5

‘Heb je tijd om over de aanrijding in Fishponds te praten?’ Stumpy stak zijn hoofd om de hoek van Ray’s deur. Kate stond achter hem.

Ray keek op. In de loop van de afgelopen drie maanden was deze zaak door nieuwe misdrijven steeds verder naar de achtergrond verdrongen. Ray nam de zaak nog steeds tweemaal per week door met Stumpy en zijn team, maar er kwamen al geruime tijd geen telefoontjes meer binnen en er was al weken geen nieuwe informatie aan het dossier toegevoegd.

‘Natuurlijk.’

Ze kwamen binnen en gingen zitten. Stumpy kwam meteen ter zake. ‘We kunnen Jacobs moeder niet vinden.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Haar telefoon doet het niet en het huis staat leeg. Ze is ­verdwenen.’

Ray keek van Stumpy naar Kate, die erg verlegen leek met de situatie. ‘Vertel me alsjeblieft dat jullie een grapje maken.’

‘Als het een grap is, hebben wij de clou niet begrepen,’ zei Kate.

‘Ze is onze enige getuige,’ riep Ray uit. ‘De moeder van het slachtoffer. Hoe is het mogelijk dat jullie niet weten waar ze is?’

Toen hij zag dat Kate een kleur kreeg, nam hij wat gas terug.

‘Wat is er precies gebeurd?’

Kate keek naar Stumpy, die met een knikje aangaf dat zij mocht beginnen. ‘Na de persconferentie hadden we weinig contact meer met haar. Ze had een verklaring afgelegd en antwoord gegeven op al onze vragen, dus hebben we haar overgedragen aan iemand van Slachtofferhulp.’

‘Wie van Slachtofferhulp?’ vroeg Ray.

‘Diana Heath,’ zei Kate en ze voegde eraan toe: ‘Van bureau Roads.’

Ray maakte een aantekening in zijn logboek. Kate ging door.

‘Een paar dagen geleden is Diana naar het adres gegaan omdat ze wilde gaan vragen hoe het met Jacobs moeder was en toen bleek dat die er niet meer was. Dat ze was verdwenen.’

‘Wat zeggen de buren?’

‘Niet veel,’ zei Kate. ‘Ze had weinig contact met hen, heeft bij niemand haar nieuwe adres achtergelaten en niemand heeft haar zien vertrekken. Het is alsof ze in het niets is opgelost.’

Ze wierp een zijdelingse blik op Stumpy. Ray vernauwde achterdochtig zijn ogen. ‘Wat nog meer?’

Stumpy nam het van Kate over.

‘Op een plaatselijk internetforum schijnt zware kritiek te zijn geuit. Mensen die probeerden de gemoederen te verhitten door te zeggen dat ze ongeschikt was als moeder en dat soort dingen.’

‘Laster?’

‘Mogelijk. De berichten zijn inmiddels gewist, maar ik heb ICT verzocht te proberen ze boven water te halen. Maar dit is nog niet alles. Naar verluidt zijn de patrouilleagenten die onmiddellijk na het ongeluk met haar hebben gesproken, niet al te kies te werk gegaan. Het is mogelijk dat Jacobs moeder de indruk heeft gekregen dat de politie vond dat het haar schuld was en dat er daarom was besloten dat we niet al te veel moeite hoefden te doen om de bestuurder van de auto op te sporen.’

‘O god.’ Ray kreunde. Hij vroeg zich af of hij er nog op kon hopen dat dit de commissaris niet ter ore was gekomen. ‘Heeft ze indertijd aangegeven dat ze boos was over het gedrag van de politie?’

‘Wij wisten nergens van tot Diana het ons vertelde,’ zei Stumpy.

‘Ga informeren op de school,’ zei Ray. ‘Iemand moet contact met haar hebben. En doe navraag bij de huisartsen. Er zijn er vast niet zo veel in haar wijk en ze moet ergens ingeschreven hebben gestaan. Vraag of ze haar dossier naar haar nieuwe huisarts hebben gestuurd.’

‘Oké.’

‘En zorg er alsjeblieft voor dat ze bij de Post niet te horen krijgen dat we haar kwijt zijn.’ Hij glimlachte wrang. ‘Suzy French zou gehakt van ons maken.’

Bij de anderen kon er geen glimlachje af.

‘Is er, afgezien van het feit dat onze enige getuige nu ook al onvindbaar is, nog iets wat ik moet weten?’ vroeg Ray.

‘Navraag bij de grensovergangen heeft niets opgeleverd,’ zei Kate. ‘Er waren die avond een paar gestolen auto’s in ons district, maar geen daarvan was op de plaats delict. Ik heb de lijst doorgenomen van alle voertuigen die op de bewuste avond zijn geflitst en heb bij alle garages in Bristol navraag gedaan. Niemand heeft iets verdachts gezien. En mocht dat wél zo zijn, dan doen ze hun mond niet open.’

‘Hoever zijn Brian en Pat met de camarabeelden?’

‘Ze hebben zo onderhand vierkante ogen,’ zei Stumpy. ‘Met die van de gemeente zijn ze klaar en nu zijn ze die van de tankstations aan het bekijken. Eén auto komt op drie verschillende opnames voor. Een paar minuten na de aanrijding verliet hij Enfield Avenue, waarna hij een paar gevaarlijke inhaalpogingen deed en uit het zicht verdween. Ze proberen uit te zoeken wat voor merk het is, al is het niet zeker of dit de auto is die we zoeken.’

‘Oké, bedankt voor de update.’ Ray keek op zijn horloge om te verbergen hoe teleurstellend hij het vond dat ze alweer geen stap verder waren gekomen. ‘Gaan jullie maar vast naar de pub. Ik moet de baas even bellen en dan kom ik ook.’

‘Oké,’ zei Stumpy, die nooit een aanmoediging nodig had om een biertje te gaan drinken. ‘Kate?’

‘Waarom niet?’ zei ze. ‘Als jij trakteert.’

Pas een uur later liep Ray de Nag’s Head binnen. Tegen die tijd zaten de anderen al aan hun tweede glas. Ray was jaloers op hun vermogen om het werk van zich af te zetten. Hij voelde zich knap beroerd na het gesprek met de hoofdinspecteur. Niet dat die zich onaangenaam had gedragen, maar het teken aan de wand was duidelijk: achter dit onderzoek zou binnenkort een punt moeten worden gezet. In de pub was het aangenaam warm en rustig, en Ray zou blij zijn als hij een uurtje zijn werk helemaal kon vergeten. Alleen maar praten over voetbal of het weer of wat dan ook, zolang het maar niets te maken had met een vijfjarig slachtoffertje en een onvindbare auto.

‘Ben ik net een rondje gaan halen, kom jij aankakken,’ mopperde Stumpy.

‘Ga me niet vertellen dat je trakteert.’ Ray knipoogde naar Kate. ‘De wonderen zijn de wereld nog niet uit.’ Hij liep naar de bar en kwam terug met een pint bitter en drie zakjes chips.

‘Wat zei de hoofdinspecteur?’ vroeg Kate.

Hij kon haar vraag niet negeren en hij kon ook niet liegen. Om tijd te winnen dronk hij eerst zijn glas halfleeg. Kate wachtte af, benieuwd of ze nog wat meer personeel tot hun beschikking hadden gekregen, of extra geld. Ray vond het heel vervelend dat hij haar moest teleurstellen, maar daar was niets aan te doen. ‘Eerlijk gezegd heb ik slecht nieuws. Brian en Pat moeten terug naar hun eigen afdeling.’

‘Wat? Waarom?’ Kate zette haar glas zo wild neer dat de wijn tot aan de rand van de kelk klotste.

‘We mogen nog blij zijn dat we hen drie maanden hebben mogen lenen,’ zei Ray. ‘We hebben veel aan hen gehad, maar de patrouille­dienst kan hun gemis niet langer opvangen en eerlijk gezegd kunnen wij al het geld dat we aan dit onderzoek besteden, niet langer rechtvaardigen. Het spijt me.’ Hij voegde het excuus eraan toe alsof hij persoonlijk verantwoordelijk was voor het besluit, maar dat deed niets af aan Kate’s reactie.

‘Maar we kunnen het toch niet zomaar opgeven!’ Ze pakte een bierviltje en begon stukjes van de rand af te breken.

Ray zuchtte. Het viel niet mee om het evenwicht te vinden tussen de kosten van een onderzoek en het verlies van een leven – en nog wel een kinderleven.

‘We geven het ook niet op,’ zei hij. ‘Jij bent toch nog bezig met die mistlampen?’

Ze knikte. ‘In de week na de aanrijding is bij 73 auto’s het kapje van de mistlamp vervangen,’ zei ze. ‘Alle reparaties die via verzekeringsmaatschappijen zijn afgehandeld, waren bonafide en ik loop nu de mensen na die er zelf voor hebben betaald.’

‘Zie? Wie weet wat dat nog oplevert. We moeten het met iets minder mankracht doen, maar verder…’ Hij hoopte op morele steun van Stumpy, maar die bleef uit.

‘De hoge pieten zijn alleen geïnteresseerd in snelle resultaten, Kate,’ zei Stumpy. ‘Als een zaak niet binnen een paar weken of nog liever binnen een paar dagen is opgelost, wordt hij op de prioriteitenlijst vervangen door nieuwe zaken.’

‘Dat weet ik wel,’ zei Kate, ‘maar daarom is het nog niet juist.’ Ze schoof de stukjes van het bierviltje op een hoopje. Het viel Ray nu pas op dat haar ongelakte nagels tot op het vlees waren afgekloven. ‘Ik heb de hele tijd het gevoel dat het ontbrekende puzzelstukje voor het grijpen ligt.’

‘Ik weet wat je bedoelt,’ zei Ray, ‘en misschien heb je gelijk, maar je zult je erbij moeten neerleggen dat we van nu af aan alleen nog aan deze zaak mogen werken als de andere zaken dat toelaten. De wittebroodsweken zijn voorbij.’

‘Ik had gedacht nog te gaan informeren bij de Royal Infirmary,’ zei Kate. ‘Misschien heeft de bestuurder bij de aanrijding letsel opgelopen. Whiplash bijvoorbeeld. We hebben op de avond zelf een patrouillewagen naar de afdeling Spoedeisende Hulp gestuurd, maar we zouden eigenlijk moeten informeren of er op een later tijdstip nog iemand met dergelijke klachten is binnengekomen, want het kan best zijn dat de bestuurder zich niet meteen heeft laten behandelen.’

‘Goed idee,’ zei Ray. In zijn achterhoofd schemerde iets wat hiermee te maken had, maar hij kon er niet opkomen wat het was. ‘Doe dan ook navraag in Southmead en Frenchay.’ Hij had zijn mobieltje op de tafel gelegd en nu begon het te trillen. Hij pakte het op om te zien wat er binnenkwam. ‘Shit.’

De anderen keken hem aan, Kate verbaasd, Stumpy meewarig.

‘Wat ben je vergeten te doen?’ vroeg hij.

Ray vertrok zijn gezicht, maar vertelde niet wat het was. Hij dronk zijn glas leeg, haalde een briefje van tien uit zijn portefeuille, gaf het aan Stumpy en zei: ‘Nemen jullie er nog een van mij. Ik moet naar huis.’

Mags was de vaatwasser aan het vullen. Ze zette elk bord met zo’n klap in het rek dat Ray ineenkromp. Ze had haar haar tot een losse vlecht gevlochten en liep in een joggingbroek en een van zijn oude T-shirts. Hij vroeg zich opeens af sinds wanneer ze zo weinig om haar uiterlijk gaf, maar verweet zichzelf meteen die lelijke ­gedachte. De pot verweet de ketel…

‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Ik ben het domweg vergeten.’

Mags maakte een fles rode wijn open. Ze had maar één glas neergezet, zag hij, maar het leek hem niet verstandig daar iets over te zeggen.

‘Het gebeurt niet vaak,’ zei ze, ‘dat ik je verzoek ergens op een bepaald tijdstip te zijn. Ik weet dat je werk meestal voorgaat. Daar heb ik begrip voor. Echt. Maar deze afspraak staat al twee weken op de kalender. Twee weken, Ray! Je had beloofd er te zijn.’

Haar stem beefde en Ray sloeg aarzelend zijn arm om haar heen. ‘Het spijt me heel erg. Hoe is het gegaan?’

‘Het viel mee.’ Ze schudde zijn arm van zich af, ging zitten en nam een slok van haar wijn. ‘Geen echt nare berichten, alleen dat Tom zich minder goed aan de brugklas lijkt aan te passen dan de andere kinderen en dat de leerkrachten zich daarom een beetje zorgen over hem maken.’

‘En wat hebben ze daar tot nu toe aan gedaan?’ Ray pakte een glas uit de kast, schonk wat wijn in en ging zitten. ‘Ik neem aan dat ze met hem hebben gepraat?’

‘Ja. Tom zei dat alles in orde is.’ Mags haalde haar schouders op. ‘Mevrouw Hickson doet haar uiterste best om hem meer bij de lessen te betrekken, maar hij schijnt in de klas zijn mond nooit open te doen. Ze vroeg me of hij thuis ook zo stil is.’

Ray snoof. ‘Stil? Tom?’

‘Dat bedoel ik.’ Mags keek hem aan. ‘Ik wou dat je erbij was geweest, Ray.’

‘Het is me ontschoten. Het spijt me, Mags. Het was een drukke dag en daarna ben ik nog even een pilsje gaan drinken.’

‘Met Stumpy?’

Ray knikte. Mags had een zwak voor Stumpy, die Toms peet­vader was, en vond het nooit erg als hij en Stumpy na hun werk nog even de kroeg indoken, omdat ze wist dat haar man behoefte had aan dat uurtje ‘mannen onder elkaar’. Hij zei niet dat Kate er ook bij was geweest, al wist hij niet goed waarom hij dat verzweeg.

Mags zuchtte. ‘Wat moeten we met hem?’

‘Het komt vanzelf wel in orde. Een nieuwe school is voor veel kinderen moeilijk. Hij is heel lang een grote vis in een kleine vijver geweest en nu zwemt hij tussen de haaien. Ik zal een praatje met hem maken.’

‘Als je maar niet gaat preken.’

‘Natuurlijk niet.’

‘Want dat maakt het alleen maar erger.’

Ray slikte een scherp antwoord in. Hij en Mags waren het over de meeste dingen met elkaar eens, behalve over de opvoeding van hun kinderen. Mags was veel toegeeflijker, geneigd de kids te vertroetelen in plaats van ze te leren op eigen benen te staan.

‘Ik zal geen preek houden,’ beloofde hij.

‘Op school zeiden ze dat ze het nog eventjes willen aanzien. Na de krokusvakantie zullen ze ons uitnodigen voor een tweede gesprek.’ Ze keek hem doordringend aan.

‘Zeg maar wanneer,’ zei hij. ‘Ik zal er zijn.’