38
In de Volvo pijnigde Carver zijn hersens in een poging een verband te leggen tussen Alix en de vrouw. ‘Die serveerster, Trudi, zei dat ze Russisch was, en een jaar of vijftig. Ik weet zeker dat ik weet wie ze is. Ik kan er alleen niet opkomen…’
‘Volgens mij weet ik het wel,’ zei Larsson. ‘Toen jij ziek was hebben Alix en ik veel met elkaar gepraat. Ze heeft me een heleboel over haar verleden verteld, en wat er tussen jullie is gebeurd…’ Hij zweeg even. ‘Ze heeft me ook verteld wat er die avond in Gstaad is gebeurd.’
‘En?’
‘Die vrouw in de Bierkeller, ik weet niet hoe ze heet – in elk geval niet haar voornaam. Maar ik denk wel dat ik weet wie zij was: de vrouw die Alix heeft gevonden toen ze nog maar een meisje was, en haar heeft opgeleid om… eh…’ Larssons gezicht vertrok van gêne.
‘Ja, ik weet waarvoor ze werd opgeleid,’ zei Carver.
‘Oké,’ zei Larsson, zichtbaar opgelucht.‘En de echtgenoot van die vrouw was ook een KGB-agent. Hij leidde Alix’ operaties en daarna was Alix… ja, hoor eens, sorry man… daarna was ze zijn minnares. Tot ze naar Parijs ging en jou ontmoette, ja toch? De man heette Yuri Zhukovski. Hij was degene die jij in Gstaad hebt vermoord…’
‘Jezus,’ zei Carver. ‘Alix sliep met de man van die vrouw en ik heb hem vermoord. Dat verklaart in elk geval waarom Alix het op haar heupen kreeg toen ze haar in de Bierkeller zag.’
‘En het verklaart waarschijnlijk ook waarom iemand jou vanavond probeerde te vermoorden,’ zei Larsson.
‘Oké, maar wat is er in de tussentijd gebeurd? Alix gaat ervandoor. De vrouw stuurt twee kerels achter haar aan. En het eerstvolgende wat we weten is dat Alix opeens geld heeft en mijn rekeningen betaalt. Hoe valt dat te rijmen?’
‘Geen idee,’ gaf Larsson toe. ‘Maar we hebben een paar weken om dat uit te zoeken.’
‘Wat bedoel je?’
Ze waren de rivier overgestoken en reden nu door de woonwijken tussen het meer en de internationale luchthaven aan de rand van de stad.
‘Zo lang gaat het duren om jou weer in vorm te krijgen. Ik zou liever twee keer zo lang de tijd nemen, maar ik weet dat je haast hebt. Wacht even…’
Hij stopte voor een van de appartementengebouwen. Carver keek om zich heen. Dit was waar Larsson woonde. Hij was hier eerder geweest. Toen was het een verrassing voor hem geweest, en nu weer, om te zien dat iemand als Larsson in zo’n burgerlijke omgeving woonde. Met zijn woeste haar, gescheurde jeans en vintage rock-band-T-shirts zag de Noor eruit alsof hij eerder thuishoorde in het een of andere excentrieke pakhuis, omringd door computeronderdelen en lege pizzadozen. Maar Genève deed niet aan excentrieke pakhuizen.
Larsson gaf hem een klopje op zijn schouder. ‘Wacht hier even, oké? Ik pak alleen even wat kleding voor koud weer en mijn laptop.’
‘Waarom? Waar gaan we naartoe?’
Larsson grinnikte. ‘Naar het einde van de wereld, Carver. Mijn wereld. Ik ga je leven tot een hel maken. Daar heb je me zojuist een hele smak geld voor betaald.’