60

‘Toe, meneer Novak, neem gerust waar u trek in hebt. Ik ben een vrouw, ik moet aan mijn figuur denken. Maar ik hou ervan een man lekker te zien eten.’

Olga Zhukovskaya gebaarde uitnodigend naar de legendarische hors d’oeuvres-trolley van het restaurant Drei Husaren in Wenen. Op het wagentje stonden meer dan dertig seizoensgerechten, van kalfshersenen tot kaviaar.

Helaas voor de ober in zijn gestreepte vest had Pavel Novak niet veel honger. En hij was al evenmin in de stemming om tegenieten van de huiselijke luxe van de Bibliotheek, de kleinste van de twee eetzalen van het vijfenzestig jaar oude restaurant. Onder normale omstandigheden zou hij zich juist rustig en tevreden hebben gevoeld tussen al die kasten vol oude boeken, de mandjes vol voorjaarsnarcissen, de stenen beeldjes in nissen in de muur en de rustgevende tinten van de houten lambrisering en de donkergroene stoelen. Maar niet nu hier ter plekke zijn ergste nachtmerries werden bewaarheid.

Het feit alleen al dat hij en Zhukovskaya Russisch spraken was al genoeg om de slechtste herinneringen naar boven te brengen. Bijna vijftien jaar had hij meegewerkt aan de omverwerping van de Sovjetheerschappij, door geheime informatie aan het westen door te spelen. Al die tijd was hij ervan overtuigd geweest dat niemand wist wat hij deed. En nu, meer dan acht jaar na de Fluwelen Revolutie die zijn Tsjechische vaderland vrijheid had gebracht, hadden de Russen hem dan toch nog te pakken.

Toen hij het telefoontje had gekregen waarin hij was uitgenodigd voor dit diner, had hij precies geweten wie Zhukovskaya was en wat zij vertegenwoordigde. Hij had de uitnodiging aangenomen omdat het weinig zin had te weigeren of te proberen om te ontsnappen. Als ze achter hem aan zaten, zouden ze hem ook te pakken krijgen. Zo niet, dan had hij niets te verliezen bij een ontmoeting met een van de legendes van de Sovjetspionage. Zijn fatalisme maakte hem echter niet minder zenuwachtig.

Zhukovskaya was zich natuurlijk volkomen bewust van Novaks ongemakkelijke gevoel. Ze had er plezier in en had er zelfs even mee gespeeld, alvorens te besluiten hem uit zijn lijden te verlossen. Als ze nog lang naar deze zwetende angsthaas met zijn meelijwekkende hangsnor moest blijven zitten kijken, had ze straks zelf ook geen trek meer. Het was onzin om naar een van de beste restaurants van Wenen te gaan, waar net zo serieus met eten wordt omgegaan als in elke Franse of Italiaanse stad, en dan niet in staat te zijn van het menu tegenieten.

‘Bent u ongerust, of bang voor wat er met u gaat gebeuren? Alstublieft, we leven niet meer in de oude tijd. We zijn geen stalinisten meer.’

Novak ontspande zich een beetje. Hij slaagde erin om wat kip in gelei te bestellen.

‘Mooi zo,’ zei Zhukovskaya, ‘en voor het hoofdgerecht kan ik de Tafelspitz aanbevelen – mals gekookt rundvlees, gebakken aardappelen, spinazie met room en appelmoes – ze zeggen dat je het nergens in Wenen zo lekker kunt eten. Maar dat weet u natuurlijk, u woont hier. Maar laten we het tijdens het eten niet over zaken hebben. Laten we verhalen uitwisselen over die goede oude tijd… toen u voor de Amerikanen werkte.’

Bijna had Novak een mondvol kip over de tafel gespuugd. Hij kauwde en slikte zijn hap door, terwijl hij intussen een antwoord probeerde te verzinnen.

Zhukovskaya was hem voor. ‘Kom nu, hoe incompetent dacht u dat wij waren? Natuurlijk wisten we daarvan. Maar het kwam ons beter uit u in leven te laten. U was een vertrouwde bron omdat u oprecht geloofde dat de informatie die u doorspeelde echt was. Maar ik vrees dat dat meestal niet het geval was. Daar hebben wij wel voor gezorgd. Dus in plaats van ons schade te berokkenen, wat u ongetwijfeld zult hebben gehoopt, hebt u de Sovjet-Unie een geweldige dienst bewezen door onze vijanden om de tuin te leiden… O, kijk, uw wijnglas is leeg. Misschien kan de sommelier u nog eens inschenken.’

Eindelijk slaagde Novak erin iets te zeggen.

‘Wanneer bent u erachter gekomen?’

‘Zelf was ik destijds nog maar een jonge officier, dus ik kreeg het pas veel later te horen. Maar mijn superieuren waren van uw verraad op de hoogte vanaf het moment dat u voor de allereerste keer nerveus toenadering zocht tot de Amerikanen.’

‘Mijn god… Hoe ver zijn jullie in de DIA doorgedrongen?’

‘We hebben enkele officieren kunnen chanteren en anderen werden door ons betaald. Een enkeling deed het om ideologische redenen. Maar in totaal waren het er niet zoveel, minder dan twaalf. Uw tussenpersoon, Vermulen, is zijn land altijd trouw gebleven. Zowel u als hij was absoluut oprecht in wat u deed. Dat was heel belangrijk voor ons.’

‘Waarom wilt u mij nu dan spreken?’

Zhukovskaya schoof haar half opgegeten portie kaviaar weg. ‘Goed, als u dat liever hebt, kunnen we ook wel eerst zaken doen en dan pas eten. Misschien is dat eigenlijk wel beter. Welnu… waarover hadden u en Vermulen het in de opera?’

‘Nergens over. Ik heb Vermulen al jaren niet gezien. En ik hou niet eens van opera.’

Er gleed een gekwetste uitdrukking over Zhukovskaya’s gezicht. ‘Ik wil u er nogmaals op wijzen, meneer Novak, dat u ons vooral niet moet onderschatten. U hebt hier in Wenen een voorstelling bijgewoond van de opera Don Giovanni. Voorafgaand aan het concert hebt u in de bar met Vermulen gesproken. Dus nu vraag ik u: waar om had u afgesproken? Waar hebt u het over gehad? Wat hebt u sindsdien van hem gehoord? En ik herhaal: als u mijn vragen eerlijk beantwoordt, kunnen we ons allemaal gedragen als beschaafde mensen. Zo niet… nu ja, laten we onze eetlust daar niet mee bederven.’

Novak werd niet warm of koud van het dreigement. Wat hem betreft, was hij al dood. De enige edele daad die hij zijn hele leven had verricht, zijn persoonlijke strijd tegen de communistische bezetting van zijn land, was een farce geweest. Hij had de zaak van de vrijheid niet geholpen, maar waarschijnlijk eerder geschaad. En nu zag hij zijn zwakke poging om te voorkomen dat de lijst met bommen in verkeerde handen zou vallen ook nog eens voor zijn ogen in rook opgaan.

Hij kon nog een laatste, groots gebaar maken. Hij kon weigeren iets te zeggen en die Russische heks laten proberen de waarheid uit hem te slaan. Misschien hield hij het lang genoeg vol om Vermulen de kans te geven te doen wat hij moest doen. Maar dat verzet zou veel inspanning en geestkracht van hem vergen en hij was zich er opeens pijnlijk van bewust die kracht niet langer te bezitten. Waarom zou hij de schijn dan nog langer ophouden?

Novak wenkte de sommelier.

‘Ik wil graag een fles rode bordeaux, iets wat ik mijn leven lang niet meer zal vergeten. Prijs speelt geen rol.’

De sommelier, die heel goed wist wie er voor deze maaltijd betaalde, keek naar Zhukovskaya. Zij gaf hem een nauwelijks zichtbaar knikje alvorens hij inging op Novaks verzoek.

‘In dat geval, mein Herr, zou ik de La Mission Haut Brion uit 1982 willen voorstellen. Een voortreffelijke wijn van een van de grote chateaux. Ik denk dat u het een welhaast spirituele ervaring zult vinden.’

Er speelde een vermoeid glimlachje om Novaks mond. ‘Spiritueel, zegt u? Dan lijkt de Haut Brion mij een perfecte keus.’

Zhukovskaya haastte hem niet toen hij de wijn proefde, goedkeurend knikte, de intense en complexe smaak goed tot zich door liet dringen en vervolgens zijn eerste kleine slokjes nam. Zij begreep net zo goed als hij wat hier gebeurde.

Toen hij zijn eerste glas had leeggedronken, begon Novak te praten. Hij vertelde dat hij was benaderd door Bagrat Baladze, die de lijst van vermiste bommen aan de man probeerde te brengen; dat hij vervolgens naar Vermulen was gegaan, in de hoop de lijst aan de Amerikanen te bezorgen; dat hij hem had verteld waar de lijst zich bevond en hoe hij hem in handen kon krijgen.

Toen hij klaar was, reikte Zhukovskaya over de tafel en gaf een zacht kneepje in zijn hand.

‘Dank u,’ zei ze, zacht en oprecht. ‘En geniet nu maar van de rest van uw maaltijd.’ Haar glimlach was onverwacht charmant, heel vrouwelijk en bijna flirtend, toen ze eraan toevoegde: ‘En van uw spirituele wijn!’

Op de een of andere manier, misschien omdat hij was bevrijd van de last van zijn geheim, of gewoon omdat de bordeaux een magisch elixer was, was Novak in staat van zijn maaltijd tegenieten. Hij en Zhukovskaya praatten met elkaar als twee mensen van middelbare leeftijd die in de loop der jaren gelijksoortige ervaringen hadden gehad en dezelfde merkwaardigheden hadden waargenomen. Hij was een man met een talent voor grappige anekdotes; zij was een vrouw die graag om zijn humor lachte.

Aan het eind van de maaltijd was Zhukovskaya precies zo beschaafd, zo kulturny, om de Russische term te gebruiken, als zij had beloofd. Zij verzocht hem uiterst beleefd haar zijn mobiele telefoon te overhandigen. Ook vertelde ze hem dat er straks een storing zou zijn in de telefoonlijnen naar en van het appartementencomplex waar hij woonde. Met andere woorden: hij kon niemand op de hoogte brengen van wat hij haar zojuist had verteld. Ze vertelde hem dat hij een lift terug naar huis zou krijgen, naar zijn vrouw.

‘Alstublieft,’ zei ze, ‘maak dit voor ons allebei zo gemakkelijk mogelijk.’

Een kwartier later ging Pavel Novak het gebouw binnen waar hij woonde, liep de hal door en stapte in de lift, een rijkversierde metalen kooi die al bijna een eeuw lang door het midden van de wenteltrap omhoog en omlaag ging. Op de vijfde verdieping stapte hij uit en ging zijn appartement binnen. Zijn vrouw lag te slapen in hun slaapkamer. Hij kuste haar gezicht en fluisterde in haar oor: ‘Ik hou van je.’

Ze maakte een slaperig geluidje.

Novak keek op haar neer met de liefde die een man voelt voor een vrouw met wie hij al bijna dertig jaar lief en leed heeft gedeeld, een liefde waarin jeugdige hartstocht plaats heeft gemaakt voor een veel diepere mengeling van affectie, weten en wederzijds vergeven. Even legde hij zijn hand op haar schouder, toen verliet hij de kamer.

Hij liep naar de bovenste verdieping van het gebouw en ging naar buiten door de deur die toegang gaf tot het dak. Hij liep naar de rand, keek nog een keer om zich heen naar de lichtjes en de daken van Wenen, haalde een laatste keer diep adem en stapte in de leegte.