30

Ik heb nooit begrepen waarom je me zo graag wilde laten kennismaken met je familie. Je had de pest aan je moeder en alhoewel je minstens eens per week met Eve telefoneerde, had ze nooit de ­moeite genomen naar Bristol te komen, dus waarom ging jij elke keer naar Oxford als zij je wilde zien? Maar je ging, als een braaf kind, en liet mij een hele nacht alleen, soms zelfs nog langer, terwijl je ginds een hoop drukte maakte van haar zwangere buik en ongetwijfeld flirtte met haar rijke echtgenoot. Elke keer vroeg je of ik meeging en elke keer zei ik nee.

‘Ze zullen nog denken dat ik je heb verzonnen,’ zei je. Je glimlachte om me te laten weten dat het als grapje bedoeld was, maar je klonk wanhopig. ‘Ik wil de kerst samen met jou vieren. Vorig jaar was het niet half zo fijn.’

‘Blijf dan hier.’ Het was een eenvoudige keuze. Waarom had je aan mij niet genoeg?

‘Maar ik wil ook bij mijn familie zijn. We hoeven niet te blijven slapen. We kunnen alleen voor de lunch gaan.’

‘Kerstmis zonder drank? Wat heb je daar nou aan?’

‘Ik rij wel. Toe nou, Ian, ik wil zo graag met je pronken.’

Je bleef aandringen. Sinds ik je had leren kennen, was je je geleidelijk aan steeds minder zwaar gaan opmaken, maar die dag had je je lippen gestift en ik keek naar de rode boog van je mond terwijl je probeerde me over te halen.

‘Vooruit dan maar.’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Op ­voorwaarde dat we Kerstmis volgend jaar met ons tweetjes vieren.’

‘Dank je!’ Je stortte je stralend in mijn armen.

‘Ik neem aan dat we cadeautjes moeten kopen. Wat vrij belachelijk is, als je bedenkt hoe rijk zij zijn.’

‘Cadeautjes zijn geen probleem,’ zei je. Je was zo gelukkig dat je geen erg had in mijn sarcastische toon. ‘Eve wil alleen maar geurtjes en Jeff is altijd blij met een fles whisky. Maak je geen zorgen. Je zult zien dat het tussen jullie zal klikken.’

Dat betwijfelde ik. Ik had meer dan genoeg over ‘Lady Eve’ gehoord om mij een oordeel over haar te kunnen vormen, al wilde ik nu weleens met mijn eigen ogen zien waarom je haar zo moeilijk los kon laten. Ik had het gemis van een broer of zus nooit als een verlies ervaren en vond het irritant dat je zo vaak met Eve sprak. Soms liep ik de keuken in als je met haar zat te bellen en als je dan abrupt ophield met praten, wist ik dat jullie het over mij hadden.

‘Wat heb je vandaag gedaan?’ vroeg ik, om over iets anders te beginnen.

‘O, ik heb zo’n leuke dag gehad. Ik ben naar een kunstenaars­lunch geweest in de Three Pillars. Zo’n netwerkgroep, speciaal voor mensen in de kunstnijverheid. Het is niet te geloven hoeveel kunstenaars eenzaam en alleen op een zolderkamer werken. Of de keukentafel voor ons werk gebruiken…’ Je keek berouwvol.

We konden niet eens meer in de keuken eten, omdat de tafel permanent vol lag met verf, klei en schetsboeken. Het hele huis lag vol met jouw troep. Er was geen enkele plek meer waar ik me kon ontspannen. Het huis had niet klein geleken toen ik het kocht en zelfs toen ik hier met Marie woonde, was het ruim genoeg geweest voor twee personen. Marie was rustiger dan jij. Minder bruisend. Makkelijker in de omgang, op de leugens na. Maar ik had geleerd daarmee om te gaan en wist dat ik nooit meer betrapt zou worden.

Je kletste door over de lunch en ik probeerde me te concentreren op wat je zei.

‘Dus denken we dat we met ons zessen de huur wel kunnen betalen.’

‘Welke huur?’

‘Voor een gemeenschappelijk atelier. Ik heb geen geld voor een eigen atelier, maar ik verdien met lesgeven genoeg om samen met de anderen een werkruimte te huren. Daar kan ik dan een goede pottenbakkersoven neerzetten en als ik al mijn spullen hier weghaal, krijg jij weer de ruimte.’

Het was niet tot me doorgedrongen dat jij aan lesgeven een inkomen had. Ik had je voorgesteld cursussen pottenbakken te gaan geven omdat dat mij een nuttiger tijdsbesteding leek dan beeldjes maken die je voor een habbekrats verkocht. Nu vond ik dat je weleens had mogen aanbieden een bijdrage te leveren aan de afbetaling van de hypotheek, in plaats van je in een financieel avontuur te storten. Per slot van rekening woonde je hier al die tijd al gratis.

‘In principe klinkt dat allemaal heel mooi, schat, maar stel dat er iemand opstapt? Wie draait er dan voor dat deel van de huur op?’ Ik kon aan je zien dat je daar niet aan gedacht had.

‘Ik heb een eigen plek nodig, Ian. Lesgeven is heel leuk en aardig, maar dat wil ik niet mijn hele leven doen. Mijn beeldjes beginnen te verkopen en als ik sneller kan werken en meer opdrachten kan aannemen, kan ik een leuke business opbouwen.’

‘Hoeveel beeldhouwers en andere kunstenaars slagen daarin, goed beschouwd? Ik bedoel, je moet wel realistisch blijven. Het zal misschien nooit meer worden dan een hobby waar je een zakcent aan verdient.’

Je vond het niet leuk de waarheid te moeten horen.

‘Maar als we een coöperatief zijn, kunnen we elkaar helpen. Avrils mozaïek past goed bij wat ik doe en Grant maakt schitterende olieverfschilderijen. Ik zou er ook wel een paar van mijn oude studiegenoten bij willen betrekken, maar ik hoor de laatste tijd niets meer van hen.’

‘Er kleven enorm veel problemen aan,’ zei ik.

‘Misschien. Ik zal er nog even over nadenken.’

Ik wist dat je je besluit al had genomen. Ik zou je kwijtraken aan deze nieuwe droom. ‘Luister,’ zei ik op een kalme toon die mijn angst verborg. ‘Ik zit er al een poosje over te denken om te gaan verhuizen.’

‘O ja?’ Je keek bedenkelijk.

Ik knikte. ‘Ik wil een huis zoeken met een flinke tuin, zodat ik daar een atelier voor je kan bouwen.’

‘Een echt atelier?’

‘Compleet met een pottenbakkersoven. Daar kun je dan net zo veel rommel maken als je wilt.’

‘Zou je dat echt voor me doen?’ Je lachte van oor tot oor.

‘Voor jou ben ik tot alles bereid, Jennifer, dat weet je.’

Het was waar. Ik was tot alles bereid om je te houden.

Toen je onder de douche was, ging de telefoon.

‘Met Sarah. Is Jenna thuis?’

‘Dag, Sarah,’ zei ik. ‘Ze is uit met vrienden. Heeft ze je de vorige keer niet teruggebeld?’

Even bleef het stil.

‘Nee.’

‘O. Nou, als ze terug is, zal ik aan haar doorgeven dat je weer hebt gebeld.’

Toen je nog boven was, maakte ik van de gelegenheid gebruik om je tas te doorzoeken. Er zat niets bijzonders in en alle bonnetjes waren van de winkels waarvan je me had verteld dat je er iets had gekocht. Mijn spanning begon iets te zakken. Uit gewoonte keek ik ook in je portemonnee. Er zat geen papiergeld in het daarvoor bestemde vakje, maar toen ik het betastte, voelde ik een dikte. Ik keek nog eens goed en zag een split in de voering. Ik haalde de opgevouwen biljetten eruit en stak ze in mijn zak. Als het huishoudgeld was dat je apart hield, zou je me vragen of ik wist waar het was. Zo niet, dan was dit de bevestiging dat je dingen voor me achterhield. Dat je geld van me stal.

Je repte er met geen woord over.

Toen je me verliet, merkte ik niet eens dat je was vertrokken. Ik zat te wachten tot je thuis zou komen en pas toen ik uiteindelijk naar bed ging, zag ik dat je tandenborstel weg was. Ik haalde de koffers uit de kast en zag dat er alleen een weekendtas ontbrak. Had hij gezegd dat hij alles voor je zou kopen wat je nodig had? Had hij gezegd dat hij je alles zou geven wat je hartje begeerde? En wat heb je hem in ruil daarvoor geboden? Ik walg van je. Maar ik heb je laten gaan. Ik maakte mezelf wijs dat ik zonder jou beter af was en dat ik je kon laten gaan zolang je niet naar de politie holde met aantijgingen over wat zij mishandeling zouden noemen. Ik had je kunnen opsporen, maar dat wilde ik niet. Begrijp je dat? Ik wilde jou niet. En ik zou je met rust gelaten hebben als vandaag niet dat stukje in de Bristol Post had gestaan. Je naam stond er niet bij, maar dacht je nu werkelijk dat ik niet meteen zou weten dat het om jou ging?

Ik stelde me voor hoe je door de politie werd ondervraagd. Over je leven. Over je relaties. Hoe ze je onder druk zetten en je woorden in de mond legden. Je zou snel zwichten. Je zou gaan huilen en alles vertellen. En nu zullen ze bij mij komen met vragen over zaken die hun niets aangaan. Ze zullen zeggen dat ik een man ben die vrouwen mishandelt. Maar dat is niet zo. Ik heb je nooit iets gegeven waar je niet om had gevraagd.

Drie keer raden waar ik vandaag ben geweest. Vooruit, probeer het. Nee? Bij je zus, in Oxford. Als er iemand is die weet waar je bent, is zij het. Het huis is de afgelopen vijf jaar niet veranderd. Nog steeds staan die volmaakt gesnoeide dwergbomen aan weerskanten van de voordeur; nog steeds klinkt er een irritant muziekje als je aanbelt.

Eve’s glimlach verdween toen ze me zag.

‘Ian,’ zei ze toonloos. ‘Wat een verrassing.’

‘Lang geleden,’ zei ik. Ze had nooit het lef gehad ronduit te zeggen hoe ze over me dacht. ‘Doe de deur dicht. Zonde van de ­warmte,’ zei ik toen ik over de drempel stapte. Eve zag zich gedwongen een stap opzij te doen en ik streek met opzet met mijn arm langs haar borsten toen ik langs haar heen drong en over het zwart met witte tegelpatroon van de hal naar de zitkamer liep. Ze haastte zich achter me aan om me duidelijk te maken dat ze nog altijd de baas was in haar eigen huis. Het was meelijwekkend.

Ik ging in Jeffs stoel zitten, omdat ik wist hoe dat haar zou ergeren en zij nam tegenover mij plaats. Ik zag hoe ze met zichzelf worstelde om niet te vragen wat ik kwam doen.

‘Is Jeff er niet?’ vroeg ik. Ik zag een flits van iets in haar ogen en besefte dat ze bang voor me was. Daar werd ik een beetje geil van. Niet voor het eerst vroeg ik me af hoe Lady Eve in bed zou zijn; of ze net zo geremd was als jij.

‘Hij is met de kinderen de stad in.’

Ze ging verzitten. Ik bleef zwijgen tot ze het niet meer volhield.

‘Wat kom je hier doen?’

‘Ik was in de buurt.’ Ik keek om me heen. Ze had de kamer gerenoveerd sinds we hier voor het laatst waren geweest. Jij zou het mooi vinden. Ze hadden gekozen voor de nietszeggende beige tinten die jij voor onze keuken wilde. ‘Lang geleden, Eve,’ zei ik nogmaals.

Ze knikte kort, maar zei niets.

‘Ik ben op zoek naar Jennifer,’ zei ik.

‘Hoe bedoel je? Heeft ze je eindelijk verlaten?’ Ze zei het met meer venijn dan ze ooit had durven gebruiken.

Ik liet de beschuldiging voor wat ze was. ‘We zijn uit elkaar.’

‘Hoe is het met haar? Waar woont ze nu?’

Ze maakte zich nota bene zorgen om je. De brutaliteit. Na wat ze had gezegd. Wat een hypocriete trut.

‘Is ze niet hier komen uithuilen?’

‘Ik weet niet waar ze is.’

‘O nee?’ zei ik. Ik geloofde er geen woord van. ‘Jullie waren altijd zo dik met elkaar. Je hebt vast wel een vermoeden.’ In mijn ooghoek begon een spiertje te trillen en ik wreef erover om het te laten ophouden.

‘We hebben elkaar al vijf jaar niet gesproken, Ian.’ Ze stond op. ‘Ik vind dat je maar beter kunt gaan.’

‘Heb je al die tijd helemaal niets van haar gehoord?’ Ik strekte mijn benen en zakte wat onderuit. Ik bepaalde zelf wel wanneer ik zou gaan.

‘Nee,’ zei Eve. Ik zag haar blik naar de schoorsteenmantel flitsen. ‘En ik had nu graag dat je wegging.’

De open haard was een karakterloos ding met een glanzende gaspit en nepkolen. Op de witgeschilderde schoorsteenmantel stond een handvol kaarten en uitnodigingen aan weerskanten van een klok.

Ik wist meteen wat niet voor mijn ogen bestemd was. Je had je beter moeten bezinnen, Jennifer, voordat je zoiets stuurde. Op de schoorsteenmantel stond, heel onschuldig tussen de goudgerande uitnodigingen, een foto van een strand, genomen vanaf een klip. In het zand stond Lady Eve.

Ik stond op en liet me door Eve naar de deur leiden. Toen ik me vooroverboog om haar wang te kussen, deinsde ze achteruit. Het liefst had ik haar tegen de muur gesmakt om haar leugens.

Ze hield de deur voor me open, maar ik deed net alsof ik naar mijn autosleutels zocht. ‘Ik heb ze zeker op de tafel gelegd,’ zei ik. ‘Momentje.’

Ik liet haar in de hal achter en liep snel de zitkamer weer in. Ik pakte de ansichtkaart en draaide hem om, maar vond niet het adres waar ik op had gehoopt, alleen een suikerzoet berichtje aan Eve in je bekende slordige handschrift. Je liet altijd briefjes voor mij achter. Onder mijn kussen en in mijn tas. Waarom was je daarmee gestopt? Mijn keel trok zich samen. Ik bekeek de foto. Waar was je? Ik had steeds meer moeite me te beheersen. Ik scheurde de kaart in tweeën, toen in vieren en bleef scheuren. Dat luchtte iets op. Ik duwde de stukjes snel achter de klok toen Eve binnenkwam.

‘Gevonden,’ zei ik, op mijn zak kloppend.

Ze keek om zich heen alsof ze verwachtte dat ik het meubilair had verzet. Kijk gerust, dacht ik. Van mij mag je het vinden.

‘Het was erg leuk je weer gezien te hebben, Eve,’ zei ik. ‘De volgende keer dat ik in Oxford ben, kom ik beslist weer even langs.’ Ik liep naar de voordeur.

Eve deed haar mond open, maar er kwam geen geluid uit, dus zei ik het in haar plaats: ‘Moet je vooral doen.’

Zodra ik thuis was, begon ik online te zoeken. Er was iets onmiskenbaar Brits aan de hoge klippen die het strand omarmden. Ook de grijze lucht met de dreigende wolkenmassa wees in die richting. Ik zocht op Britse stranden en begon door de afbeeldingen te scrollen. Ik klikte de ene na de andere pagina aan, maar kreeg alleen plaatjes van stranden vol lachende kinderen. Ik veranderde mijn zoekterm in Britse stranden met klippen en begon weer te scrollen. Ik zal je vinden, Jennifer. Waar je ook bent, ik zal je vinden.

En dan kom ik je halen.