79

Carver zag niet in waarom hij zich zou moeten haasten, alleen omdat Grantham hem had gebeld. Hij besteedde een kwartier aan wassen en aankleden alvorens naar beneden te gaan. Het was het wach ten waard, al was het alleen maar om de irritatie op Granthams gezicht te zien. En er was nog iets anders, realiseerde Carver zich toen hij dichterbij kwam: de gebruikelijke zelfverzekerdheid, arrogantie zelfs, van de MI6-man, had plaatsgemaakt voor een nerveuze prikkelbaarheid die hij nooit eerder had gezien.

‘Waar is mijn document?’ snauwde Grantham hem toe.

‘Op dezelfde plek als mijn vriendin, lekker dicht tegen Vermulen aan,’ zei Carver, alsof het hem geen zier kon schelen. ‘Ze is met hem getrouwd, wist je dat?’

Het nieuws was bedoeld om Grantham uit het veld te slaan, maar had het tegenovergestelde effect. Er gleed een zelfgenoegzame grijns over Granthams gezicht, een blik van puur plezier dat Carver nog dieper in de stront was geduwd dan hij.

‘Dat zal een schok zijn geweest.’

‘Dat valt wel mee,’ zei Carver.

‘Je ziet er niet bepaald uit alsof je overmand bent door verdriet.’

‘Had je me liever dronken en betraand gezien?’

‘Zoiets, ja.’

Carver haalde zijn schouders op. ‘Ik heb het even overwogen. Maar ik heb een beter alternatief gevonden. Leuke meid.’

‘En jij beschuldigt mij ervan dat ik nergens iets om geef?’

‘Luister, ik hield van Alix; dat was echt en dat is het misschien nog steeds wel. Maar ik heb er niets aan om met mijn ziel onder mijn arm te gaan lopen. Ik wil haar gewoon zo snel mogelijk vergeten en zo ver mogelijk bij haar vandaan zien te komen.’

Carver vroeg zich af of hij overtuigender overkwam dan hij zich voelde. Kennelijk niet – Grantham keek hem bijzonder sceptisch aan, tot zijn gezicht opklaarde toen hij zich opeens iets bedacht.

‘Heb je nog tijd voor een laat ontbijt voordat je ervandoor gaat? Ik wil je aan iemand voorstellen.’

Carver kreunde. ‘Wat nu weer?’

‘Kom op,’ drong Grantham aan. ‘Aan zee hebben ze een geweldig buffet. Heerlijk eten, fantastisch uitzicht… ik betaal. En volgens mij interesseert het je wel als je ziet wie er over is gekomen om jou te zien.’

Carver volgde Grantham door de lobby en door de deuren die toegang gaven tot de prachtige, bosrijke tuinen van het hotel. Terwijl hij het pad naar zee af liep, was er één klein sprankje hoop dat hem gaande hield naar een ontmoeting die hij anders zou hebben geweigerd. En toen besefte hij dat het belachelijk was om zoiets zelfs maar te denken. Het was een andere Russische vrouw die aan het tafeltje zat, met een recht, zwart kapsel dat een paar ogen omlijstte die hem met kille, onpersoonlijke objectiviteit opnamen toen Grantham in haar richting wees.

‘Mag ik je voorstellen aan adjunct-directeur Zhukovskaya, van de veiligheidsdienst van de Russische Federatie?’

Ze stak een hand uit met een glimlach die nog killer was dan haar ogen. ‘Hallo, meneer Carver. U hebt mijn man vermoord.’

‘Daartoe werd ik uitgelokt,’ antwoordde hij, alvorens haar hand los te laten.

Grantham bestelde koffie, jus d’orange en gebak.

‘Ik denk dat ik voor een stevig ontbijt ga,’ zei Carver, terwijl hij weer opstond. ‘Ik heb trek vanochtend.’

Hij nam er de tijd voor om zijn bord vol te laden met roereieren en gerookte zalm, knapperige witte broodjes en gekoelde plakjes ongezouten Normandische boter. Vervolgens viel hij er met smaak op aan, wetend dat de twee anderen wilden praten. Maar uiteindelijk was hij toch degene die niet langer zijn mond kon houden. Hij kon zich niet langer bedwingen.

‘Hebt u haar verteld dat ik dood was?’ vroeg hij aan Zhukov skaya.

‘Ja, ik heb opdracht gegeven haar die informatie toe te spelen,’ zei ze, zonder enig vertoon van verlegenheid of verontschuldiging.

‘Waarom?’

Carver was zich er pijnlijk van bewust dat er meer emotie, en zelfs wanhoop uit dat ene woordje sprak dan hij had bedoeld.

‘Het was een praktische noodzaak,’ antwoordde Zhukovskaya, nog steeds onbewogen. ‘U had de man gedood die ik had gestuurd om u te elimineren en toen verliet u het ziekenhuis. U was niet langer een patiënt, dus dienden de betalingen voor uw verzorging te worden stopgezet. Het was mogelijk dat Petrova daarachter zou komen, als ze haar financiën controleerde. Dan zou ze natuurlijk begrijpen wat er was gebeurd. Dat moment moest ik voor zijn.’

‘Maar ze nam het karwei alleen maar aan om mij in leven te houden. Waarom zou ze bij Vermulen blijven als ik er niet meer was?’

‘Zelfbehoud,’ zei Zhukovskaya, alsof het antwoord voor de hand lag. ‘Alexandra Petrova is een agente van de Federale Veiligheidsdienst, en staat onder mijn bevel. Ze weet dat elke agent die zonder bevel van een hogere officier van een opdracht wegloopt zich schuldig maakt aan desertie, en ze kent de straf die daarop staat. In elk geval gaf ik er de voorkeur aan de situatie van de zonnige kant te bekijken. Zonder u om aan te denken, kon Petrova zich ongehinderd op generaal Vermulen concentreren.’

‘Nou, dat was dan een vergissing. Ze concentreerde zich zo erg op hem dat ze met hem is getrouwd. Ze is niet meer van u en ze is niet meer van mij. Ze is nu van hem.’

Zhukovskaya nipte van haar koffie. ‘Denkt u?’ vroeg ze. ‘Ik heb daar zelf natuurlijk ook over nagedacht, maar ik ben er nog niet zo zeker van. Veel agenten beschouwen een huwelijk als een nuttige toevoeging aan hun dekmantel; misschien denkt Petrova er ook wel zo over. Dat is echter niet waar ik mij op dit moment zorgen om maak, en dat moet u ook niet doen.’

Ze zette haar kopje op tafel en toen ze hem weer aankeek zag hij eindelijk een spoortje echte emotie. Zhukovskaya was boos.

‘U hebt ons flink in de problemen gebracht, meneer Carver. Het document dat u hebt gestolen was eigendom van de Russische staat. Het is ongeveer tien weken geleden ontvreemd uit een overheidsgebouw. Het zou gisteren zijn teruggehaald door mensen die in opdracht van de staat werkten, als u zich er niet mee had bemoeid. Zij hadden opdracht het liever te vernietigen dan het in verkeerde handen te laten vallen.’

‘In vredesnaam, wat is dat voor document?’ vroeg Grantham.

‘Een lijst van kleinschalige nucleaire wapens, eveneens eigendom van de Russische staat, die zich op dit moment in Europa en Noord- Amerika bevinden, een paar in Zuid-Amerika, Azië en Oceanië: hun locaties en activeringscodes,’ antwoordde Zhukovskaya op effen toon.

Alle kleur trok weg uit Granthams gezicht. ‘Hoeveel wapens?’

‘Rond de honderd.’

‘Lieve god… ook in Groot-Brittannië?’

Ze keek hem onbewogen aan, maar zei geen woord.

‘Maar ze staan allemaal op een lijst…’ zei Grantham.

‘Ja, en dankzij meneer Carver is die lijst nu in handen van Vermulen.’

Carvers gezicht vertrok. Hij was zich er pijnlijk van bewust dat zijn prioriteiten aan een drastische reorganisatie toe waren. ‘Waar is Vermulen nu?’ vroeg hij.

Grantham leek opgelucht dat hij eindelijk een vraag kon beantwoorden.

‘Terug naar zijn jacht. Dat heeft vannacht voor anker gelegen voor de Italiaanse kust, helemaal in het zuiden, bij Reggio di Calabria, en is kort voor de ochtend in oostelijke richting vertrokken. Vrij snel daarna zijn wij het uit het oog verloren, bij de overgang van de ene satelliet naar de andere.’

‘Jullie hebben in elk geval nog satellieten,’ merkte Zhukovskaya wrang op.

‘Ga die boot dan zoeken,’ zei Carver. ‘Stuur er een paar van mijn oude maten van de SBS op af, of een stel van uw Spetznatz-jongens. Laat hen de boot enteren, het document meenemen en klaar is Kees.’

Grantham was niet onder de indruk. ‘Nee, Carver, in dat scenario zou Kees een groot diplomatiek incident veroorzaken, waarin de Amerikanen uit hun dak zouden gaan over de ongeautoriseerde vijandige entering van een boot die eigendom is van een gerespecteerd, machtig Amerikaans staatsburger en wordt gebruikt door een andere, terwijl de Italiaanse overheid zou moeten bepalen of het hier om een oorlogshandeling binnen hun territoriale wateren ging.’

Carver deed een nieuwe poging. ‘Oké dan, wie is die andere gerespecteerde burger?’

‘Sorry?’

‘Wie is die andere Amerikaanse staatsburger, de eigenaar van die boot? Zie je, er klopt iets niet aan al dat geld dat Vermulen loopt uit te geven. Tenzij hij een fortuin heeft verdiend sinds hij de gewapende strijdkrachten heeft verlaten, krijgt hij het van iemand anders. En als dat niet de Amerikaanse overheid is, dan is het misschien wel die vent van wie die boot is. Dus wie is dat?’

‘De een of andere ouwe Texaan, ene McCabe,’ antwoordde Grantham, die het nut van de vraag niet inzag, ongeduldig. ‘Heeft een vermogen verdiend aan olie en mijnbouw. De boot is eigendom van een van zijn vele corporaties. Maar ik kan me niet voorstellen dat hij belangstelling heeft voor bommen. De man is een wedergeboren christen, heeft een aantal jaren terug een dramatische bekering doorgemaakt en besteedt nu al zijn tijd aan filantropie en goede daden.’

Carver liet een kort, ongelovig lachje horen. ‘McCabe… Waylon McCabe?’

‘Ja, hoezo, ken je hem?’

‘Onze wegen hebben elkaar wel eens gekruist.’

‘En dat heeft hij overleefd? Dat is bijzonder?’

‘Zeg maar liever uniek. En laat me je één ding vertellen over Waylon McCabe – bekeerd of niet bekeerd, het is een ongelooflijke ellendeling, dat staat vast. En ik weet niet wat hij met Vermulen uitspookt, maar ik kan je garanderen dat het niets met liefdadigheid te maken heeft…’

Carver fronste: in zijn hoofd begonnen de puzzelstukjes op hun plek te vallen.

‘Wacht eens even, je zei dat die boot in oostelijke richting is vertrokken… dan zou hij dus richting Ionische Zee gaan, en vervolgens Adriatische Zee, naar Joegoslavië. Toen ik hem sprak, had Vermulen het over Joegoslavië. Volgens hem was dat een van de plekken waar de islamitische extremisten waar hij zo tegen tekeerging aan het vechten waren om een achteringang naar het westen te openen.’

Hij wendde zich tot Zhukovskaya.

‘Hebben jullie ook bommen in Joegoslavië liggen?’

‘Die vraag kan ik onmogelijk beantwoorden,’ zei ze, geïrriteerd door de brutaliteit van zo’n directe vraagstelling.

Carver glimlachte. Hij voelde dat het machtsevenwicht rond de tafel naar zijn kant begon over te hellen.

‘Volgens mij kunt u dat best, mevrouw de directeur. U zit zelf ook in de shit. Niet alleen uw organisatie, of uw land, maar u persoonlijk. U hebt die idioten in die helikopter erop afgestuurd om dat document in handen te krijgen en nu liggen ze zwartgeblakerd op de bodem van een kloof. Dat moet u recht zien te zetten en daarom bent u ook hier. En jij…’

Hij wendde zich tot Grantham.

‘Ik denk niet dat het in Whitehall lekker zou vallen als iemand erachter kwam wie jij gebruikt om je vuile karweitjes op te knappen, of hoe wij elkaar hebben leren kennen. Wat mij betreft, ik heb Vermulen die lijst bezorgd. Bovendien heb ik sterk het vermoeden dat je McCabes religieuze bekering terug zult kunnen voeren naar de dag dat hij op wonderbaarlijke wijze aan de dood is ontsnapt tijdens een vliegtuigongeluk in de wildernis van de Yukon. Een ongeluk dat trouwens ook op mijn naam staat. Of we het nu leuk vinden of niet, we zitten in hetzelfde schuitje, dus geef nu maar liever antwoord op mijn vraag: Joegoslavië?’

Hij nam nu wel een risico, maar ze leek niet van plan te protesteren. Hij had zich niet vergist: de machtige adjunct-directeur bevond zich niet in een positie om te kunnen klagen.

‘Twee,’ zei Zhukovskaya. ‘Eén in het centrum van Belgrado en de andere in het Trepca-mijnencomplex. Dat is de belangrijkste en kostbaarste bron van natuurlijke grondstoffen in Joegoslavië, waar lood, zink, koper, goud en zilver worden gedolven – een uitgelezen doelwit voor economische sabotage.’

Grantham knikte bij zichzelf, alsof het hem inderdaad logische locaties leken. Hij vroeg niet hoe de KGB de locaties kende van wapens die voor de rest van de Russische overheid en het leger kennelijk verloren waren gegaan. Hem hoefde je niets te vertellen over het achterhouden van informatie voor de politieke meesters van een veiligheidsdienst.

‘Waar ligt die mijn?’ vroeg Carver.

‘In Kosovo,’ zei Grantham, voordat Zhukovskaya kon antwoorden.

‘Waar Vermulens vermeende islamitische terroristen bezig zijn een burgeroorlog te ontketenen. Jezus, gaat die halvegare ze een atoombom op hun hoofd gooien? Dan wordt het zeker oorlog.’

‘Persoonlijk zou ik nooit zoiets voor de hand liggends doen…’ zei Zhukovskaya.

Grantham keek haar vragend aan.

‘Een valsevlagoperatie?’

‘Ja,’ antwoordde zij. ‘Daar zou ik eerder voor kiezen, denk ik. Veel effectiever om de wereld te laten denken dat de terroristen de bom hebben. Wij zitten wat dat betreft op dezelfde golflengte… maar zou Vermulen er ook zo over denken? Hij heeft ervaring in de inlichtingendienst… Het zou kunnen. Maar hoe houden we hem tegen? Dat is het probleem.’

‘Laat mij naar Trepca gaan,’ zei Carver. ‘Dat is ons enige aanknopingspunt. Ik zal zien wat ik kan doen.’

‘U alleen?’ vroeg Zhukovskaya.

‘Zou u nog iemand anders weten om te bellen?’