97

Carver wachtte tot de motoren waren afgezet en er niets anders meer te horen was dan het suizen van de lucht buiten het toestel en de passagiers die het uitgilden van angst of hun God aanriepen. Het vliegtuig verloor nu snel hoogte en zou dat blijven doen totdat het de rotsachtige bodem van Noordoost-Macedonië zou raken. Er zou geen landingsstrook zijn om hen te verwelkomen, geen wonderbaarlijke noodlanding. Dat wisten ze allemaal. En toch gespten de mensen om hem heen zich op instructie van de piloot vast op hun plaatsen, en toen de eerste rookkringeltjes tot de cabine door wisten te dringen, reikten zij naar hun zuurstofmaskers.

Alsof dat uiteindelijk ook maar iets zou uitmaken.

Carver was aan een kant van een driezitsbank langs de wand gezet, achter in de cabine. Alix zat naast hem en aan haar andere kant zat Vermulen. Twee van McCabes mannen zaten tegenover hen. De derde bewaakte zijn baas en hield Francesco Riva in de gaten. Zij zaten voorin, in grote, gemakkelijke stoelen.

De eerste paar minuten van de vlucht hadden de beveiligingslui in pakken daar gezeten, met hun wapens op het trio op de bank gericht en fronsende blikken op hun gezichten. Ze hadden heel hard hun best gedaan om gemeen en intimiderend te kijken. Maar elke dreiging die er van hen uitging was verdwenen op het moment dat de piloot aankondigde dat ze een probleem hadden. Toen werden ze gewoon twee doodsbange passagiers in een metalen buis die bezig was uit de lucht te vallen en hadden ze allebei alleen nog maar aan zichzelf gedacht.

Het was Carvers hand waar Alix naar reikte.

‘Wees maar niet bang,’ zei hij, terwijl hij een geruststellend kneepje in haar hand gaf. ‘Dit is nog niet voorbij.’ Hij hielp haar met het opzetten van haar zuurstofmasker. ‘Diep ademhalen,’ zei hij tegen

haar. ‘Zorg dat je voldoende zuurstof in je bloed krijgt.’

Carver zag dat Vermulen hem langs Alix heen aan zat te kijken.

‘Wie ben jij?’ vroeg de generaal, verbaasd zijn hoofd schuddend, alsof hij probeerde te bedenken hoe hij er met zijn mensenkennis zo naast had kunnen zitten. Hij stak zijn hand uit naar Alix, maar kreeg geen reactie en liet zich weer achterover zakken, verloren in zijn eigen desillusie.

Carver had geen belangstelling voor Vermulens problemen. Hij hield een masker voor zijn gezicht en haalde diep en regelmatig adem. Intussen keek hij door de steeds dikker wordende rook naar de twee mannen die tegenover hen zaten. Een van hen had problemen met zijn zuurstoftoevoer, rukte aan zijn masker en probeerde de aandacht van zijn collega te trekken. Maar de ander trok zich niets van hem aan. Hij hield alle frisse lucht voor zichzelf. Hij had één hand op zijn masker, terwijl zijn andere hand – met het pistool – losjes langs zijn zij hing.

De mannen gingen helemaal op in hun eigen ondergaande wereld. Ze zagen niet eens hoe Carver opstond, in één stap bij hen was, het pistool uit de slappe, bungelende hand griste en er twee klappen – backhand en forehand – mee gaf tegen twee kale, roze schedels. Een van de twee zakte bewusteloos naar voren. De ander kreunde en keek Carver glazig aan. Carver sloeg hem nog een keer en ditmaal was hij bewusteloos.

Hij draaide zich weer om naar de bank, die zich nog geen meter bij hem vandaan bevond, maar nog amper zichtbaar was. Hij pakte zijn masker, greep Alix’ hand en gaf er een ruk aan. Ze begreep wat hij wilde, maakte haar veiligheidsriem los en stond op. Carver zag een donkere schaduw achter haar opdoemen die van Vermulen moest zijn. Hij haalde uit met de greep van zijn pistool, voelde dat hij iets raakte, ook al wist hij niet wat, en zag de schaduw terugvallen op zijn stoel. Carver gaf nog een ruk aan Alix’ hand en trok haar mee naar de achterkant van de cabine. Terwijl ze door de bijtende dampen strompelden, voelde Carver Alix’ hele lichaam schokken. Ze begon te stikken. Hij begon ook te hoesten, zijn ogen traanden en zijn neus en keel stonden in brand.

In drie stappen was hij bij de deur van het toilet en ademde hij gulzig zuurstof in uit het masker dat boven de toiletpot bungelde. Kom op, beheers je… Haal adem en denk na, denk… Hoe snel storten we omlaag? Ik kan dit niet te snel doen, op deze hoogte, of de kou en het gebrek aan zuurstof worden me in no-time fataal. Maar als ik te lang wacht… Niet aan denken… Ok, een laatste keer inademen, zo diep dat ik er duizelig van word…

Carver gaf het masker aan Alix en bleef even staan om zich ervan te verzekeren dat zij nog in staat was het stevig over haar mond en neus te drukken. Toen verliet hij het toilet en ging bij de scheidingswand staan die het passagierscompartiment scheidde van het bommenruim. Hij draaide wanhopig aan het wiel waarmee het luik kon worden geopend. Er klonk een hoorbare klik toen het slot openging en het beslissende moment aanbrak waarop de deur openvloog en een vlaag ijle, ijskoude lucht de cabine binnenkwam, waar het onmiddellijk al het vocht in de atmosfeer condenseerde en in een ondoordringbare mist veranderde.

Het toestel verloor allengs meer hoogte en de romp schommelde van links naar rechts, als het gewicht van een pendule, terwijl de piloten hun uiterste best deden het toestel onder controle te houden.

Carver greep Alix bij de hand en sleepte haar achter zich aan. Samen persten zij zich door het kleine luik, stootten allebei hun hoofd, schenen en ellebogen en konden zich er nog net van weerhouden een paar uitroepen van pijn te slaken en kostbare zuurstof te verspillen. Martelende seconden verstreken toen het luik weer werd gesloten en vergrendeld om eventuele anderen tegen te houden die opeens bedachten dat hun enige hoop zich in het bommenruim bevond.

Carver ging op zijn knieën zitten en tastte met zijn handen rond in de ijzig koude, giftige mist; hij voelde en zocht met zijn vingers, want er moest een manier zijn om de deuren handmatig te openen, voor het geval de elektrische bediening in de cockpit niet werkte. En daar was het, een hendel, op een metalen stang, die wachtte om op en neer te worden bewogen. Wanhopig ging hij aan de slag.

O, god, ik moet ademhalen, maar het kan niet, er is te weinig zuurstof in de lucht, alleen irriterende chemicaliën. O, mijn ogen tranen… Het doet zo’n pijn, mijn longen branden, mijn spieren gillen het uit van de pijn, smeken me om adem te halen… en er gebeurt niets. Misschien moet ik de hoop opgeven. Nee, ik mag niet opgeven. Ik moet in leven blijven, ik moet wraak nemen… Hé, is dat…?

Toen gingen er deuren open en kwam er een windvlaag binnen die in één keer alle mist uit het bommenruim verdreef. Het was lucht die ijskoud was, maar zuurstofrijk en schoon genoeg om tussen de kokhalzende hoestbuien door wanhopig in te ademen. Inmiddels moest hij de hendel op en neer blijven halen en schoot de pijn bij elke beweging door zijn armen, schouders en rug. Op een gegeven moment stonden de deuren van het ruim echter wijd open en was er in de diepte vaag een strook bruine aarde zichtbaar.

Boven de opening hing de bom, een armoedige bruine koffer, provisorisch vastgebonden aan een parachute, in zijn metalen frame. Met een hendel aan het frame kon de bom uit het frame worden bevrijd: nog een geluk bij een ongeluk dat die blindelings grijpende handen eerst de hendel van de pomp hadden gevonden.

Carver keek om zich heen door het ruim en zag de elastieken koorden die aan haken aan de wand hingen. Die hingen er om de normale ladingen mee vast te snoeren die, dat hadden de ingenieurs die het vliegtuig hadden omgebouwd in hun naïveteit althans gedacht, dit toestel zou gaan vervoeren. Hij greep een van de koorden, trok het tussen een van de touwen door waarmee de parachute aan de bom was vastgebonden, en legde er een stevige knoop in. Toen legde hij Alix’ armen om zijn middel en trok haar dicht tegen zich aan. Ze gaf hem een zacht kneepje toen hij het koord in een achtje om hen heen trok, en ook daar een stevige knoop in legde, alsof hij een navelstreng vormde met de bom.

Het hele toestel begon nu meer en meer te trillen en reageerde niet langer op de commando’s van de bemanning. Het kon nu niet lang meer duren voordat zij alle controle kwijtraakten en de daling in een vrije val veranderde.

Opeens bewoog er iets aan de voorkant van het ruim, het omdraaien van een klein, metalen wiel. Er stond iemand aan de andere kant van de scheidingswand die in het ruim probeerde te komen. Toen het luik openging, stond Vermulen daar. Hij moest zijn bijgekomen en had het wapen van de andere bewaker gepakt. Hij richtte en schoot, maar omdat de loop heen en weer schokte met elke beweging van het verdoemde vliegtuig, vlogen de kogels willekeurig in het rond en ketsten af van het bommenframe en de metalen ribben van het vliegtuig zelf.

Er volgde nog een laatste, grote stuiptrekking toen de kabels braken. Carver hoorde Alix een gesmoorde uitroep van verbazing slaken en voelde haar lichaam schokken. Het vliegtuig begon aan zijn dodelijke val, Vermulen werd tegen de scheidingswand gesmeten en nu kon Carver niets anders meer doen dan een ruk aan de hendel geven en zijn armen om Alix’ hoofd slaan om het te beschermen toen de zwaartekracht het overnam en de bom, de parachute en de twee verstrengelde geliefden naar buiten werden geslingerd, dwars door het luik in de oneindige leegte, om met meer dan driehonderd kilometer per uur naar de aarde te vallen.

Op een hoogte van vijftienhonderd meter zou de parachute zich openen, om de afdaling van de bom af te remmen voordat hij boven de Tempelberg van Jeruzalem zou exploderen. Maar de heuvels en bergen van noordelijk Macedonië bereiken hoogtes van zeventienhonderd meter. De aarde kwam nu wel erg snel dichterbij en opeens hoorde Carver zichzelf schreeuwen van angst en frustratie toen het besef tot hem doordrong dat niets wat er in de afgelopen paar minuten was gebeurd ook maar enig verschil maakte.

Ze waren nog maar enkele seconden verwijderd van de harde, onverzettelijke berghelling. Carver trok Alix nog dichter tegen zich aan; hij kon in de duisternis haar ogen niet zien. Maar toen het aller laatste moment dichterbij kwam, en zijn geest weigerde zich gewonnen te geven, kneep hij zijn eigen ogen stijf dicht, zodat hij de explosie van het neerstortende vliegtuig, een paar honderd meter verder, wel hoorde, maar niet zag.

Dichter-, steeds dichterbij… En toen was er een plotselinge schok, die bijna zijn gespannen schouders uit de kom rukte, toen de parachute eindelijk openging, hooguit negentig meter boven de grond, amper genoeg om de bom en de twee mensen die eraan waren vastgebonden af te remmen op het moment dat zij de grond raakten en almaar door bleven rollen, door struiken, over rotsblokken en in een smal ravijn, tot zij eindelijk tot stilstand kwamen in de zachte, vochtige aarde naast een bergbeekje.

Carver had een scheurtje in zijn ene enkel opgelopen en de andere zwaar verstuikt. De pijn die bij elke ademhaling door zijn borstkas schoot, vertelde hem dat hij een paar ribben had gebroken.

Hij knoopte het touw los dat hen met het parachuteharnas en de bom verbond. Toen hij de lus om haar middel losmaakte, rolde Alix om. Ze lag naast hem op de grond, op haar buik, met haar gezicht van hem afgekeerd en bewoog zich niet. Hij zei haar naam, maar er kwam geen reactie.

Eerst dacht hij dat ze het bewustzijn had verloren tijdens hun val over de helling. Maar toen zag hij dat er iets nats en donkers aan zijn handen zat. Even dacht hij nog dat het modder was. Hij bad dat het modder was. Maar toen besefte hij dat zijn borst er ook mee was bedekt en wist hij dat het bloed moest zijn.

‘O, god, nee…’ kreunde hij, en tastte met zijn handen zijn lichaam af, in de hoop een wond aan te treffen die het bloeden kon hebben veroorzaakt. Dat kon gebeuren. Je kon soms heel diepe snijwonden hebben zonder ze te voelen.

Maar Carver was niet gewond. Dat wist hij zeker.

Toen keek hij naar Alix, Het maanlicht wierp een grijzige gloed over het grote, paars-zwarte gat hoog op haar schouderblad, dat alleen kon zijn gemaakt door Vermulens pistool. Carver legde een vinger tegen haar hals, op zoek naar een hartslag… en die was er, niet krachtig en regelmatig, maar een kwetsbaar, nauwelijks waarneembaar trillinkje. Hij luisterde of hij het borrelende, zuigende geluid hoorde van een longwond, maar hoorde niets. Dat was een opluchting, zij het een kleine.

De schotwond was veel groter en rafeliger dan Carver zou hebben verwacht, alsof iemand een vuist dwars door haar heen had geslagen. Waarschijnlijk was de kogel al vervormd geweest tegen de tijd dat hij haar raakte, misschien door het afketsen tegen een metalen oppervlak. Dat zou ook verklaren waarom hij in haar lichaam was blijven zitten, in plaats van dwars door haar heen te gaan en Carver eveneens te raken. Hij probeerde niet te denken aan de inwendige verwondingen die de misvormde kogel had veroorzaakt. Maar ook al waren er geen vitale organen geraakt, ze had veel bloed verloren en het stroomde nog steeds uit de wond.

Carver trok zijn hemd uit, zonder aandacht te schenken aan de pijnsteken van zijn mishandelde ribbenkast, en scheurde het aan repen. Toen hees hij Alix voorzichtig in een zittende houding. Zijn gezicht vertrok toen zij een zacht, halfbewust gekreun liet horen, en trok haar blouse uit, zodat hij de kapotte huid, het versplinterde bot en de gapende vleeswond op haar rug kon zien. Hij verfrommelde een van de repen stof tot een bolletje en drukte het tegen de wond, in een poging het bloeden te stelpen. De andere stroken gebruikte hij om haar schouder provisorisch te verbinden en de prop op zijn plek te houden.

Het was in het gunstigste geval een tijdelijke maatregel. Als Alix niet heel snel deskundige medische verzorging kreeg, zou ze sterven. Het enige wat hij nu kon doen was Alix in zijn armen nemen en vasthouden. Hij praatte zachtjes tegen haar en vertelde haar alle dingen die de afgelopen maanden onuitgesproken waren gebleven. Af en toe was er een moment waarop hij meende dat ze iets had verstaan van wat hij zei, omdat ze dan met haar ogen knipperde of haar lippen bewoog, maar dat was niet eens de bedoeling van zijn woorden.

Hij zat er nog steeds toen de Black Hawk-helikopter hem vond. Het toestel landde op een vlak stukje grond, niet ver bij hem vandaan, en hij zag de schijnwerpers door de duisternis snijden toen de mensen naar hem toe kwamen. Toen stond er opeens iemand voor hem en legde een hand op zijn schouder.

‘Alles oké?’

Het was een vrouwenstem. Toen hij opkeek zag hij een kleine, slanke vrouw, die zich helemaal niet op haar gemak voelde in haar camouflagekleding.

‘Ja,’ zei Samuel Carver, hoewel hij het woord meer zuchtte dan uitsprak. ‘Met ons is alles oké.’

Toen stond hij op, met Alix in zijn armen, en begon het ravijn door te strompelen, naar de wachtende helikopter.