33
Het huis aan Beaufort Crescent was een stuk groter dan het oude huis. Omdat ik geen hypotheek kon krijgen voor de hele koopsom, sloot ik een lening af. De maandelijkse afbetalingen waren pittig, maar het was het waard. Achter het huis was een langgerekte tuin waar ik jouw atelier zou bouwen. Ik zag je ogen stralen toen we het terrein opmaten.
‘Dit is perfect,’ zei je. ‘Een atelier aan huis.’
Ik nam vakantiedagen op en begon met bouwen zodra we waren verhuisd. Jij sloofde je uit om iets terug te doen. Je bracht me mokken geurige thee en riep me naar binnen voor soep met zelfgebakken brood. Ik wilde niet dat er een eind aan zou komen en ging stiekem langzamer werken. In plaats van om negen uur te beginnen, begon ik om tien uur. Ik nam steeds langere lunchpauzes en zat ’s middags in de lege schuur te niksen tot je me binnenriep.
‘Het is te donker om nog te werken, schat,’ zei je dan. ‘En wat heb je een koude handen! Kom gauw binnen, dan zorg ik er wel voor dat je weer warm wordt.’ Je kuste me en zei hoe blij je was dat je je eigen werkruimte kreeg; dat er nog nooit iemand zo goed voor je had gezorgd; dat je van me hield.
Ik ging weer naar kantoor en beloofde in het weekend het atelier voor je in te richten. Maar toen ik ’s avonds thuiskwam, had je al een oude tafel de schuur in gesleept en daarop je gereedschap en chemicaliën uitgestald. De nieuwe oven stond in de hoek en je pottenbakkerswiel in het midden van de ruimte. Je zat op een krukje aan het wiel, geconcentreerd bezig met de klei die tussen je handen draaide. Ik keek door het raam naar je en zag hoe de klei door minieme bewegingen van je vingers van vorm veranderde. Ik hoopte dat je mijn aanwezigheid zou aanvoelen, maar je keek niet op. Ik ging naar binnen.
‘En? Hoe vind je het?’
Je keek nog steeds niet naar me.
‘Geweldig. Ik heb het zo naar mijn zin.’ Je nam je voet van het schopwiel. De draaischijf kwam langzaam tot stilstand. ‘Ik ga me gauw omkleden en het eten opzetten.’ Je gaf me een kusje op mijn wang en paste ervoor op je handen bij mijn kostuum vandaan te houden.
Ik bleef nog een poosje in het atelier staan. Ik keek naar de wanden waartegen rijen planken hadden moeten komen; naar de hoek waar ik een bureau voor je had willen bouwen. Ik deed een stap naar voren en zette mijn voet op het wiel van de schopstoel. De schijf kwam met een schokje in beweging. Hij draaide één keer in de rondte en zonder jouw leidende handen zakte de vaas meteen scheef.
Daarna had ik het gevoel dat ik je nooit meer zag. Je zette een kacheltje in het atelier zodat je daar langer kon blijven werken en zelfs in het weekend zag ik je voor dag en dauw een met klei besmeurde overall aantrekken om naar het atelier te gaan. De planken heb ik uiteindelijk voor je aangebracht, maar het bureau dat ik in gedachten had, heb ik nooit gebouwd en de krakkemikkige tafel die je er had neergezet, irriteerde me mateloos.
We woonden er ongeveer een jaar toen ik voor mijn werk naar Parijs moest. Doug had contact met een firma waarvan we hoopten dat het een nieuwe vaste klant zou worden en we wilden een goede indruk maken zodat ze een grote bestelling zouden doen. Het ging niet zo goed met ons bedrijf en de dividenden waren kleiner en minder frequent dan ik had gehoopt. Ik had een creditcard aangeschaft, zodat ik je nog steeds mee uit eten kon nemen en bloemen voor je kon kopen, maar het werd steeds moeilijker om niet in het rood te komen staan. Met de Franse klant hoopten we het bedrijf weer vlot te trekken.
‘Mag ik mee?’ vroeg je. Het was de eerste en enige keer dat je belangstelling toonde voor mijn werk. ‘Ik ben dol op Parijs!’
Ik had gezien hoe verlekkerd Doug had gekeken toen ik Marie had meegenomen naar een feestje op kantoor en de manier waarop zij daarop had gereageerd. Ik was niet van plan die fout nogmaals te maken.
‘Ik zal non-stop moeten werken; je zult niets aan me hebben. Laten we een keer met ons tweetjes gaan als ik het niet zo druk heb. Bovendien moet jij die vazen maken.’
Je had wekenlang in de cadeauwinkels en galerieën van de stad geleurd met monsters van je werk. Tot nu toe had het slechts twee opdrachten voor een dozijn vazen opgeleverd, maar je gedroeg je alsof je de loterij had gewonnen en besteedde aan de vazen meer tijd dan ooit tevoren.
‘Hoe langer je erover doet, hoe lager je uurloon,’ legde ik je uit, maar mijn commerciële knowhow was aan jou niet besteed. Je besteedde evengoed uren aan het schilderen en glazuren.
Ik belde je zodra ik in Parijs was geland en voelde een steek van heimwee toen ik je stem hoorde. Doug ging met de klant uit dineren, maar ik zei dat ik migraine had en bleef in mijn kamer, waar ik met lange tanden de biefstuk at die ik via roomservice had besteld en er spijt van kreeg dat ik je niet had meegenomen. Het strak opgemaakte bed was veel te groot en zag er onaantrekkelijk uit. Om elf uur ging ik naar de bar van het hotel. Ik bestelde een whisky, bleef aan de bar zitten en bestelde er nog een voordat ik de eerste ophad. Ik stuurde je een sms, maar je antwoordde niet. Je zat zeker weer in je atelier.
In de bar zat een vrouw aan een tafeltje. Ze was zakelijk gekleed in een grijs mantelpakje met een krijtstreep en zwarte pumps. Op de stoel naast haar lag een geopend attachékoffertje. Ze was verdiept in haar werk en toen ze opkeek en me zag kijken, glimlachte ze quasizielig. Ik glimlachte terug.
‘U bent een Engelsman,’ zei ze.
‘Is het me aan te zien?’
Ze lachte. ‘Als je zo veel reist als ik, leer je vanzelf bepaalde dingen herkennen.’ Ze pakte de paperassen bij elkaar, legde ze in het koffertje en deed het met een ferme klik dicht. ‘Genoeg voor vandaag.’
Ze maakte geen aanstalten te vertrekken.
‘Mag ik u een glaasje aanbieden?’ vroeg ik.
‘Heel graag.’
Ik had het niet gepland, maar het was precies wat ik nodig had. Ik vroeg haar pas hoe ze heette toen ze de volgende ochtend met een handdoek om zich heen gewikkeld uit de badkamer kwam.
‘Emma,’ zei ze. Ze vroeg niet naar mijn naam en ik vroeg me af hoe vaak ze dit deed, in anonieme hotelkamers in anonieme steden.
Toen ze weg was, belde ik jou. Je vertelde me hoe jouw dag was verlopen: dat de eigenaar van de cadeauwinkel heel tevreden was over de vazen en dat je nu al naar mijn terugkeer uitkeek. Dat je me miste en dat je het naar vond als ik er niet was. De geruststelling deed me goed en gaf me weer een veilig gevoel.
‘Ik hou van je,’ zei ik. Ik wist dat je er behoefte aan had dit van me te horen: dat alles wat ik voor je deed en hoe goed ik voor je zorgde, niet voldoende was. Ik hoorde je zachtjes zuchten.
‘Ik ook van jou.’
Doug had de klant tijdens het diner flink bewerkt en uit de grapjes tijdens onze bespreking de volgende ochtend werd me duidelijk dat ze naar een stripteasetent waren geweest. Die middag sloten we de deal en belde Doug de bank om door te geven dat we weer solvabel waren.
Ik verzocht de receptionist van het hotel een taxi voor me te bestellen. ‘Waar zijn de beste juwelierszaken?’ vroeg ik.
Hij glimlachte op een samenzweerderige manier die me irriteerde. ‘Iets voor de dame, meneer?’
Ik negeerde dat. ‘Waar moet ik zijn?’
Zijn glimlach bevroor. ‘Faubourg Saint-Honoré, monsieur.’ Hij deed beleefd terwijl ik op de taxi wachtte, maar zijn aanmatigende gedrag kostte hem een fooitje en ik had er de hele taxirit voor nodig om de ergernis van me af te zetten.
Ik liep alle winkels aan Faubourg Saint-Honoré af en koos uiteindelijk een kleine juwelierszaak met de weinig inspirerende naam Michel, waar diamanten flonkerden op zwart fluweel. Ik wilde op mijn gemak iets kiezen, maar het neutraal geklede personeel bleef om me heen hangen met vragen, adviezen en suggesties, waardoor ik me niet kon concentreren. Uiteindelijk koos ik de grootste: een ring die je onmogelijk kon weigeren. Een gladde platina ring met een witte prinsessendiamant. Ik gaf de verkoper mijn creditcard en zei tegen mezelf dat je het waard was.
De volgende ochtend vloog ik terug naar huis. Het leren doosje brandde in mijn zak. Ik was van plan geweest die avond met je uit eten te gaan, maar toen ik thuiskwam en je op me af vloog en je tegen me aan drukte, was ik niet in staat te wachten.
‘Trouw met me.’
Je begon te lachen, maar toen je zag hoe ernstig ik keek, sloeg je je hand voor je mond.
‘Ik hou van je,’ zei ik. ‘Ik kan zonder jou niet leven.’
Je zei niets en ik begon de moed te verliezen. Dit verliep niet volgens plan. Ik had gedacht dat je me om de hals zou vliegen, me zou kussen, misschien zou gaan huilen, maar vooral dat je ja zou zeggen. Ik haalde het juweliersdoosje uit mijn zak en drukte het in je hand. ‘Ik meen het, Jennifer. Ik wil dat je de mijne wordt, voor altijd. Zeg dat je mijn vrouw wilt worden, zeg alsjeblieft ja.’
Je schudde heel zwakjes je hoofd, maar maakte het doosje open. Je mond viel open. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen.’
‘Zeg ja.’
Je aarzelde zo lang dat ik echt bang werd dat je zou weigeren. Maar toen zei je ja.