54
Kenny Wynter verliet zijn huis om halfzes in de ochtend, met de bedoeling de vroege vlucht van British Airways van Heathrow naar Nice te nemen. Het was drie kwartier rijden naar de luchthaven, misschien korter – om deze tijd van de dag zou hij stevig door kunnen rijden met de Porsche. Vervolgens zou hij de wagen achterlaten bij de parkeerservice, inchecken bij de Club Europe-balie, alleen hand bagage: gemakkelijk zat.
Hij vroeg zich af wat Vermulen voor iemand zou zijn. Zijn tussenpersoon, die zoals gewoonlijk de gegevens had doorgegeven via zijn persoonlijke berichtenbox op een fansite van FC Arsenal, had hem slechts wat hoofdpunten verteld. Vermulen had in het Amerikaanse leger gezeten, een hoge pief die in burger voor zichzelf was begonnen. Hij wilde iets laten stelen uit een woning in Zuid-Frankrijk: een klein, kostbaar voorwerp. Dat kon van alles betekenen, van een diamanten halssnoer tot een computerschijfje vol bedrijfsgeheimen. Wat het ook was, die Vermulen was geen kleine jongen en beschikte over belangrijke connecties en een bom geld. Wynter kon op zijn minst gaan aanhoren wat de man hem te bieden had. Het vervelendste wat hij eraan zou overhouden was een leuk reisje. Hij was van plan een nachtje te blijven en zichzelf op een leuke avond aan de Riviera te trakteren.
Hij reed de M25 op, de ringweg die een ruwe, 188 kilometer lange cirkel om de buitenrand van Londen heen trok. Het grootste deel van de dag was het niet veel meer dan een gigantische verkeerschaos, maar op dit moment, nu de weg nog gehuld was in ochtendnevel, was er nauwelijks een andere auto te bekennen. Wynter koos de rechterbaan en hield een snelheid aan van een kleine honderdveertig kilometer per uur. Hij wilde wel veel sneller – dat deden genoeg mensen. Maar dan zou hij de goden verzoeken. Als er nu politie op de weg was, zouden ze best wat door de vingers willen zien, maar harder rijden dan honderdvijftig was vragen om moeilijkheden.
Hij keek in zijn binnenspiegel. Achter hem reed een uitgedeukte ouwe roestbak. De chauffeur zat hem vlak op de hielen. Hij zag er belachelijk uit, met een zonnebril en een honkbalpetje op terwijl de zon nog maar amper opkwam. Wynter gaf nog een dot gas en de Porsche gleed soepel naar voren, zodat er opnieuw een opening viel. Maar die ouwe bak bleef maar komen, steeds dichterbij, totdat hij bijna boven op de achterbumper van de 911 zat.
Toen flitste de andere wagen drie keer met zijn koplampen naar hem.
Wynter begon te lachen. Die vent had echt de pest in.
Nu had hij dus een keus. Hij kon plankgas geven en ervandoor gaan, maar dan zou je net zien dat er na de volgende bocht een agent stond en hij moest dat vliegtuig halen. Dus week hij uit naar de linkerbaan en nam gas terug om de ander te laten passeren.
Toen de wagens bijna naast elkaar reden, schudde Wynter verbaasd zijn hoofd. Hij werd hier verdomme ingehaald door een Honda Accord. Hij keek naar de gestoorde achter het stuur en schudde minachtend zijn hoofd, gewoon om hem te laten weten wat een trieste figuur hij was.
Terwijl hij dat deed, hoorde hij aan zijn rechterhand het geluid van een gierende motor en piepende banden en op dat moment reed de Accord zijn baan op en knalde tegen de zijkant van zijn Porsche. Even leken de wagens als een paar worstelaars met elkaar versmolten, terwijl een vonkenregen langs de ramen schoot. Wynter hoorde niet alleen, maar voelde ook de zijkant van zijn auto – zijn prachtige, nagelnieuwe auto – verkreukelen.
Wynters eerste reactie was ongeloof. Hij had vaak genoeg verhalen gehoord over agressie in het verkeer. De M25 was er berucht om; van de verkeersproblemen op deze weg zou de dalai lama zelf nog psychotisch worden. Maar zijn ongeloof sloeg al snel om in woede. Wat voor idioot viel een Porsche aan met een Accord? Het was niet alleen het geweld, maar ook het gebrek aan respect dat hem zo kwaad maakte. Wynter had kracht, gewicht en snelheid aan zijn kant. Hij kwam hier wel weg, maar eerst wilde hij die klootzak een lesje leren. Hij trok het stuur hard naar rechts, met de bedoeling de andere wagen tegen de middenvangrail te drukken.
Maar de auto was er niet meer. De bestuurder had Wynters zet voorzien, was keihard op zijn rem gaan staan en achter de Porsche gedoken. De Honda liet zijn koplampen weer flitsen, recht in Wynters binnenspiegel. Toen ramde de Honda hem van achteren.
Wynter concentreerde zich volledig op wat er achter zijn wagen gebeurde. Hij had geen erg in de vrachtwagencombinatie die een eind voor hem uit de middelste baan op reed om een cementwagen in te halen die op zijn gemak een stijgend deel van de weg aan het beklimmen was. Evenmin zag hij de Range Rover die moest uitwijken om de inhalende vrachtwagen te vermijden. Tegen de tijd dat hij opkeek en zag dat er een hele rij voertuigen voor hem reed, zat hij er al bovenop.
Wynter trapte op zijn rem. De snelheid van de Porsche liep onmiddellijk terug van meer dan honderdveertig naar onder de honderd kilometer per uur. De Honda raakte hem opnieuw en reed aan de passagierskant van zijn wagen de hoek van de achterbumper af, alvorens weer naast hem te komen rijden, ditmaal aan zijn eigen kant. Toen ramde hij hem nog een keer en veroorzaakte nog meer blikschade.
Nu had Wynter er genoeg van. De Range Rover had de vrachtwagens inmiddels gepasseerd en keerde terug naar de middelste baan. De linkerbaan was weer vrij. Wynter gaf plankgas.
‘Exploderende tepels.’
Dat zei Jerzy Garlinski, de gestoorde uitgeweken Pool die Carver alles over sabotage had geleerd, altijd. Jaar in, jaar uit mochten de gezichten en uniformen van zijn toehoorders veranderen, maar hij vertelde hun altijd weer hetzelfde.
‘Vraag: hoe schakel je een rijdende auto uit, zonder een spoor na te laten? Antwoord… exploderende tepels.’
Elk jaar moesten de nieuwe SBS-studenten weer lachen, ook al wisten ze dat de grap eraan kwam. Ze hadden hem allemaal al honderd keer eerder gehoord, want elke man die de cursus volgde voelde zich verplicht zijn eigen Garlinski-imitatie ten beste te geven aan elke arme drommel die ernaar wilde luisteren. Maar op de lesmethode van de man viel niets aan te merken. Niemand vergat ooit nog hoe hij een rijdende auto uit moest schakelen.
Met ‘tepels’ bedoelde Garlinski de tepelvormige ventielen. Een piepklein, op afstand bedienbaar explosief dat de plaats innam van het normale ventiel, was een discreet alternatief voor een conventionele autobom. Hij werd niet opgemerkt bij een normale veiligheidscontrole en liet na de explosie geen enkel spoor na. Het enige probleem was om van tevoren dicht genoeg bij het voertuig in kwes tie te komen.
Het enige wat Carver hoefde te doen was een manier vinden om Wynter zover te krijgen dat hij zijn snelheid dusdanig zou opvoeren dat een eventueel ongeluk fataal zou aflopen. Hij was benieuwd hoe hij onder druk zou presteren. Hij wist niet zeker of hij het lef zou hebben om door te zetten wanneer het moment eenmaal daar was. Maar hij was volslagen kalm geweest toen hij Wynter had uitgedaagd en tegen zijn peperdure auto was gereden. Het gaf hem een gevoel van tevredenheid wraak te nemen op mannen die zichzelf boven de wet plaatsten en hen in de slachtofferrol te dwingen.
Kom maar op, kom maar op, dacht hij, terwijl hij de Honda in de zijkant van de Porsche ramde.
Kom maar op … terwijl hij naar de woede op Wynters gezicht keek.
Kom maar op … terwijl hij de afstandsbediening pakte en op het knopje drukte.
… als je durft, terwijl de band van de Porsche uit elkaar knalde en het ventiel door de knal als een kogel uit het wiel werd geschoten en ergens langs de kant van de weg terechtkwam. Intussen tolde de Porsche hulpeloos als een boomblad in een draaikolk over de rijweg, botste tegen de vangrails, stuiterde weer terug op de weg, langs de haastig uitwijkende Range Rover, pal op de weg van de vrachtwagencombinatie.
De vrachtwagenchauffeur probeerde de Porsche te ontwijken door naar links te draaien, maar het achterste gedeelte van zijn wagen verloor zijn greep op de weg en begon tegen de klok in te draaien, zodat hij dwars op de weg kwam te staan, pal voor de rondtollende sportwagen.
De Porsche vloog frontaal tegen de zijkant van de aanhanger. Er was net genoeg ruimte voor de motorkap om onderdoor te glijden, maar het passagiersgedeelte werd als het kapje van een zachtgekookt ei van de rest van de wagen gescheiden, zodat Wynters hoofd en schouders van zijn lichaam werden gerukt.
De aanhanger en het wrak van de Porsche kwamen tot stilstand op de rijbaan, recht in het pad van de cementwagen, die remde, nog een eind doorgleed en zijdelings op de puinhopen inreed.
Tegen de tijd dat de twee vrachtwagenchauffeurs waren opgehouden met bibberen en uit hun cabines waren geklommen, was Carver alweer anderhalve kilometer verder. Hij verliet de snelweg bij de eerstvolgende afslag en stopte bij een benzinestation. Daar stond een auto op hem te wachten, een zwarte Rover 800. Carver parkeerde de Honda en liep naar de Rover, waarbij hij een man in een leren jasje en kortgeknipt haar passeerde die van de andere kant kwam. Hij stapte achter in de Rover.
Grantham zat voorin op de passagiersplek op hem te wachten. Toen Carver instapte, keek hij op en keek hem in de binnenspiegel aan. ‘Je hebt er wel een rommeltje van gemaakt, hè? Bloed over de rijbaan, afgerukt hoofd? Niet bepaald discreet.’
Carver haalde zijn schouders op. ‘Ik ben het een beetje ontwend.’
Grantham draaide zich naar hem om en overhandigde hem een dun, glanzend kartonnen envelopje. ‘Dit zijn je tickets,’ zei hij. ‘Die mooie leren weekendtas die naast je staat is je handbagage. Je pak hangt aan het haakje achter mij. In de jaszak zit een portefeuille en in de broekzakken zitten wat rommeltjes. Op het vliegveld kun je je omkleden. En in Nice ligt een wapen op je te wachten: je gebruikelijke merk en model… Wat is er?’
‘Ik zat nog even aan die klus te denken. Je hebt gelijk, het was niet goed genoeg.’
‘Het is je gelukt, dat is het belangrijkste. En maak je geen zorgen, wij regelen het wel met de politie. Niemand gaat binnen afzienbare tijd bekendmaken dat Kenny Wynter is overleden.’
‘Ik mag hopen van niet,’ zei Carver. ‘Hoe moet hij vanmiddag anders gaan lunchen?’