23
Ray begreep niets van Jenna Gray’s emotieloze gedrag. Geen verontwaardigde uitbarsting, geen felle ontkenning, geen blijk van spijt. Hij hield haar nauwlettend in de gaten toen Kate haar arresteerde, maar het enige wat hij zag, was een vleugje van iets wat nog het meest op opluchting leek. Hij voelde zich heel eigenaardig, alsof zijn voeten de vloer niet meer raakten. Na een speurtocht van meer dan een jaar naar de automobilist die Jacob had doodgereden, was Jenna Gray niet wat hij had verwacht.
Ze was eerder aantrekkelijk dan mooi. Haar neus was smal, maar iets te lang, en ze had een bleke huid bedekt met sproeten die hier en daar zo dicht op elkaar zaten dat ze vlekjes vormden. Haar groene ogen stonden een beetje schuin, waardoor ze iets katachtigs had, en haar kastanjebruine haar hing tot over haar schouders. Ze had zich niet opgemaakt en vanwege haar dikke kleding was er weinig van haar figuur te zien, maar haar smalle polsen en tengere hals duidden op een slank postuur.
Jenna vroeg of ze haar een paar ogenblikken de tijd wilden geven om haar spullen bij elkaar te pakken. ‘En ik heb iemand op bezoek. Ik moet dit aan hem uitleggen. Mag ik dat onder vier ogen doen?’ Ze sprak zo zacht dat Ray zich naar voren moest buigen om haar te verstaan.
‘Nee, sorry, dat kan niet,’ zei hij. ‘Dan moeten we met u mee naar binnen.’
Ze beet op haar lip en deed toen een stap opzij zodat Ray en Kate naar binnen konden gaan. In de keuken stond een man met een glas wijn in zijn hand. Alle emotie die bij Jenna ontbrak, was op zijn gezicht af te lezen.
Het huisje was zo klein dat het niet verwonderlijk was dat hij had kunnen horen wat er was gezegd, merkte Ray, toen hij binnen om zich heen keek. Op de schouw lag een rijtje met zorg geschikte stenen stoffig te worden. Voor de open haard lag een donkerrood vloerkleed vol kleine brandgaatjes. De bank was bedekt met een kleurige patchworkdeken, alsof de vrouw een poging had gedaan het interieur wat kleur en fleur te geven, maar er brandde alleen een schemerlamp en het plafond was zo laag dat Ray zich moest bukken om zijn hoofd niet te stoten tegen de balk tussen de zithoek en de keuken. Waarom zou iemand hier in godsnaam willen wonen? Niet alleen stond het huisje kilometers ver van de bewoonde wereld, het was er ook erg koud, ondanks het vuur in de open haard. Hij vroeg zich af waarom ze deze plek had gekozen. Had ze gedacht dat ze zich hier beter schuil kon houden dan elders?
‘Dit is Patrick Mathews,’ zei Jenna, alsof het een sociale aangelegenheid was, maar toen ging ze tussen hen in staan, met haar rug naar hen toe, waardoor Ray het gevoel kreeg een indringer te zijn.
‘Ik moet met deze politiemensen mee.’ Ze zei het afgemeten en toonloos. ‘Er is vorig jaar iets afschuwelijks gebeurd en dat moet ik gaan rechtzetten.’
‘Hoe bedoel je? Waar gaan jullie naartoe?’
Hij had ofwel geen idee wat ze had gedaan of hij kon erg goed liegen, dacht Ray. ‘We nemen haar mee naar Bristol,’ zei hij. Hij gaf Patrick zijn visitekaartje. ‘Daar zal ze worden ondervraagd.’
‘Kan het niet tot morgen wachten? Ik kan haar morgenochtend een lift geven naar Swansea.’
‘Nee, meneer Mathews,’ zei Ray ongeduldig. Ze hadden drie uur over de rit naar Penfach gedaan en een uur naar Blaen Cedi gezocht. ‘Ruim een jaar geleden is een vijfjarig jongetje doodgereden door iemand die niet is gestopt. Dit kan dus echt niet tot morgen wachten.’
‘Maar wat heeft dat met Jenna te maken?’
Doodse stilte. Patrick, die naar Ray had staan staren, keek nu naar Jenna. Langzaam schudde hij zijn hoofd. ‘Nee. Er moet een vergissing in het spel zijn. Jij rijdt niet eens.’
Ze keek hem aan. ‘Het is geen vergissing.’
Er gleed een huivering over Ray’s rug toen hij hoorde hoe kil haar stem klonk. Al die maanden had hij zich afgevraagd wie er zo hardvochtig kon zijn om een zwaargewond kind in de steek te laten. Nu hij oog in oog met die persoon stond, viel het niet mee om zijn zelfbeheersing te bewaren. Hij wist dat hij niet de enige was, maar dat zijn hele team er moeite mee zou hebben. Net zo veel moeite als ze hadden om beleefd te blijven tegen zedendelinquenten en mensen die kinderen misbruikten. Hij keek naar Kate en zag dat zij precies hetzelfde voelde. Hoe eerder ze terug zouden zijn in Bristol, hoe beter.
‘We moeten gaan,’ zei hij tegen Jenna. ‘Zodra u officieel in hechtenis bent genomen, wordt u verhoord en krijgt u de gelegenheid ons te vertellen wat er is gebeurd. Tot dan mogen we niet over de zaak praten. Is dat duidelijk?’
‘Ja.’ Jenna pakte een kleine rugtas die over de rugleuning van een stoel hing. Ze keek Patrick aan. ‘Zou jij voorlopig voor Beau kunnen zorgen? Ik zal proberen te bellen zodra ik weet wat er gaat gebeuren.’
Hij knikte zwijgend. Ray vroeg zich af wat hij dacht. Hoe het voelde als je te horen kreeg dat iemand die je dacht te kennen je had voorgelogen.
Ray deed Jenna handboeien om en controleerde of ze niet te strak zaten. Ook nu bespeurde hij geen greintje emotie. Hij ving een glimp op van een litteken in haar handpalm, maar ze sloot snel haar hand.
‘De auto staat vrij ver weg,’ zei hij. ‘We konden niet verder komen dan de camping.’
‘Dat klopt,’ zei Jenna. ‘De weg eindigt een paar honderd meter hiervandaan.’
‘Is het maar een paar honderd meter?’ vroeg Ray. Het had verder geleken toen hij en Kate naar het huisje hadden gezocht. Hij had in de kofferruimte van de auto een zaklantaarn gevonden, maar de batterijen waren bijna leeg, zodat hij er om de paar stappen mee had moeten schudden.
‘Bel me,’ zei Patrick toen ze Jenna naar buiten leidden. ‘En neem een advocaat!’ riep hij hen na, maar de duisternis slokte zijn woorden op. Ze gaf geen antwoord.
Ze vormden een eigenaardig trio toen ze in het donker naar de camping liepen. Ray was blij dat Jenna niet moeilijk deed. Ze was misschien tenger, maar ze was net zo lang als Ray en kende hier de weg. Ray was zijn gevoel voor richting helemaal kwijt en kon niet inschatten hoe dicht ze bij de rand van de klip waren. Af en toe klonk het beuken van de golven tegen de rotswand zo luid dat hij half verwachtte dat het schuim hem om de oren zou vliegen. Hij was dan ook blij toen ze zonder ongelukken de camping bereikten. Jenna stapte zwijgend in de auto toen hij het achterportier openhield.
Hij liep met Kate een stukje bij de auto vandaan om onder vier ogen met haar te kunnen praten.
‘Zou ze ze wel alle vijf op een rijtje hebben?’ vroeg Kate. ‘Ze heeft amper een woord gezegd.’
‘Misschien verkeert ze in shock.’
‘Ze had natuurlijk gedacht dat ze de dans was ontsprongen, na al die tijd. Hoe kan iemand zo harteloos zijn?’ vroeg Kate zich hoofdschuddend af.
‘Laten we even afwachten wat ze te zeggen heeft, voordat we haar veroordelen,’ zei Ray. Na alle opwinding over de identificatie van de bestuurder was de arrestatie een enorme anticlimax.
‘Je weet dat ook mooie vrouwen moordenaressen kunnen zijn?’ vroeg Kate. Ze spotte met hem, maar voordat hij een spits antwoord kon verzinnen, griste ze de autosleutels uit zijn hand en liep ze met grote stappen naar de auto.
Vanwege de files op de M4 deden ze erg lang over de terugrit naar Bristol. Ray en Kate praatten zachtjes over neutrale onderwerpen: het gekonkel onder collega’s; de nieuwe auto’s; de aankondigingen in Weekly Orders. Ray dacht dat Jenna in slaap was gevallen, maar toen ze Newport naderden, hoorde hij haar opeens vragen: ‘Hoe hebt u mij gevonden?’
‘Dat was niet erg moeilijk,’ zei Kate toen Ray geen antwoord gaf. ‘U hebt een breedbandaccount op uw naam. We hebben bij uw huisbaas geverifieerd of we het juiste adres hadden. Hij was erg behulpzaam.’
Ray keek achterom om te zien hoe Jenna daarop reageerde, maar ze zat met afgewend gezicht naar de verkeersdrukte te staren. Het enige teken dat ze allesbehalve ontspannen was, was dat ze haar handen tot vuisten gebald hield.
‘Het kan niet makkelijk zijn,’ ging Kate door, ‘om te moeten leven met wat u hebt gedaan.’
‘Kate,’ zei Ray waarschuwend.
‘Al is het voor Jacobs moeder natuurlijk nog veel moeilijker –’
‘Kate,’ zei Ray. ‘Bewaar het voor het verhoor.’ Hij keek haar verwijtend aan, maar ze keek uitdagend terug. Het zou een lange nacht worden.