35

Na drie dagen deed je de ring af. Het was alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg. Je zei dat je bang was hem te beschadigen of kwijt te raken omdat je hem steeds moest afdoen als je ging werken. Uiteindelijk hing je hem aan een dun gouden kettinkje om je hals en toen besloot ik dat we trouwringen moesten gaan kopen. Ik wilde je een gladde ring geven die je nooit af hoefde te doen.

‘Je kunt hem nu al omdoen,’ zei ik toen we uit de juwelierszaak kwamen.

‘Maar de bruiloft is pas over een halfjaar.’

Ik hield je hand strak vast toen we overstaken. ‘In plaats van je verlovingsring, bedoel ik. Dan heb je tenminste iets aan je vinger.’

Je begreep me verkeerd.

‘Ik vind het niet erg, Ian, echt niet. Ik kan best wachten tot we getrouwd zijn.’

‘Maar hoe weten de mensen dan dat je verloofd bent?’ Ik liet het er niet bij zitten. Ik dwong je te blijven staan en legde mijn handen op je schouders. Je keek om je heen naar de winkelende mensen en probeerde mijn handen van je af te schudden, maar ik hield je stevig vast. ‘Hoe weten ze dat je bij mij hoort, als je mijn ring niet draagt?’ vroeg ik.

Ik herkende de blik in je ogen. Ik had die ook bij Marie gezien – een combinatie van verzet en achterdocht – en het maakte me net zo kwaad jou zo te zien als haar. Hoe waagde je het bang voor me te zijn? Ik maakte me zo kwaad dat ik veel te hard in je schouders kneep, wat tot me doordrong toen ik je gezicht pijnlijk zag vertrekken. Meteen liet ik je los.

‘Hou je van me?’ vroeg ik.

‘Dat weet je best.’

‘Waarom wil je dan niet aan iedereen laten zien dat we gaan trouwen?’

Ik haalde het doosje uit het tasje en deed het open. Ik wilde die blik in je ogen niet meer zien. Impulsief zakte ik op één knie en ik hield het geopende doosje aan je voor. Het ontlokte gemompelde reacties van voorbijgangers en je bloosde tot in je haarwortels. Mensen bleven staan, nieuwsgierig naar wat je zou zeggen en ik barstte van trots dat jij bij mij hoorde. Mijn mooie Jennifer.

‘Wil je met me trouwen?’

Je keek alsof je niet wist waar je het zoeken moest. ‘Ja.’

Je reageerde sneller dan de eerste keer dat ik je deze vraag had gesteld en de druk op mijn borst verdween op slag. Ik schoof de ring aan je vinger, kwam overeind en kuste je. De omstanders applaudisseerden en iemand gaf me een schouderklopje. Ik grijnsde breed. Zo had ik het de eerste keer moeten doen, dacht ik: ik had het feestelijk moeten inkleden. Dat verdiende jij.

Hand in hand liepen we verder door de drukke straten van Bristol, en ik wreef met de duim van mijn rechterhand over het metaal van je trouwring.

‘Laten we meteen gaan trouwen,’ zei ik. ‘Laten we naar het gemeentehuis gaan, twee getuigen van de straat halen en elkaar het jawoord geven.’

‘Maar alles is al geregeld voor september! Mijn hele familie komt. Dan kunnen we toch niet zomaar opeens nu gaan trouwen?’

Het kostte me nogal wat moeite je ervan te overtuigen dat het niet verstandig was om een kerkelijke bruiloft te houden: jij had geen vader die je naar het altaar zou begeleiden en waarom zouden we geld uitgeven aan een feest voor vrienden die je nooit meer sprak? We boekten een datum voor een burgerlijk huwelijk in het Courtyard Hotel, met aansluitend een lunch voor twintig personen. Ik had Doug gevraagd mijn getuige te zijn, maar alle andere gasten waren van jouw kant. Toen ik probeerde me in te beelden dat mijn ouders naast ons zouden staan, zag ik alleen hoe mijn vader had gekeken toen ik hem voor het laatst had gezien. De teleurstelling. De walging. Ik zette de herinnering snel van me af.

Jij hield voet bij stuk. ‘We kunnen onze plannen nu echt niet wijzigen, Ian. Het gaat maar om een halfjaar. Zo lang is dat niet.’

Dat was het ook niet, maar ik telde niettemin de dagen af tot je mevrouw Petersen zou worden. Ik zei tegen mezelf dat ik me daarna een stuk beter zou voelen: zeker van mijn zaak. Dan zou ik weten dat je echt van me hield en altijd bij me zou blijven.

Op de avond voor de bruiloft wilde je per se samen met Eve in het hotel overnachten en moest ik me met Jeff en Doug in een pub zien te vermaken. Doug deed een halfslachtige poging er een traditionele vrijgezellenavond van te maken, maar niemand ­protesteerde toen ik zei dat ik beter vroeg naar bed kon gaan omdat het morgen een drukke dag zou worden.

In de bar van het hotel kalmeerde ik mijn zenuwen met een dubbele whisky. Jeff legde zijn hand op mijn schouder en zei dat ik een geweldige vent was, ook al hadden we niets met elkaar gemeen. Hij wilde niets drinken. Een halfuur voor de plechtigheid wees hij naar een vrouw met een donkerblauwe hoed die binnenkwam.

‘Ben je er klaar voor om je schoonmoeder te ontmoeten?’ vroeg Jeff. ‘Ze valt best mee, hoor.’ De weinige keren dat ik in Jeffs gezelschap had verkeerd, had ik zijn geforceerde vrolijkheid mateloos irritant gevonden, maar nu was ik blij met de afleiding. Ik wilde je opbellen, om er zeker van te zijn dat je zou komen opdagen en ik vocht tegen het paniekerige gevoel dat je me in mijn hemd zou zetten; dat je me ten overstaan van al deze mensen zou vernederen.

Ik liep met Jeff naar de bar. Je moeder stak haar hand uit. Ik nam die aan en kuste haar droge wang.

‘Het is me een genoegen u eindelijk te ontmoeten. Ik heb veel over u gehoord.’

Je had gezegd dat je niet op je moeder leek, maar ik zag meteen dat jullie dezelfde hoge jukbeenderen hadden. Je had misschien het rode haar en de bleke huid van je vader, alsmede zijn artistieke inslag, maar je had het slanke lichaam en de waakzame ogen van Grace.

‘Ik wou dat ik kon zeggen dat dat wederzijds was,’ zei Grace met een zweem van amusement. ‘Als ik wil weten wat Jenna doet, moet ik het aan Eve vragen.’

Ik keek op een manier die solidariteit moest uitdrukken, alsof ik zelf ook het slachtoffer was van jouw onvermogen contact te onderhouden. Ik vroeg of Grace iets wilde drinken. Ze nam champagne. ‘Omdat we iets te vieren hebben,’ zei ze, maar ze bracht geen toost uit.

Je liet me een vol kwartier wachten, en daar had je waarschijnlijk recht op. Doug deed alsof hij de ring kwijt was. Het was een bruiloft die niet verschilde van alle andere bruiloften in alle andere hotels, maar toen je naar me toe liep, kon er geen enkele bruid aan je tippen. Je japon was eenvoudig: een hartvormige halslijn en een rok van glanzend satijn die soepel om je heupen viel en tot op de vloer reikte. Je droeg een boeketje witte rozen en je haar was opgestoken tot een bos glanzende krullen.

We moesten naast elkaar gaan staan, maar ik keek steeds stiekem naar je terwijl jij naar de ambtenaar luisterde. Toen we onze huwelijksgeloften deden, keek je me in de ogen en vergat ik Jeff, Doug en je moeder. Al hadden we duizend gasten gehad, ik had alleen maar oog voor jou.

‘Dan verklaar ik u hierbij tot man en vrouw.’

Men begon aarzelend te applaudisseren. Ik kuste je voordat we ons omdraaiden naar de gasten. Het hotel had hapjes en drankjes klaargezet in een zaaltje bij de bar. Ik keek naar je toen je tussen de gasten door liep om felicitaties in ontvangst te nemen en met je ring te pronken.

‘Ze ziet er erg mooi uit.’

Ik had niet gemerkt dat Eve naast me was komen staan. ‘Ze ís mooi,’ zei ik. Eve accepteerde mijn correctie met een knikje.

Toen ik mijn hoofd omdraaide, zag ik dat Eve niet meer naar jou keek, maar naar mij. ‘Beloof me dat je haar geen verdriet zult doen.’

Ik lachte. ‘Hoe kun je zoiets zeggen, en nog wel op onze trouwdag?’

‘Het is belangrijk,’ zei Eve. Ze nam een slokje champagne en bekeek me aandachtig. ‘Je doet me sterk denken aan onze vader.’

‘Dat is dan zeker wat Jennifer in mij ziet,’ antwoordde ik kortaf.

‘Misschien,’ zei Eve. ‘Ik hoop alleen dat jij haar niet zult teleurstellen, zoals hij.’

‘Ik ben geenszins van plan je zus te verlaten,’ zei ik. ‘Niet dat het jou iets aangaat. Ze is een volwassen vrouw. Ze is geen kind meer dat van streek is vanwege haar overspelige vader.’

‘Mijn vader was niet overspelig.’ Ze zei het neutraal, niet alsof ze voor hem opkwam, maar het wekte mijn belangstelling. Ik had altijd gedacht dat hij haar moeder had verlaten voor een andere vrouw.

‘Waarom is hij dan bij jullie weggegaan?’

Ze negeerde mijn vraag. ‘Wees goed voor Jenna. Dat heeft ze verdiend.’

Omdat ik haar zelfvoldane smoelwerk niet meer wilde zien en haar domme, neerbuigende opmerkingen niet langer wilde aanhoren, liet ik haar staan. Ik liep naar jou en sloeg mijn arm om je taille. Mijn gloednieuwe echtgenote.

Ik had je Venetië beloofd en zat te popelen om er met je naartoe te gaan. Op het vliegveld gaf je trots je nieuwe paspoort aan de douane­beambte en je giechelde toen die je naam hardop las.

‘Het klinkt zo vreemd!’

‘Je raakt er snel genoeg aan gewend,’ zei ik. ‘Mevrouw Petersen.’

Toen je hoorde dat ik een upgrade had geregeld, was je in de wolken en je wilde alle voordelen ten volle benutten. De vlucht duurde maar twee uur, maar gedurende die tijd probeerde je het slaapmasker, zapte je van de ene naar de andere film en dronk je champagne. Ik keek naar je, blij dat je zo gelukkig was en dat ik daar de oorzaak van was.

Er was een probleem met de taxi die ons van het vliegveld naar de stad moest brengen, waardoor we pas laat in ons hotel aankwamen. Ik had hoofdpijn van de champagne en ik was moe en uitermate ontevreden over de service. Ik nam me voor de kosten van de taxi terug te vragen zodra we weer thuis waren.

‘Laten we de koffers op de kamer zetten en meteen de stad in gaan,’ zei je toen we in de marmeren lobby stonden.

‘We zijn hier veertien dagen. Laten we roomservice bestellen en de koffers uitpakken. Venetië is er morgen ook nog. Bovendien…’ Ik sloeg mijn arm om je heen en kneep in je bil, ‘is het onze huwelijksnacht.’

Je kuste me, liet je tong door mijn mond vlinderen, maar maakte je toen van me los en pakte mijn hand. ‘Het is nog niet eens tien uur! Vooruit, een wandelingetje, een glaasje, en dan gaan we naar bed.’

De receptionist glimlachte en deed geen moeite te verhullen dat hij genoot van onze spontane show. ‘Hebben jullie iets goed te maken?’ Hij lachte, ondanks de manier waarop ik naar hem keek, en ik werd kwaad toen ik zag dat jij ook lachte.

‘Ik probeer mijn echtgenoot’ – je glimlachte en knipoogde naar me alsof dat enig verschil zou maken – ‘ervan te overtuigen dat we een wandelingetje moeten maken voordat we onze kamer gaan bekijken. De stad ziet er zo uitnodigend uit.’ Je sloot je ogen een fractie te lang toen je knipperde en ik besefte nu dat je tipsy was.

‘De stad is inderdaad heel mooi, signora, maar niet zo mooi als u.’ De receptionist maakte een idioot buiginkje.

Ik keek naar jou, in de verwachting dat je naar mij zou kijken en je ogen ten hemel slaan, maar je bloosde en ik zag dat je je gevleid voelde. Gevleid door deze gigolo. Door deze gladjanus met zijn gemanicuurde handen en de bloem in zijn knoopsgat.

‘Onze sleutel, alstublieft,’ zei ik. Ik ging voor je staan en leunde op de balie. De receptioniste draalde een ogenblik en gaf me toen een kartonnen mapje met daarin twee sleutelkaarten.

Buona sera, signore.

Hij glimlachte niet meer.

Ik weigerde de hulp van een piccolo en liet jou je eigen koffer naar de lift slepen. Ik drukte op de knop voor de derde etage en keek naar je in de spiegel. ‘Aardige man, die receptionist,’ zei je. Ik werd kotsmisselijk van je. Op het vliegveld was alles zo goed gegaan en de vlucht was zo aangenaam verlopen, maar nu had je alles bedorven. Je praatte door, maar ik luisterde niet. Ik dacht aan hoe je had gezwijmeld en gebloosd en hem met je had laten flirten. Hoe je daarvan had genoten.

Onze kamer was aan het einde van een gang met vaste vloerbedekking. Ik zwiepte de kaart door de sleuf van het slot en wachtte ongeduldig tot het openklikte. Ik duwde de deur open en ging naar binnen zonder me er druk over te maken of de deur vlak voor jouw neus zou dichtvallen. Het was warm in de kamer, te warm, maar de ramen konden niet open. Ik trok aan mijn boord om wat ruimer te kunnen ademen. Het bloed suisde in mijn oren, maar jij praatte nog steeds; je babbelde alsof er niets aan de hand was; alsof je me niet had vernederd.

Mijn hand balde zich uit zichzelf tot een vuist. De huid trok strak over de knokkels. De druk op mijn borst werd steeds groter, vulde elke beschikbare ruimte, perste mijn longen naar één kant. Ik keek naar je en zag je nog steeds lachen, nog steeds kwebbelen, en ik hief mijn vuist op en ramde hem in je gezicht.

Meteen verdween de druk. Er daalde een rust over me neer, zoals wanneer na seks de adrenaline zakt. Het was te vergelijken met de voldane rust na een uur van inspanningen in de sportschool. Mijn hoofdpijn nam af en het spiertje in mijn ooghoek trilde niet meer. Je maakte verstikte, blubberende geluiden, maar ik keek niet naar je. Ik verliet de kamer, nam de lift terug naar de lobby en liep naar buiten zonder naar de receptiebalie te kijken. Ik vond een bar, dronk twee biertjes en negeerde de barman die probeerde een gesprek met me aan te knopen.

Een uur later keerde ik terug naar het hotel.

‘Mag ik wat ijs, alstublieft?’

Si, signore.’ De receptionist verdween en kwam terug met een ijsemmer. ‘Wijnglazen, signore?’

‘Nee, dank u.’

Ik was nu kalm en haalde gelijkmatig en rustig adem. Ik nam de trap om mijn terugkeer nog wat uit te stellen.

Toen ik binnenkwam, lag je ineengedoken op het bed. Je ging zitten en duwde jezelf naar achteren tot je tegen het hoofdeinde zat. Op het nachtkastje lag een prop bloederige papieren zakdoekjes, maar ondanks de pogingen die je had gedaan om jezelf op te kalefateren, zat er nog wat opgedroogd bloed op je bovenlip. De brug van je neus en één oog werden al blauw. Toen je me zag, begon je te huilen. De tranen kregen de kleur van bloed toen ze je kin bereikten en op je bloes drupten, die daardoor onder de roze vlekken kwam te zitten.

Ik zette de ijsemmer op de tafel, spreidde een servet uit en ­schepte er wat ijs in. Ik maakte een bundeltje van het servet en ging naast je op het bed zitten. Je beefde, maar ik drukte het ijszakje voorzichtig tegen je oog.

‘Ik heb een leuke bar gevonden,’ zei ik. ‘Ik denk dat die je wel zal aanstaan. Ik heb een ommetje gewandeld en een paar restaurantjes gezien die me geschikt lijken om morgen te gaan lunchen, als je je ertoe in staat voelt.’

Ik nam de ijszak weg. Je staarde me aan, met grote, achterdochtige ogen. Je beefde nog steeds.

‘Heb je het koud? Hier, neem dit.’ Ik trok de deken van het voeteneinde van het bed en sloeg hem om je heen. ‘Je bent moe, het was een lange dag.’ Ik kuste je voorhoofd, maar je bleef huilen en ik vond het vreselijk jammer dat je onze eerste nacht had verpest. Ik had gedacht dat je anders was en dat ik nooit meer behoefte zou voelen aan die bevrijding, aan dat verrukkelijke vreedzame gevoel dat volgt op ruzie. Ik vond het erg spijtig dat jij uiteindelijk precies hetzelfde bleek te zijn als alle anderen.