34

Larssons gebutste Volvo-stationcar stond al voor Carvers gebouw te wachten toen hij daar eindelijk aankwam. De Noor stapte uit en nam Carver van top tot teen keurend op, op zoek naar zichtbare tekenen van problemen.

‘Alles oké?’ vroeg hij.

‘Laten we naar binnen gaan,’ antwoordde Carver. ‘Ik sta niet graag zomaar op straat, veel te open en bloot.’ Zijn stem klonk gespannen en nerveus.

‘Gaat het wel een beetje met je?’ vroeg Larsson. ‘Je klinkt niet zo best.’

‘Mij mankeert niets.’

‘Goed, als jij het zegt.’

Carver haastte zich het appartementengebouw in en begon de trap op te lopen naar zijn woning op de bovenste verdieping. Larsson keek hem een ogenblik sceptisch na en volgde hem toen naar boven over de oude houten trap, die vijf verdiepingen omhoog voerde en bij elke stap onder hun voeten kraakte. Toen hij Carvers flat bereikte, stond de deur al open. Carver stond in de woonkamer en keek om zich heen, stomverbaasd om wat hij zag – of liever gezegd, niet zag.

‘Waar is alles?’ vroeg hij.

Er stonden geen meubels meer in de kamer.

‘Verkocht,’ zei Larsson. ‘We konden niet anders.’

Carver werd iets rustiger toen hij tot zich door liet dringen wat Larsson had gezegd. Toen gleed er een blik vol afgrijzen over zijn gezicht en rende hij de keuken in. ‘Christus, jullie hebben toch niet…’

Larsson rende achter hem aan. ‘Wat hebben we niet?’

‘Het is al goed…’ Carver stond bij het keukeneiland. De wijnrekken waren leeg. De lage inbouwkoelkast was verdwenen. Het enige wat er nog stond was het skelet van de keuken. Maar daar leek hij niet mee te zitten. ‘Ik was even bang dat jullie de keukenblokken ook hadden verkocht,’ zei hij.

Voor het eerst die avond verscheen er een grijns op Larssons gezicht. ‘Wie zou die rotzooi nou willen kopen?’

Nu was het Carvers beurt om te lachen, ook al was het maar heel even. Hij bukte zich en stak zijn hand in het wijnrek, in het midden van de tweede rij, drie plekken vanaf de zijkant. Zijn gezicht vertrok heel even toen zijn vingers aanvankelijk niets voelden, maar zijn glimlach keerde terug toen ze vonden wat hij zocht.

‘Kijk maar eens goed,’ zei hij.

Er klonk een nauwelijks hoorbaar gonzend geluid. Larsson keek vol verbazing toe hoe het midden van het granieten aanrechtblad omhoog kwam van het eiland. Eronder was een metalen frame zichtbaar, waarin een grote plastic gereedschapskist was ingebouwd, onderverdeeld in een aantal schuiflades van verschillende afmetingen met doorzichtige plastic voorkanten.

‘Ongelooflijk!’ riep Larsson uit.

‘Zo te zien is mijn kist nog helemaal intact,’ zei Carver. Hij begon wat rustiger te worden, gerustgesteld door de vertrouwde omgeving en de aanwezigheid van zijn gereedschapskist. ‘Oké, als het goed is zitten de bovenste twee lades vol met de gebruikelijke spullen…’

Toen Carver de bovenste lade opentrok zag Larsson een dik stuk donkergrijs schuimrubber, waarin een reeks voorgestanste openingen een keur aan onberispelijk glanzende moersleutels, schroevendraaiers, zagen en hamers bevatten. De tweede lade was bestemd voor kleine elektrische gereedschappen en soldeerbouten.

‘Het ligt er allemaal nog,’ zei hij. ‘In de volgende twee laden zitten dacht ik allerlei handige instrumentjes, elektronica, dat soort dingen.’

Larsson zuchtte vergenoegd bij het zien van de verzameling tijdschakelaars, ontstekingen, apparaatjes om op afstand remmen en versnellingen mee te beïnvloeden en afstandsbedieningen. ‘O ja, som mige van die schatjes herken ik wel. Fijn om te weten dat je ze zo’n goed tehuis hebt bezorgd.’

‘Oké, in de volgende la vinden we…’

Larsson zag blokken plastic explosieven en thermiet.

‘En ten slotte…’

Carver trok de laatste, diepste lade open. Die bevatte een Heckler en Koch MP5K-machinepistool met korte loop, compleet met een geluiddemper en drie magazijnen, plus een sig Sauer P226 met dezelfde essentiële accessoires. Larsson gaf een begrijpend knikje. Bei de wapens behoorden tot de standaarduitrusting van Britse speciale eenheden.

‘En dan is er nog iets…’ zei Carver.

Hij trok de gereedschapskist uit zijn behuizing en zette hem voor zich op de grond. Toen ging hij op zijn hurken zitten. Het deksel van de kist was enkele centimeters dik. Hij tilde hem op en meteen werd er nog een bergruimte zichtbaar, in het deksel zelf, afgesloten met een scharnierend plastic luikje. Toen hij dit opende kwam er een dikke bruine enveloppe, grofweg A3-formaat, tevoorschijn.

‘Dit konden jullie natuurlijk ook niet weten…’ zei hij.

Carver haalde de enveloppe eruit en sloot de bergruimte weer af. Toen nam hij de SIG, de geluiddemper en twee magazijnen uit de onderste lade. Hij deed de gereedschapskist weer dicht, maar liet hem op de grond staan terwijl hij weer op het knopje in het wijnrek drukte. De lege behuizing zakte weer weg in het keukeneiland. Carver legde de enveloppe en het wapen op het aanrechtblad.

‘Zit daar geld in?’ vroeg Larsson, met een knikje naar de enveloppe. Opeens voelde hij zich niet zo vrolijk meer.

‘Ja.’

‘Genoeg om de rekeningen van te betalen?’

‘Met gemak.’

‘En wanneer herinnerde je je dit weer, exact?’

Zijn woorden hadden iets bitters en sarcastisch.

‘Een paar weken geleden, vrij snel nadat mijn geheugen terug begon te komen.’

‘Dus je had haar geld eigenlijk helemaal niet nodig?’

‘Natuurlijk wel. Zolang er werd betaald, wist ik dat zij nog leefde.’

Larsson kon niet anders dan de logica van Carvers argument accepteren. Maar hij had zelf ook nog een appeltje met hem te schillen. ‘Mij ben je ook geld schuldig. Meer dan twintigduizend dollar.’

Carver knikte zwijgend. Hij stak zijn hand in de enveloppe en haalde er een met sierlijke letters bedrukt document uit. Het was een obligatie aan toonder ter waarde van $ 50.000, op naam van een Panamese corporatie en aan de achterzijde door hem getekend. In wezen was het net zo goed als contant geld. Hij gaf het aan Larsson.

‘Bedankt, maar dat is veel te veel,’ zei de Noor.

‘Uiteindelijk niet,’ zei Carver droogjes, ‘niet op de lange termijn. Luister, ik betaal Alix ook alles terug… maar dan moet ik haar eerst zien te vinden. We moeten beginnen op de laatste plekken waar ze nog is gezien. Ik weet dat ze ’s nachts in de een of andere bar werkte. Weet jij waar dat was?’

‘De Bierkeller? Natuurlijk, ik gaf haar wel eens een lift naar haar werk.’

‘Mooi, dan mag je mij ook een lift geven. Geef me een paar minuten om me op te knappen.’

Carver pakte de enveloppe, het pistool en de munitie en liep de keuken uit. Toen hij door de woonkamer liep, zag hij het schilderij van Lulworth Cove aan de muur hangen, het enige van zijn waardevolle bezittingen wat niet was verkocht. Hij herinnerde zich dat hij er met Alix over had gepraat. Zij had een oud T-shirt van hem aangehad en zat opgekruld in de stoel, fris uit de douche. Hij had hier best nog even met zijn ogen dicht aan haar willen denken, maar vanavond kon dat niet. Hij moest in beweging blijven.

In zijn slaapkamer opende hij zijn garderobekast. Al zijn spullen hingen er nog, naar één kant geschoven om plaats te maken voor Alix’ treurige kleine verzameling kleren. Hij pakte een jasje uit haar kant van de kast, hield het bij zijn gezicht en rook nog vaag haar geur, die hij in zich opnam als een hond die op een spoor wordt gezet. Toen ging er, heel onverwacht, een schakelaartje om in zijn hoofd – een automatische, onwillekeurige reflex die de emotionele, gevoelige, onpraktische kant van zijn bewustzijn uitschakelde en hem kil en helder maakte.

De paniek en onzekerheid waren verdwenen. Hij voelde geen drukkende, misselijkmakende angst meer in zijn maag, alleen nog maar een sterk gevoel van haast en vastberadenheid.

Hij reikte naar een plank boven het kledingrek en haalde een leren weekendtas tevoorschijn. Toen stak hij zijn arm nog wat verder uit en trok een schouderholster en een brede geldriem uit de kast. Het kostte hem hooguit een halve minuut om de weekend-tas in te pakken met twee effen witte T-shirts, twee paar sokken en twee onderbroeken; gevolgd door een spijkerbroek en een lichtgewicht fleecetrui, allebei zwart. Vervolgens kostte het hem nog een minuut om zich om te kleden in een set kleding die identiek was aan wat hij zojuist had ingepakt, alleen met een antracietkleurige pullover met een V-hals in plaats van de zwarte fleece. Hij koos een paar simpele zwarte veterschoenen, met dikke zachte zolen.

De geldriem ging om zijn middel. Uit de bruine enveloppe haalde hij een stapeltje biljetten van honderd dollar, en nog twee obligaties aan toonder, dezelfde als die hij aan Larsson had gegeven. Ook haalde hij er twee paspoorten uit, één Australisch en één Zwitsers. Ze stonden allebei op verschillende namen, maar zijn foto stond erin. Hij haalde een paar bankbiljetten van het stapeltje en stopte ze in zijn broekzak, samen met de Zwitserse contanten die hij van de moordenaar in de kliniek had afgepakt. Verder ging alles in de riem. Toen deed hij de enveloppe, die nog voor meer dan de helft vol zat, dicht en legde hem in de tas.

Hij deed de schouderholster om. Met de SIG erin voelde het heel erg vertrouwd, want de holster stond al zo afgesteld dat hij hem als gegoten zat. Er hing een korte, zwarte wollen jas in de kast, en die trok hij als laatste aan. De jas bedekte de holster zonder opvallende bobbel. De reservemagazijnen liet hij in zijn zakken glijden. De jas was mooi genoeg om er elk restaurant of hotel mee binnen te komen, maar ook stevig genoeg om de kou op afstand te houden. Er hing nog exact zo’n zelfde jas in de kast, samen met nog twee zwarte spijkerbroeken en drie ogenschijnlijk identieke donkerblauwe kostuums. De laden waaruit hij de T-shirts, het ondergoed en de truien had gehaald vertoonden een soortgelijke herhaling. Zo’n man was hij dus geweest: methodisch, functioneel, iemand die geen vernieuwing nodig had wanneer iets hem eenmaal goed beviel.

In andere laden lagen horloges, zonnebrillen, mobieltjes, opnieuw met minimale variatie. Hij nam er van elk één mee, waarbij hij geen tijd hoefde te verknoeien aan kiezen, plus een paar extra simkaarten voor de telefoon. Toen zag hij naast het bed een fotolijstje staan. Het was een foto van Alix, naast zijn stoel in de recreatiezaal van de kliniek. Zij had een hoopvolle glimlach op haar gezicht. Hij keek alleen maar verbaasd. Hij kon zich niet herinneren dat de foto was genomen. Hij stond er niet te lang bij stil, maar haalde de foto uit het lijstje, vouwde hem in tweeën en stopte hem in de binnenzak van zijn jas. Als hij de vrouw wilde vinden, kon een foto van pas komen.

Larsson stond bij de deur van het appartement te wachten, met de gereedschapskist. Toen hij Carver zag, zei hij: ‘Hé, jij lijkt sprekend op een vent die ik ooit heb gekend.’

‘O ja, wat was dat voor iemand?’ vroeg Carver.

Met een uitgestreken gezicht antwoordde Larsson: ‘Een ongelooflijke klootzak.’