13
Carver begon eindelijk vooruitgang te boeken. De afgelopen ochtenden had hij een kort wandelingetje kunnen maken door de tuinen die de kliniek omringden. Alix wandelde met hem mee en vertelde hem geduldig de namen van iedereen die zij tegenkwamen, dezelfde namen die zij hem de dag ervoor ook al had verteld. Ze speelden kleine spelletjes om te zien of hij vanaf verschillende plekken op het terrein de weg terug kon vinden naar de hoofdingang. De enkele keren dat hij daarin slaagde, of een gezicht herkende, lichtte Carvers gezicht op met een jongensachtige blijdschap, trots op zijn eigen prestatie. Maar net zo vaak raakte hij door iets of iemand in paniek. Hij hoefde alleen maar een plotselinge harde stem te horen; een haperende startmotor; zelfs de lage winterzon die hem even verblindde kon al voldoende zijn om hem ineen te doen krimpen en een jammerende angstaanval te bezorgen, zodat er van alle kanten verpleegsters kwamen aanrennen om hem kalmerende middelen toe te dienen en hem in een rolstoel terug te rijden naar zijn kamer.
Er kwam een moment, toen zij zag hoe zijn in elkaar gezakte lichaam na weer zo’n paniekaanval werd weggereden, dat Alix zich realiseerde dat ze zo niet verder kon. Het was niet alleen het geldgebrek, hoe ernstig dat ook was, het was ook een kwestie van zelfbehoud. Ze moest een manier vinden om hem beter te maken, niet alleen voor hem, maar ook voor haar: voor hen allebei. Met elke dag die voorbijging voelde ze zich een beetje minder verliefd worden en dat vond ze afschuwelijk. Haar gevoel voor Carver was de enige oprechte emotie in haar leven. Als ze dat verloor, zou ze alles kwijt zijn.
Ze liet Carver slapend in zijn bed achter en ging terug naar het appartement, vastbesloten om niet alleen haar lot in eigen hand te nemen, maar misschien ook het zijne. Terwijl ze de geur en de neerslachtigheid van de kliniek van haar lichaam en uit haar haren waste, herinnerde ze zichzelf aan de goedgetrainde, vindingrijke agente die ze ooit was geweest. Wat zou die vrouw nu doen? Simpel: ze zou zich vermannen en aan de slag gaan.
Tegen de tijd dat ze een lunch had klaargemaakt, had ze een besluit genomen.
Ze trok de schoonste, minst vormeloze spijkerbroek aan die ze kon vinden, een simpel wit T-shirt en haar winterjas, met een sjaal om haar nek en een baret op haar hoofd. Haar enige zonnebril en haar portemonnee stopte ze in haar schoudertas. Ze pakte een kleine draadschaar uit de keukenla, waar Carver wat gereedschap in bewaarde. Ze was er helemaal klaar voor, ze had een plan en alleen al het gevoel dat ze weer een doel had, dat gevoel van vastberadenheid, maakte dat ze zich beter voelde dan ze in maanden had gedaan.
Haar eerste KGB-operaties hadden plaatsgevonden in luxueuze hotels, in Moskou of in Leningrad. Ze wist hoe het er in zo’n hotel aan toe ging en voelde zich thuis tussen het personeel en de gasten. Dat was waar ze aan de slag zou gaan.
Haar eerste keus was het Impérial, een van de chicste hotels van de stad. Er logeerden rijke buitenlandse toeristen en zakenlieden, en de bankiers en diplomaten van Genève bezochten de bars en restaurants. Het was de perfecte omgeving voor Alix om haar oude magie opnieuw te ontdekken. Allereerst moest ze zich echter op haar rol kleden, en aangezien ze geen geld had om de juiste kleren te kopen, moest ze een andere manier bedenken om eraan te komen.
Ze liep langs de voorkant van het hotel en om het gebouw heen naar de personeelsingang aan de achterzijde. De ingang was breed genoeg om bestelwagens binnen te laten die er hun goederen kwamen lossen. Aan één kant bevond zich een portiersloge, met tijdklokken aan de muur, waar schoonmakers, keuken- en onderhoudspersoneel konden in- en uitklokken. Alix liep naar de portier en sprak hem aan in haar slechtste Frans met haar zwaarste Russische accent.
‘Excuseer, alstublieft,’ zei ze.
De portier zat een roddelblaadje te lezen en negeerde haar.
‘Excuseer,’ herhaalde ze. ‘Heb afspraak met hoofd huishouding, drie uur, voor baantje krijgen kamermeisje.’
De portier keek met tegenzin naar de afsprakenagenda die voor hem lag. ‘Naam?’
‘Yekaterina Kratochvilova,’ zei Alix heel snel en in een onverstaanbare stortvloed van lettergrepen.
De portier staarde hulpeloos naar de opengeslagen bladzijde en er verscheen een boze frons op zijn gezicht. Hij had duidelijk geen flauw idee wat ze zojuist had gezegd. ‘Je staat er niet in,’ zei hij. ‘Kom een andere keer maar terug.’
‘Kan niet! Ik maken afspraak. U alstublieft nog een keer kijken, Yekaterina Kratochvilova.’
Er liepen twee geüniformeerde kamermeisjes voorbij, die omkeken om te zien wat er aan de hand was. Alix keek hen aan.
‘Misschien jullie helpen,’ zei ze tegen hen. ‘Ik kom voor hoofd huishouding, met afspraak. Ik kan haar nu spreken, ja?’
De meisjes keken naar de portier om te zien wat hij ervan vond.
‘Ik ga er niet over,’ hield hij vol. ‘Ze staat niet in het boek.’
Alix wierp nog een smekende blik op de vrouwen. Ze had haar toneelstukje zorgvuldig gepland. Om een uur of drie ’s middags waren alle vertrekkende gasten al weg en hun kamers in orde gemaakt voor de volgende gasten, die dan echter nog niet waren gearriveerd. Het was de rustigste tijd van de dag, waarop zelfs het drukst be zette hoofd van de huishouding wel even een ogenblikje had voor een onverwachte sollicitant.
Een van de meisjes kreeg medelijden. ‘Ik ga haar wel even halen,’ zei ze.
‘Dank u, dank u,’ zei Alix dankbaar, terwijl de portier onverschillig toekeek.
De kamermeisjes verdwenen.
Alix deed een paar stappen naar achteren, uit het licht.
De portier boog zich weer over zijn roddelblaadje.
Aan het einde van de gang verscheen een vrouw van middelbare leeftijd, met een strakke mond en een strenge blik, haar staalgrijze haar in een knot en een leesbril aan een gouden kettinkje om haar nek. Ze praatte met het kamermeisje, duidelijk geïrriteerd.
Het kostte Alix niet meer dan een paar tellen om het beeld van het hoofd van de huishouding in haar geheugen te prenten. Toen glipte ze, zonder dat iemand het in de gaten had, weg van de ingang. Tegen de tijd dat de vrouw de portiersloge had bereikt, was ze allang verdwenen.
Het was halfzeven, en Alix zat in een bus, drie stoelen achter het hoofd van de huishouding, die op weg was naar huis. Alix wist dat de vrouw niet alleen over haar eigen sleutels voor elke werkruimte in het hotel moest beschikken, maar ook over een pasje dat haar toegang verschafte tot alle hotelkamers. Kamermeisjes hadden ook zulke pasjes, maar die droegen ze aan een riempje om hun middel zodat ze ze niet konden verliezen of kwijtraken. Alleen personeel dat zo hooggeplaatst was als een hoofd van de huishouding mocht sleutels in een handtas mee naar huis nemen. Op de een of andere manier moest Alix in die tas zien te komen.
Het gebeurde in een buurtsupermarkt. Alix keek hoe de vrouw bij het eerste gangpad bleef staan, haar hand in haar tas stak om haar boodschappenlijstje te pakken en de tas open liet staan terwijl ze haar leesbril opzette en met haar vinger het lijstje langsging, in gedachten alles afvinkend wat ze nodig had.
Alix liep langs en keek in het voorbijgaan even in de tas. Ze zag heel duidelijk twee sleutelbossen: een kleine ring met auto- en huissleutels eraan, en een veel grotere bos hotelsleutels, waarvan er één op een creditcard leek. Dat was het pasje dat Alix wilde hebben.
Vervolgens moest ze zeker tien minuten wachten, geplaagd door een toenemende frustratie, voordat ze een kans zag. De vrouw was al bijna bij de kassa toen ze opeens midden in een gangpad bleef staan. Ze zette haar bril weer op haar neus, keek weer op haar lijstje, maakte een boos sissend geluid om haar eigen vergeetachtigheid en liep verder naar een ander gangpad, haar boodschappenwagentje achterlatend.
Alix liep kalm op het wagentje af. Zonder plotselinge bewegingen te maken, reikte ze met haar draadschaar in de tas en knipte de schakel door waarmee het pasje van de huishoudster aan haar sleutelring zat bevestigd. Ze verborg het pasje in haar handpalm en stopte het vervolgens in haar eigen schoudertas. Bij de kassa betaalde ze voor een krop sla en een potje bolognesesaus, waarna ze in de avond verdween.