50

Sinds hij met zijn herstel was begonnen, vroeg Carver zich al af wat hij nu precies voor Alix voelde. Naarmate zijn herstel vorderde, begonnen de beelden van de paar korte dagen en nachten die zij in elkaars gezelschap hadden doorgebracht terug te komen. Toen hij in een winkel in Beisfjord langs een vrouw liep en een vleugje van haar parfum opving, wist hij meteen, zonder erover te hoeven nadenken, dat Alix datzelfde luchtje had gebruikt en was het opeens alsof zij weer naast hem lag. En verder hadden hij en Thor Larsson natuurlijk over haar gepraat. Larsson had verhalen verteld over de maanden in Genève, voorafgaand aan haar verdwijning, of maakte grapjes over zijneigen eerste aanblik van Alix, gekleed in La Perla-lingerie en met een bruine pruik op. Zij had zich klaargemaakt om een Zwitserse bankier te verleiden, die hun enige schakel was met de geheimzinnige mannen die zich van Carvers dodelijke diensten hadden bediend, hem hadden verraden en vervolgens hadden geprobeerd hem te laten vermoorden.

‘Man, ze zag er fantastisch uit,’ had Larsson gezegd. ‘Ik was stikjaloers op je. Ik bedoel, ik begreep helemaal waar je mee bezig was geweest!’

Larsson had hard gelachen en Carver had met hem mee gelachen. Maar hoewel hij een vage herinnering had aan Alix in die hotel kamer en zeker wist dat zij die middag de liefde hadden bedreven, wa ren de herinneringen vluchtig en vaag, onwerkelijke beelden van een tijd die voorgoed voorbij was.

En toen zag hij de foto van Alix op dat jacht, vastgepakt door de handen van een andere man, en borrelden alle emoties op die tot nu toe buiten zijn bereik hadden gelegen en voelde de pijn aan als een brandmerk op zijn hart.

‘Ga zitten,’ zei Grantham. ‘Ik zal een drankje voor je bestellen. Je ziet eruit alsof je dat kunt gebruiken.’

Hij stak een vinger op naar een van de mannen, alsof hij een ober wenkte. ‘Whisky, en vlug een beetje.’

Carver keek naar Granthams zelfgenoegzame trekken. ‘Het interesseert je geen reet, hè?’

Grantham sloeg geen acht op zijn boosheid. ‘Integendeel, ik interesseer me wel degelijk voor het werk wat ik doe en het land waarvoor ik het doe. Daarom ben ik hier ook. Iemand heeft Alexandra Petrova opdracht gegeven een liefdesval te zetten voor Kurt Vermulen. En ik weet zeker dat jij al tot dezelfde conclusie bent gekomen als ik, namelijk dat ze weer terug is bij haar oude werkgevers, de Russen. Ik weet niet waarom. Misschien ging het haar vervelen om te moeten zitten wachten tot jij eindelijk weer eens wakker zou worden…’

‘Ze betaalde mijn rekeningen,’ zei Carver.

‘Lovenswaardig. Dus ze heeft haar niet geheel onbezoedelde deugdzaamheid opgeofferd voor de man van wie ze houdt.’

Carver keek eerst naar Grantham, toen naar zijn mannen, en boog zich vervolgens naar voren. ‘Het is heel grappig, zoals mijn herinnering opeens terugkomt. Zoals jij nu zit te praten, dat herinnert me aan de laatste keer dat ik je zag. Je maakte weer eens een van die bijdehante opmerkingen van je en toen wees ik je erop dat ik je met je eigen pen kon vermoorden. Weet je dat nog?’

‘Ik weet het nog,’ zei Grantham. ‘Loze dreigementen. Maar nu terzake. Heb jij enig idee hoe ze Petrova hebben gestrikt voor deze opdracht?’

‘Het was Yuri Zhukovski’s weduwe. Zij is naar de zaak gegaan waar Alix werkte. Alix probeerde te ontsnappen. Kennelijk is haar dat niet gelukt.’

‘Ja, ja,’ mompelde Grantham, ‘we dachten al dat dit het handwerk kon zijn van adjunct-directeur Olga Zhukovskaya – een bijzonder machtige, indrukwekkende dame. Je kunt me een cynicus vinden, maar je zou toch bijna gaan denken dat juffrouw Petrova al die tijd al voor haar heeft gewerkt.’

‘Dat waag ik te betwijfelen. Alix sliep met haar man.’

‘Precies. Zhukovskaya had de minnares van haar man in haar macht. Zo’n vrouw is het wel. Briljant…’

Even leek Grantham op te gaan in zijn bewondering. Toen herstelde hij zich.

‘Hoe dan ook, laat me je vertellen wat Petrova allemaal heeft gedaan sinds jij haar voor het laatst hebt gezien. Wij denken dat ze in Washington, waar hij woont, haar klauwen al in Vermulen heeft gezet, maar ze zijn pas een paar weken in Europa, waar ze tekeergaan als een pasgetrouwd stelletje. Ik begrijp wel waarom de Russen nieuwsgierig zijn, want Vermulen is beslist ergens mee bezig. Hij had een ontmoeting in Amsterdam, hoewel we nog niet weten met wie. Vervolgens had hij in Wenen afgesproken met ene Novak, die een boterham verdient met het verkopen van wapens en informatie. Zijn contact in Venetië was een voormalige legerkameraad van hem, ene Reddin. Zoals je op deze foto ziet, was mevrouw Reddin er ook bij, dus het is mogelijk dat het om een afspraak tussen vrienden ging, hoewel ik dat zeer betwijfel. Daarna ging hij naar Rome. Daar hebben we hem gevolgd naar weer zo’n ontmoeting, maar die foto’s waren heel slecht en we konden de andere partij niet identificeren. En nu zitten ze dan op een jacht dat Vermulen heeft gehuurd, zogenaamd voor een vakantie op de Middellandse Zee.

‘De laatste foto’s die ik je heb laten zien, zijn een paar dagen geleden genomen, voor de kust van Corsica. Zelf denk ik dat je ze een meningsverschil ziet hebben. Of misschien probeert zij hem te kalmeren. Kijk, ze werkt natuurlijk alleen, zonder back-up. Ze moet alles doen om ervoor te zorgen dat hij verliefd op haar blijft. Maar hoe intiemer ze worden, des te kwader zal hij zijn als hij er ooit achter komt dat zij hem om de tuin heeft geleid. Ze kan er ook niet vandoor gaan, want dan weet hij het meteen helemaal zeker. Ze zit in de shit, Carver. En allemaal door jouw schuld.’

‘En wat wil je nu dat ik doe?’

‘Ik dacht al dat je het nooit zou vragen.’

Grantham opende een nieuw bestand op de laptop. Ditmaal was er een Engelse paspoortfoto te zien van een man van halverwege de dertig, met rossig haar en een uitdagende, onbuigzame blik.

‘Dat,’ zei Grantham, ‘is Kenny Wynter. Over twee dagen heeft hij een lunchafspraak met Kurt Vermulen in Hotel du Cap, in Zuid-Frankrijk.’

‘Klinkt heel beschaafd.’

‘Ik betwijfel het. Vermulen heeft een karweitje voor Wynter. Wij hebben een telefoongesprek onderschept. De twee kennen elkaar niet, maar blijkbaar is Wynter hem aanbevolen.’

‘Wat voor karweitje?’

‘Dat wilde Vermulen hem niet vertellen. Hij zei dat hij hem de details liever persoonlijk zou vertellen. Maar er is slechts één reden waarom je Kenny Wynter zou willen bellen en dat is om iets te stelen. De man heeft de afgelopen vijftien jaar niets anders gedaan dan stelen in opdracht: vertrouwelijke documenten, industriële plannen en prototypes, financiële papieren, een kluisje hier en daar. En hij is niet kieskeurig wat zijn klanten betreft. Hij heeft militaire geheimen gestolen voor de Russen, de Chinezen, de Iraki’s, de IRA, en daardoor zijn we een aantal uitstekende mensen kwijtgeraakt. De man is een gewetenloze klootzak, met bloed aan zijn handen. Maar hij is nog nooit gepakt. Wel gearresteerd natuurlijk, ontelbare keren, maar er is nooit voldoende bewijs om hem te veroordelen. Kenny Wynter heeft een kast van een huis in Totteridge en een box in het stadion van Arsenal. Hij rijdt in snelle wagens, naait de mooiste vrouwen…’

‘Zo iemand zou ik kunnen vermoorden,’ zei Carver, sarcastisch.

‘Mooi,’ zei Grantham, bloedserieus. ‘Want dat ga je ook doen.’