90
Kurt Vermulen was niet gewond. Tot zijn schande was hij gevangengenomen zonder zelf een schot te hebben gelost. Nu zat hij dus op de achterbank van wat zijn eigen Land Cruiser was geweest, maar die nu in beslag was genomen door de man die hem zo vakkundig had verslagen, een man die zichzelf aan hem had voorgesteld als Dusan Darko.
‘We moeten naar een afspraak,’ zei Darko, terwijl hij Vermulen via de binnenspiegel aankeek. ‘Met een vriend van u, meneer McCabe. Hij betaalt mij twintig miljoen Amerikaanse dollars om de koffer bij hem af te leveren. Misschien kunt u me meer betalen. Ik ben altijd geïnteresseerd in een betere deal. Het is nog niet te laat.’
Vermulen zei niets.
‘Niet dus,’ zei Darko. ‘In dat geval moet ik u ook naar meneer McCabe brengen. Hij zal beslissen wat er met u gaat gebeuren. Het spijt me van uw mannen, dat die moesten sterven. U moet goed begrijpen dat het voor mij puur zakelijk is. Ik heb niets tegen u. Ik ben dol op Amerika, geweldig land. Ik begrijp dat u geen zin hebt om te praten. U hebt genoeg om over na te denken. Sigaret?’
Darko stak er een op. Zijn chauffeur zat al te roken. Ook in de vrachtwagen die voor hen uit reed zag Vermulen de oranje gloed van brandende sigaretten. Niemand in Servië leek zich ook maar iets aan te trekken van het risico van longkanker of hartaanvallen. Maar dat deden mannen in oorlogssituaties ook maar zelden. Ze gingen ervan uit dat ze toch niet lang genoeg zouden leven om een ziekte te krijgen.
Vermulen probeerde te bedenken hoe hij zo stom had kunnen zijn om in de val te lopen die McCabe voor hem had opgezet. De oude man had hem van meet af aan bespeeld en hem meegesleept in plannen die hem nu belachelijk voorkwamen. Maandenlang had hij achter nucleaire bommen aan gezeten, dieven in dienst genomen, mannen hun leven laten riskeren – hoe had hij dat kunnen doen? Misschien hadden ze wel gelijk gehad, in Washington, al die mensen die hem zo vriendelijk mogelijk duidelijk hadden proberen te maken dat hij door zijn verdriet om Amy het spoor een beetje bijster was geraakt.
Aan de andere kant had hij wel gelijk gehad wat de dingen betreft die er werkelijk toe deden. Hij geloofde nog steeds, nog sterker zelfs dan eerst, dat Amerika en al zijn bondgenoten een verschrikkelijk gevaar negeerden en vijanden weigerden te erkennen die de dood vereerden, vrijheid haatten en volkomen bereid waren hun eigen leven op te offeren om anderen te vermoorden. Vergeleken met die boosaardige waanzin had wat hij zelf had gedaan volstrekt rationeel geleken. Hij had in elk geval geprobeerd alarm te slaan.
En wat Natalia betreft had hij ook gelijk gehad. Een deel van hem, de oude inlichtingenofficier, had zich altijd afgevraagd of haar komst niet te mooi was geweest om waar te zijn. Die arme Mary Lou was gestorven en opeens had die prachtige verschijning op zijn stoep gestaan: achteraf was het allemaal wat te gemakkelijk gegaan. Desondanks twijfelde hij er geen moment aan dat Natalia’s liefde voor hem oprecht was. Hij had zich talloze malen afgevraagd of hij misschien toch een oude gek was die zichzelf liet verleiden door een mooie, jonge vrouw. Misschien was dat in het begin zo geweest. Misschien had ze toen net gedaan alsof. Maar nu niet meer. Wat dat betreft was hij elke dag zekerder van haar geworden.
Slechts één aspect van de hele rampzalige kwestie was nog een raadsel voor hem. Hij begreep niet waarom McCabe een spelletje met hem had gespeeld. Hij moest er van het begin af aan een bedoeling mee hebben gehad. Maar Vermulen begreep niet wat dat kon zijn. En als hij erachter kwam, wat zou dat nog uitmaken? Hij was lang genoeg beroepssoldaat geweest om te weten wanneer hij verslagen was.