36
Op de zolder in Minnesota voelde Kady zich net een ontdekkingsreiziger die eindelijk op het punt staat een mysterieuze diersoort onder ogen te krijgen, waarover vaak is geschreven, maar die niemand nog ooit heeft gezien. Voor een geleerde uit Los Alamos was de kofferbom net zoiets als de Verschrikkelijke Sneeuwman of het monster van Loch Ness, met een even onweerstaanbare aantrekkingskracht.
Ze klom de ladder op in haar opblaasbare plastic pak, waarin ze eruitzag als de gemuteerde kruising van een mens met een springkussen, zinderend van verwachting en nerveuze spanning. Ondanks haar zelfverzekerde woorden tegen Tom Mulvagh was ze zich maar al te bewust van alles wat hier mis kon gaan. Als het een echte bom was kon er een boobytrap in zitten. En ook al was dat niet het geval, dan nog kon je nooit volledig uitsluiten dat hij per ongeluk zou afgaan. Het was niet waarschijnlijk, maar het kón, en daarom was het protocol heel duidelijk: kijken, maar niet aanraken. En er zo ver mogelijk bij vandaan blijven.
Ze stak haar hoofd door het luik. De zolder werd verlicht door een enkel, kaal peertje. In het felle licht zag ze aan de andere kant van de zolder de koffer liggen, wagenwijd open, haar uitdagend om dichterbij te komen en een kijkje te nemen. Ze klauterde op de vloer, haar luchtslang achter zich aan slepend. Toen boog ze zich weer over het gat om een videocamera aan te pakken, die een van haar teamleden haar aanreikte. Vervolgens kwamen er nog een statief en een feloranje metalen kistje, met een zwart handvat dat twee derde van de hele lengte besloeg. Uit het kistje kwam een kabel die door het luik naar beneden liep.
Ze zette de videocamera op het statief, zette hem aan en stelde hem scherp. ‘Zie je dat?’ vroeg ze, in het microfoontje dat in de helm van haar pak zat.
Haar assistent, Henry Wong, zat buiten in een van de busjes, tegenover een rek vol elektronische apparatuur, wijzerplaten en schermen.
‘Ja, en hij ziet er behoorlijk authentiek uit.’
‘Er is maar één manier om daarachter te komen,’ zei Kady.
Ze draaide zich van de camera weg en pakte het oranje kistje op. Aan één kant zaten een numeriek toetsenpaneel en een klein back-lightschermpje. Het kistje was een draagbare gammastralenspectro-meter, een instrument dat speciaal was ontworpen om de straling te meten en te analyseren die werd afgegeven door voorwerpen die je ermee onderzocht.
De verschillende nucleaire materialen die in bommen kunnen wor den toegepast hebben allemaal een specifiek verval, waardoor bepaalde hoeveelheden gammastralen worden afgegeven. Sommige van die materialen, zoals plutonium, geven genoeg straling af om die van aanzienlijke afstand te kunnen waarnemen. Andere echter, kunnen alleen van heel dichtbij worden geregistreerd. Vanaf haar plek naast de camera sloegen er geen wijzertjes uit op Kady’s spectrometer. Dat sloot meteen de meeste van alle mogelijke verdachte stoffen uit, maar niet allemaal. In die koffer kon wel een nepbom zitten, het zoveelste valse alarm. Maar hij kon ook verrijkt uranium bevatten. Kady had geen keus. Als ze achter de waarheid wilde komen, moest ze heel dichtbij komen.
Ze sloop op haar tenen naar de koffer. Ze durfde amper adem te halen en schrok van elke krakende vloerplank. Als klein meisje had ze graag Annamaria Koekoek gespeeld, waarbij ze haar vader besloop terwijl hij met zijn rug naar haar toe stond, en zij met bonkend hart telkens nog één stapje probeerde te nemen voordat hij zich omdraaide en haar vastpakte. Nu lag daar een bom waar vroeger haar vader had gestaan, en één verkeerde beweging kon ook nu een bliksemreactie teweegbrengen. Ze zweette in haar plastic luchtbel en kon niet eens de zweetdruppel wegvegen die van haar voorhoofd droop.
Ze voelde haar hart bonken en haalde snel en oppervlakkig adem. De spectrometer trilde in haar hand. Zoals ze er nu aan toe was, kon ze gemakkelijk over een losliggende plank struikelen of haar apparatuur laten vallen. Als ze tegen de koffer aan stootte en er zat een boobytrap in… ze maakte de gedachte niet af. Ze wist dat ze rustig moest worden. Ze bleef met halfgesloten ogen staan, haar armen langs haar zijden, en probeerde haar ademhaling onder controle te krijgen en haar hartslag te vertragen. Langzaam maar zeker kreeg het woeste bonken van bloed in haar oren een regelmatiger ritme.
Toen ze vlak bij de koffer was, sprak ze weer tegen Henry Wong.
‘Oké, daar gaan we.’
‘Voorzichtig, Kady.’
‘Wat dacht je dan?’
Ze stapte recht op de geopende koffer af, die misschien vijfenzeventig centimeter breed was, rechthoekig, met verstevigde hoeken. De inhoud was gevat in een dikke laag polystyreen. Het grootste onderdeel was een metalen buis, die bijna over de hele lengte van de koffer liep. De ene kant was dikker dan de andere, alsof er een extra versterkende metalen band omheen zat. Uit de andere kant stak een draad, die naar een zwart bedieningspaneel liep, met een hele serie schakelaars, een toetsenpaneel en een digitale tijdklok. Er stonden geen cijfers op de tijdklok, geen dramatische countdown, alleen een heleboel knopjes met Russische letters. Er brandde één klein rood lampje, ten teken dat het bedieningspaneel vermogen ontving van de elektriciteitskabel.
Kady richtte de spectrometer op de koffer. Op de display verscheen een reeks cijfers en letters die, via de kabel, ook op een scherm voor Henry Wong verschenen. Ze hoorde een lage, met ontzag vervulde fluittoon in haar oor.
‘Verrijkt uranium 235. Je hebt zojuist een levensechte kofferatoombom gevonden, Kady. Man, dit is echt cool.’
De spanning was even verbroken en zij glimlachte. ‘Dat is niet de term waarvoor ik zelf zou hebben gekozen. Volgens mij ziet het ernaar uit dat Alexander Lebed de waarheid heeft verteld. De Sovjets hebben dus werkelijk over de hele wereld draagbare atoombommen verstopt. Maar als dit er een van is, waar is dan de rest?’
‘Dat is niet ons probleem,’ zei Wong. ‘Bovendien kunnen we niets doen voordat deze is ontmanteld. Waarom kom je niet even naar beneden, zodat we samen de uitslagen kunnen bekijken?’
‘Oké. Maar eerst wil ik dit ding van dichtbij op video vastleggen. We moeten ten slotte weten waar we mee te maken hebben.’
Ze liep terug naar de camera, nog steeds even voorzichtig, maar iets zelfverzekerder, nu ze het wapen een keer had gezien en het kon navertellen. Nu ze wist waar ze mee te maken had, had ze het gevoel meer controle over het hele proces te hebben. Terwijl ze de camera losdraaide van het statief en ermee naar de koffer liep, hield ze zichzelf voor dat ze aan nog veel zwaardere kernkoppen had gewerkt, zowel Russische als Amerikaanse, en dat haar nog nooit iets was overkomen. Waarom zou het deze keer anders gaan?
Ze had geen erg in de spijker die fier uit de vloer stak, tot een laars van haar pak erachter bleef hangen. Ze hield de camera in haar handen, dus kon ze haar armen niet gebruiken om haar evenwicht te bewaren of haar val te breken toen ze struikelde…
‘Kady!’ riep Wong, toen ze boven op de koffer viel, hopeloos verstrikt in haar luchtslang terwijl het lampje op het bedieningspaneel begon te knipperen en de bom een reeks hoge piepjes liet horen.
Als waarschuwing.
Er was een boobytrap geactiveerd.
De spanning die ze had gevoeld sinds ze naar de zolder was geklommen werd in één tel weggeblazen door een misselijkmakende, bonkende golf zweet van pure doodsangst. De angst leek haar zicht te vertroebelen terwijl zij met haar ledematen maaide, en wanhopig weg probeerde te krabbelen, alsof dat iets uit zou maken.
In haar oren hoorde ze Wongs stem: ‘O, shit…’
Het piepen hield op.
Ze hoorde niets meer in haar koptelefoon.
Ze bleef doodstil, volkomen roerloos liggen, en durfde niet eens adem te halen in de absolute stilte op de zolder.
Van ergens diep in de koffer klonk het geluid van een zwakke ontploffing, niet harder of krachtiger dan een knalbonbon. Toen was het weer stil.
Kady krabbelde weg over de vloer en probeerde weer op adem te komen. Opeens zag ze de stekker aan het uiteinde van de kabel die uit de koffer kwam. Door haar val was hij uit de contactdoos gerukt. Het flitsende lichtje en het gepiep waren alleen een waarschuwing voor de gebruikers van de bom dat er sprake was van een stroomonderbreking. Er was geen boobytrap.
Maar er zwierven wel degelijk Sovjet-atoombommen rond in de wereld. En noch Kady, noch iemand anders in Amerika, had ook maar enig idee waar die zich bevonden.