg?’

Je trok op een kinderlijke manier je neus op. ‘Niet bepaald. Mijn zus wel, maar mijn moeder en ik zitten niet op dezelfde golflengte. Het is haar schuld dat mijn vader is vertrokken zonder afscheid te nemen.’

Ik schonk onze glazen bij. ‘Wat heeft ze gedaan?’

‘Ze heeft hem het huis uit gezet. Ze zei dat het haar speet, maar dat zij ook maar één leven had en niet langer zo kon doorgaan. Verder weigerde ze erover te praten. Ik vind dat ongelooflijk egoïstisch.’

Ik zag het verdriet in je ogen en pakte je hand.

‘Ben je van plan je vader nog een brief te schrijven?’

Je schudde fel je hoofd. ‘Hij heeft me in niet mis te verstane bewoordingen geschreven dat ik hem met rust moet laten. Ik weet niet wat mijn moeder precies heeft gedaan, maar blijkbaar was het zo erg dat hij ons nooit meer wil zien.’

Ik verstrengelde mijn vingers met de jouwe en streelde met mijn duim de gladde huid tussen je duim en wijsvinger. ‘Helaas kunnen we onze ouders niet kiezen,’ zei ik.

‘Heb jij een goede band met je ouders?’

‘Ze leven niet meer.’ Ik had die leugen al zo vaak verteld, dat ik het zelf bijna was gaan geloven. Misschien was het zelfs waar – ik had geen idee. Ik had hen nooit een adres gestuurd nadat ik het huis uit was gegaan en dacht niet dat mijn vertrek hun ook maar één slapeloze nacht had bezorgd.

‘Dat spijt me.’

Je ogen glansden van medeleven.

Ik voelde iets roeren in mijn kruis en sloeg mijn ogen neer. ‘Het is al een tijd geleden.’

‘Dan hebben we dus iets gemeen,’ zei je. Je schonk me een dapper glimlachje, dat liet zien dat je dacht dat je me begreep. ‘We missen allebei onze vader.’

Het was niet duidelijk of je dubbelzinnigheid opzettelijk was – je had het in beide opzichten bij het verkeerde eind – maar ik liet je in de waan dat je wist hoe ik in elkaar zat. ‘Vergeet hem, Jennifer,’ zei ik. ‘Je verdient het niet zo te worden behandeld. Je bent zonder hem beter af.’

Je knikte, maar ik zag aan je gezicht dat je het daar niet mee eens was. Toen in elk geval niet.

Je verwachtte dat ik met je mee naar huis zou gaan, maar ik had geen zin om een uur in een studentenhuis te zitten en goedkope koffie te drinken uit een geschilferde mok. Ik had je graag meegenomen naar mijn eigen flat, maar Maries spullen lagen daar nog en ik wist dat je dat onkies zou vinden. Bovendien was het ditmaal anders. Ik wilde geen vluggertje. Ik wilde jou.

Ik liep met je mee tot aan de voordeur.

‘Ridderlijkheid bestaat dus nog,’ grapte je.

Ik maakte een lichte buiging en toen je lachte, was ik belachelijk blij dat ik je gelukkig had gemaakt.

‘Ik ben nog nooit met een echte heer uit geweest.’

‘Dan moeten we dit vaker doen,’ zei ik. Ik pakte je hand en bracht hem naar mijn lippen.

Je bloosde, beet op je lip en hief je kin een fractie op, gereed voor mijn kus.

‘Slaap lekker,’ zei ik. Ik draaide me om en liep terug naar mijn auto zonder om te kijken. Je wilde me, dat was duidelijk, maar je verlangen was nog niet groot genoeg.