10

Waylon McCabe zette de tweede stap op de fatale weg in een afgeladen stadion in de binnenstad van Houston, in Texas.

Toen hij vijf jaar geleden door de lucht omhoog zweefde richting traumahelikopter waren zijn ogen verblind geweest door lichtbundels, zijn oren verdoofd door wat klonk als het geflapper van talloze engelenvleugels. De eerste woorden waarvan hij zich bewust werd kwamen uit de mond van een ambulancebroeder: ‘Het is een wonder dat u het hebt overleefd.’

Dat zeiden de artsen ook, nadat hij door de lucht was vervoerd naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Ook de journalisten die het bescheiden gebouw hadden belegerd, zijn advocaat en financieel manager die per vliegtuig aankwamen vanaf zijn hoofdkantoor in San Antonio, en de stewardess die hem bemoederde toen hij weer terug naar Texas werd gevlogen – allemaal gebruikten ze datzelfde woord: wonder.

Gedurende de dagen en weken die volgden op het ongeluk en hij mijmerde over zijn ongelooflijke ontsnapping aan de dood, groeide bij McCabe de overtuiging dat zijn overleving niet alleen een wonder was in de oppervlakkige betekenis van het woord, maar iets wat daadwerkelijk en onpeilbaar wonderbaarlijk was. Hij was door God gered en was wedergeboren. Hij voelde zich verplicht om daarnaar te handelen.

De jaren na Waylon McCabes val uit de lucht waren hem goed gezind geweest. Zijn imago had een transformatie ondergaan door zijn religieuze bekering. Verdwenen waren de beschuldigingen van meedogenloze zakelijke praktijken, politieke corruptie en milieuvandalisme. Tegenwoordig werd McCabe beschouwd als een filantroop, schenker van een miljard dollar aan goede doelen en een man van diep religieuze principes. In het officiële rapport, opgesteld door de Canadese Burgerluchtvaartautoriteit, was de crash een ongeluk genoemd. Maar dat geloofde McCabe voor geen meter. Iemand had hem te grazen willen nemen en was daar verdomme nog bijna in geslaagd ook.

Als hij er geld op had moeten zetten, had hij willen wedden dat het de mecanicien was – Lundin luidde de naam op zijn naamplaatje – die naar de luchthavenlounge was gekomen en hem praktisch had gesmeekt aan boord van dat toestel te gaan. Hij was vaak genoeg in Inuvik geweest, maar die mecanicien had hij nooit eerder gezien. Waarschijnlijk zou hij hem ook nooit meer zien, wat jammer was.

Hij had de man graag een keer de hand geschud. Die zogenaamde moordenaar had van McCabe degene gemaakt die hij nu was. Het was jammer dat zes andere mensen hadden moeten sterven om zijn verlossing te bewerkstelligen. Maar als dat Gods opzet was, wie was hij dan om daar tegenin te gaan?

Net als tientallen miljoenen van zijn medeburgers geloofde hij nu in de ‘wegvoering’, de rechtstreekse tenhemelopneming van Gods uitverkorenen vanaf de aarde. Want wat was zijn eigen redding anders geweest dan een ogenblik van loutere wegvoering? De laatste tijd was deze overtuiging door de gebeurtenissen in zijn leven omgevormd tot iets wat sterk op een obsessie begon te lijken. Dus sloot hij zich aan bij de congregatie van de duizenden gelovigen die uit allerlei kerken in het Zuiden waren afgekomen op dit kolossale stadion, om te luisteren naar de grote rondtrekkende prediker van de wegvoering, dominee Ezechiel Ray. En terwijl het grote koor, tweehonderd in getal, uitgedost in goud en purperen gewaden hun inleidende lofzang uitzong en weer ging zitten, zag McCabe de preek van de dominee met net zoveel opwinding tegemoet als iedereen.

Vanaf de eerste rij ging een golf van applaus op dat steeds luider en heftiger werd, naarmate het zich over de hele menigte verspreidde. In enkele ogenblikken was iedereen in het stadion opgestaan; klappend en schreeuwend juichten ze de gedrongen, strijdlustige man in zijn eenvoudige zwarte pak toe die, met zijn spuuglok van zilvergrijs haar glimmend in het licht van de schijnwerpers, zich een weg naar het podium baande in het centrum van de verhoging.

Ray bleef een ogenblik zwijgend staan, om het applaus in ontvangst te nemen waarmee zijn komst op het podium werd begroet. Hij wachtte tot het applaus een hoogtepunt bereikte alvorens zijn hoofd te buigen, zijn handen te vouwen en de woorden van Psalm 19 te prevelen: ‘Mogen de woorden van mijn mond, en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn, O Here, mijn rots en mijn verlosser.’

Zijn publiek reageerde met een gemompeld: ‘Amen.’ Opnieuw liet de predikant de stilte aanzwellen, terwijl hij in een houding van gebed en overpeinzing bleef staan, tot hij zich opeens oprichtte en een glimlach opzette die zo stralend was dat hij de zaal net zo helder verlichtte als de kroonluchters.

‘Vrienden,’ begon hij, ‘ik breng jullie vreugdevol nieuws over de wederkomst van onze Verlosser! Dit is jubelend nieuws voor allen die broeders en zusters zijn in Christus. Maar het is nieuws van pijn en dood en eeuwige kwellingen voor diegenen die zich van Christus hebben afgekeerd, de ongelovigen die de Here bespotten en zich wentelen in de zonde en verleidingen van de Antichrist.

‘Jullie kennen het nieuws waarover ik het heb. Jullie kennen de woorden van de eerste brief aan de Thessalonicenzen, hoofdstuk vier, verzen zestien en zeventien. “Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan:

“Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht: en zó zullen wij altijd met de Here wezen.”’

Velen van de toehoorders hadden de woorden geluidloos meegezegd en er ging een goedkeurend geroezemoes op.

Ray knikte. ‘Heren, wij hoeven vandaag de dag maar om ons heen te kijken om te zien wie vroom en godvrezend zijn en een leven leiden vol fatsoen en moraliteit. Maar als wij de televisie aanzetten, of de verderfelijke woorden van de media-elite lezen, zien wij degenen die het woord Gods bespotten… die minachtend neerkijken op gelovigen… die het heilige instituut van het huwelijk bezoedelen… die zich wentelen in decadentie en ontucht.

Geloof mij, het zal niet lang meer duren voordat zij worden neergemaaid door de sikkel van Christus, en alle volgelingen van de Antichrist met hen. Want hun Dag des Oordeels komt eraan, zoals het woord van God ons duidelijk maakt.’

Inmiddels bestond de reactie van de menigte uit een constant goedkeurend gejuich bij iedere pauze in de preek. Ray hief nogmaals een hand op om de zaal tot kalmte te manen, zodat zijn woorden gehoord zouden worden. ‘Maar jullie vragen je misschien af hoe ik dat weet? Hoe kan ik er zo zeker van zijn dat de dag des Heeren ophanden is? Welnu, omdat de Bijbel mij dat vertelt.

Kijk maar naar de tweede brief van Timotheüs, hoofdstuk drie: “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen. Want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, afkerig van het goede… met meer liefde voor genot dan voor God.”

Het Evangelie van Mattheüs, hoofdstuk vierentwintig, waarschuwt dat: “Volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk… En vele valse profeten zullen opstaan… Wetsverachting zal toenemen.”

Klinkt bekend. Klinkt als de wereld van vandaag. Het wachten is nu dus op de laatste waarschuwing dat het einde nabij is, de komst op aarde van Satan zelf. Heren, wees op uw hoede. Want Satan zal komen en wanneer dat gebeurt, zullen wij voorbereid moeten zijn op de strijd.

Wij weten waar die laatste, grote strijd zal worden geleverd, want er staat geschreven: “En hij verzamelde hen op de plaats, die in het Hebreeuws genoemd wordt Armageddon.”

Zoals jullie weten bestaat die plaats werkelijk. Het is de heuvel van Megiddo, in het land van Israël. En jullie kunnen die plaats bezoeken en met jullie eigen ogen aanschouwen.

Maar wees niet bang voor die grote strijd. Want de Christus die zal wederkeren is een machtige Christus, een strijdbare Christus, gezeten op een wit strijdros, een Christus die zijn vijanden zal doen beven. Dus wees blij dat hij komt. Wees blij dat jullie zullen worden gespaard. Maar wees bereid voor die laatste strijd tussen goed en kwaad.

Want Hij is Christus…

Hij brengt ons vervoering…

En Hij komt eraan!’

Terwijl overal het geroep van ‘Amen!’ opklonk, werd Waylon verscheurd door tegenstrijdige gevoelens. Aan de ene kant verheugde hij zich op de naderende wegvoering, meegesleept door het enthousiasme van dominee Ray. Aan de andere kant werd hij gegrepen door een geheime angst die net zo sterk was als de angst die hij had ervaren toen zijn vliegtuig uit het Canadese luchtruim omlaag stortte.

Nog maar een paar weken geleden was hij, toen hij maar niet van de hoest afkwam die hem al de hele winter dwarszat, eindelijk maar eens naar de dokter gegaan. Binnen enkele uren was hij doorverwezen naar een oncoloog in het MD Anderson Center in Houston. Tegen het einde van de week had hij, voor alle zekerheid, een second opinion gevraagd van de beste arts op dit gebied in het Sloan-Kettering-kankercentrum in New York.

Allebei hadden ze hetzelfde gezegd. McCabe had twee inoperabele tumoren in zijn longen. De kanker was uitgezaaid naar zijn hersenen. De artsen wisten het niet zeker, maar hadden een vermoeden dat de kanker veroorzaakt was door de chemicaliën die hij destijds in dat brandende vliegtuig had ingeademd. McCabe was niet ongevoelig voor de bittere ironie die hierin school: zijn moordenaar had hem alsnog te pakken. Hij had nog slechts enkele maanden te leven, hooguit negen, maar binnen een halfjaar zou hij zeker in het ziekenhuis liggen. Hij was begonnen aan een snelle afdaling, regelrecht een openstaand graf in. De angst die McCabe om het hart sloeg en voortdurend aan hem vrat was dan ook dat hij dood zou gaan voordat de grote dag was aangebroken.

Natuurlijk geloofde hij in de wederopstanding van het lichaam en het eeuwige leven. Hij ging elke week naar de kerk om dat geloof te bevestigen. Maar zijn geloof hielp hem niet wanneer hij in de donkerste uren van de nacht aan het moment dacht dat hij niet langer zou bestaan. Ondanks de troostende woorden van de Bijbel wist hij niet honderd procent zeker of hij nog wel uit die laatste, diepe slaap zou ontwaken. Zijn allerliefste wens was om nog in leven te zijn, met zijn ogen wijd open, op de dag dat de Here terugkeerde naar zijn volk. Hij verlangde ernaar de holocaust mee te maken waarover dominee Ezekiel Ray had gesproken, wanneer Christus de druiven der gramschap zou pletten en het bloed van zijn vijanden de valleien van Israël tot aan de rand zou vullen.

Als die holocaust niet uit zichzelf zou plaatsvinden, welnu, dan zou Waylon McCabe wel een handje helpen, al zou het hem zijn laatste cent kosten. En luitenant-generaal Kurt Vermulen, wiens hartstochtelijke overtuiging en wanhopige verlangen om te worden geloofd hem hopeloos kwetsbaar maakten voor McCabes manipulaties, was precies de man die hem daarbij kon helpen.