37
Het personeel van de Bierkeller voelde er weinig voor Carver en Larsson binnen te laten. Een serveerster probeerde hun duidelijk te maken dat de zaak ging sluiten. Carver haalde honderd dollar te voorschijn.
‘We blijven maar een paar minuten,’ zei hij.
De serveerster pakte het bankbiljet aan en knikte in de richting van de lege tafeltjes. ‘Ga je gang.’
Ze bestelden een paar tarwebiertjes, de authentieke smaak van Duitsland, in hartje Frans Zwitserland. Carver keek om zich heen. Er was nog maar één andere klant in de zaak, een nietszeggend ogende man van een jaar of dertig, veertig, die in een hoekje een glas whisky zat te drinken. Hij was licht kalend en droeg een grijs confectiepak, een doodgewone eenzame vertegenwoordiger op een eenzame avond.
Carver keek naar het namaak-Beierse decor en de twee serveersters met hun pruiken en kostuumpjes, allebei moe en kort aangebonden aan het eind van een lange avond. Hij schaamde zich wanneer hij eraan dacht dat Alix elke nacht tot in de vroege uurtjes in deze smoezelige tent had moeten werken. Ze was ’s ochtends altijd weer vroeg in het ziekenhuis gekomen – ze moest gebroken zijn geweest. Misschien was ze daarom wel weggegaan. Ze wilde ook wel eens een keertje goed uitslapen.
Hij dronk zijn glas leeg en liep naar de bar.
‘Wat krijg je voor die twee biertjes?’
‘Tien frank,’ zei de barman.
Carver betaalde met een briefje van vijftig en zei dat hij het wisselgeld kon houden.
De barman bedankte hem en keek Carver toen met opgetrokken wenkbrauwen en getuite lippen aan, alsof hij zeggen wilde: ‘Dit doe je niet zomaar.’
Carver zag zijn blik. ‘Je hebt gelijk,’ zei hij, zonder erbij na te denken overstappend op Frans. ‘Ik wil inderdaad iets van je.’ Hij schoof de foto van Alix over de bar. ‘Ken je deze vrouw? Haar naam is Alexandra Petrova. Ze heeft hier gewerkt.’
De barman zei niets.
‘Luister,’ zei Carver. ‘Ik ben niet van de politie, ik ben een vriend van haar. Ze is verdwenen en ik probeer erachter te komen wat er met haar is gebeurd, dat is alles.’
Ten slotte zei de barman: ‘Ben je Engels?’
‘Uh-huh.’
‘Onlangs in het ziekenhuis gelegen?’
Carver vouwde de foto open en liet hem de andere helft zien.
‘Oké,’ zei de barman. ‘Ik heb over je gehoord. Maar ik weet niet waar Alix is. Op een avond was ze hier en opeens… weg!’ Hij haalde zijn schouders op en hief zijn handen om zijn verbijstering kracht bij te zetten, waarna hij een doekje onder de bar vandaan haalde en het buffet begon op te wrijven. ‘Maar misschien kan Trudi je helpen. Zij was een vriendin van Alix.’
De barman wees naar een van de serveersters: degene die Carver bij de deur al had gesproken. ‘Hé, Trudi! Hij wil je op een drankje trakteren.’
De serveerster deed net alsof ze Carver van top tot teen opnam. ‘Krijg ik dan weer honderd dollar?’ vroeg ze en kwam naar hem toe geslenterd.
De kalende man in de hoek keek hoe zij naar de bar liep. Carver zag het en meende heel even een bepaalde blik in de ogen van de man te zien, een manier van kijken die op intense concentratie wees, een soort professionele nieuwsgierigheid. Maar toen stond Trudi naast hem, vrolijk, rondborstig, de klassieke barmeid – haar korset extra strak aangesnoerd om haar decolleté nog dieper te maken – en verdween de gedachte weer.
‘Nou, krijg ik dat drankje nog van je?’ zei ze.
‘Natuurlijk,’ zei Carver, ‘wat drink je?’
‘Dubbele wodka tonic.’
‘Geen probleem. Heb je dat gehoord… Pierre?’
‘Niet nodig. Ik weet wat ze drinkt.’
Het glas werd voor haar neergezet. Trudi sloeg de helft in één keer achterover en slaakte een tevreden zucht.
‘Dat had ik even nodig. Nou, wat kan ik voor je doen?’
‘Het gaat om Alix. Ik probeer haar te vinden.’
Trudi keek hem even aan en toen gleed er een sluw glimlachje over haar gezicht. ‘Dus jij bent haar geheimzinnige minnaar, hè? Ze heeft het wel eens over je gehad. Niet vaak, want ze raakte er altijd overstuur van. Ik dacht dat je in het ziekenhuis lag.’
‘Daar heb ik gelegen. Nu niet meer. Wat is er met Alix gebeurd?’
‘Geen idee. Ze is gewoon… nou ja, gewoon verdwenen.’
‘Wanneer? De laatste keer dat ze bij me op bezoek kwam was half februari.’
Trudi dacht even na. ‘Ja, dat kan wel kloppen. Vlak voor ons grote Valentijnsfeest is ze ervandoor gegaan. Ik was boos op haar, omdat ze ons zo liet zitten. Het kwam geen moment bij me op dat ze niet meer terug zou komen.’
‘Maakte ze zich ergens zorgen om?’
‘Natuurlijk,’ zei Trudi, ‘over jouw ziekenhuisrekeningen. Ze hield echt van je.’
‘Vertel eens over die rekeningen. Wat zei ze daarover?’
‘Alleen dat ze niet wist hoe ze aan twintigduizend frank moest komen. Ze zat er vreselijk mee in haar maag.’
‘En de laatste keer dat je haar zag, op de avond dat ze wegliep: weet je nog hoe dat gebeurde?’
Trudi nam nog een slok van haar drankje. ‘Ja, dat weet ik nog. Toen Alix binnenkwam, had ik al een paar uur gewerkt en ik wachtte tot zij zou beginnen, zodat ik even pauze kon nemen. Op een gegeven moment zag ik haar uit de kleedkamer komen, daar…’ Trudi wees naar een deur vlak bij waar ze nu zaten te praten. Er hing een bordje op dat klanten verbood om naar binnen te gaan.
‘En toen?’ vroeg Carver. ‘Merkte je iets bijzonders aan haar?’
Trudi tuitte peinzend haar lippen: ‘Ik weet het niet. Ze leek heel normaal – in elk geval toen ze binnenkwam. Maar opeens bleef ze doodstil staan, midden in de zaak. Ze staarde naar een van de tafeltjes, alsof ze een spook had gezien, weet je wel? Toen draaide ze zich om en liep heel snel de bar weer uit, naar de kleedkamer. Ik vond het wel vreemd, maar ik dacht er verder niet bij na, omdat ik bezig was met bedienen. Bovendien had ik een probleem, want twee mannen liepen zonder te betalen de zaak uit en Pierre gaf me een uitbrander omdat ik dat had laten gebeuren, maar uiteindelijk gaf het niet want een vrouw betaalde alsnog hun rekening. Gek, hè?’
‘Ja, misschien,’ zei Carver ongeduldig. ‘Maar concentreer je nu op Alix. Wanneer wist je dat ze weg was gegaan?’
‘Ongeveer tien minuten later. Ze was niet teruggekomen en ik had nog steeds geen pauze gehad, en ik vond haar een egoïstisch kreng, dus ben ik haar gaan zoeken. Maar toen ik de kleedkamer binnenging was ze daar niet, en haar tas en haar jas waren ook weg. En dat was de laatste keer dat ik haar heb gezien.’
‘Ga eens terug naar die laatste keer dat je haar zag. Ze kwam de deur uit. Ze zag iets. Wat zag ze?’
Trudi dacht even na. Toen stond ze op en zei: ‘Kom mee.’
Ze nam Carver mee naar de deur waaruit Alix de zaak binnen was gekomen. Achter hen was de man in het goedkope pak naar de bar gekomen om zijn rekening te betalen. Af en toe keek hij op, om de pantomime te bekijken die Trudi opvoerde.
Ze ging met haar rug naar de deur staan. ‘Alix keek… daar naartoe!’
Ze wees naar de andere kant van de zaak, naar een klein tafeltje.
‘Wie zat daar?’ vroeg Carver.
Trudi blies haar wangen op. ‘O, monsieur, het is weken geleden, hoe zou ik me één klant kunnen herinneren?’
‘Begin bij het begin: was het een man of een vrouw?’
‘Geen idee!’
Carver voelde zijn frustratie toenemen. Hij stond op het punt zijn geduld te verliezen, maar daar zou hij niets mee opschieten. Zowel om zichzelf als om Trudi te kalmeren praatte hij zo zacht mogelijk, haar vleiend als een hypnotiseur.
‘Neem gerust de tijd. Doe je ogen dicht, ontspan je en probeer terug te gaan naar die avond. Er zit iemand aan dat tafeltje. Vertel me over hem of haar…’
Trudi deed wat hij haar opdroeg. Ze had haar ogen nog maar een paar tellen dicht, toen haar gezicht plotseling oplichtte. ‘Maar natuurlijk!’ riep ze uit. ‘Ik weet het weer. Het was die vrouw, die vrouw die de rekening betaalde voor de twee mannen over wie ik het had, die er zonder te betalen vandoor gingen.’
‘Mooi zo,’ zei Carver. ‘Goed gedaan. En die vrouw, hoe zag die eruit?’
‘Ze had heel donker haar, kort geknipt, in een boblijn.’
Trudi hield haar handen langs haar gezicht om te illustreren wat ze bedoelde.
‘Hoe oud was ze?’
‘O, best oud, vijftig misschien. Maar heel chic… weet je wel, voor een Russin.’
‘Wacht eens even – was die vrouw Russisch?’
‘Ja, volgens mij wel. Haar accent leek een beetje op dat van Alix en zij komt toch ook uit Rusland?’
Carver knikte afwezig en had geen aandacht meer voor Trudi. Zijn gedachten werden volledig in beslag genomen door de Russen: de vrouw en de twee mannen. Wie waren het geweest? Wat wilden zij van Alix? Hij had sterk het gevoel dat hij het antwoord wist. Hij had alle benodigde informatie om het probleem op te lossen, als hij er maar bij kon. Net als Trudi moest hij zijn ogen dichtdoen, zich ontspannen en nadenken. Maar dat kon hij hier niet doen.
‘Is dat alles?’ vroeg Trudi, een beetje teleurgesteld dat haar informatie niet met meer enthousiasme werd ontvangen.
‘Ja,’ zei Carver. ‘Bedankt. Je hebt me geweldig geholpen. Maar ik zou nu maar gaan helpen met opruimen.’
De andere serveerster was bezig stoelen ondersteboven op de tafels te zetten en dat deed ze behoorlijk hard, om de hele wereld te laten weten dat ze het helemaal alleen moest doen. Larsson was van hun tafel opgestaan en stond bij de uitgang op hem te wachten. De barman probeerde de eenzame drinker af te schudden, die een gesprek met hem wilde aanknopen. Carver hoorde hem zeggen: ‘Je moet nu echt weg, vriend.’
Carver knikte naar de barman en zwaaide even naar Trudi, alvorens naar de uitgang te lopen.
Ze riep: ‘Als je Alix hebt gevonden, doe haar dan de groeten van me,’ en hij glimlachte ten teken dat hij het had gehoord.
Hij voelde zich weer nerveus, net als in de trein. Het kwam door de drinker, die zich nu wegdraaide van de bar en achter Carver en Larsson aan naar de uitgang liep. Zijn gezicht beviel Carver niet. Vanaf het moment dat hij de Bierkeller binnen was gekomen, had hij gevoeld hoe de man naar hem keek en met zijn gesprekken mee probeerde te luisteren. Hij werd in de gaten gehouden, daarvan was hij overtuigd. Hij moest iets doen voordat het te laat was.
Toen hij de straat op liep, hield Carver zijn pas in, wachtend op het geluid van de deur die achter hem weer openging. Hij hoorde de voetstappen van de man in het pak. Toen draaide hij zich onverwacht om, draaiend op zijn tenen, deed één grote stap terug in de richting waaruit hij gekomen was en gaf de man een vuistslag in het gezicht.
Hij raakte hem recht op zijn neusbrug, die hij onder zijn vuist voelde breken.
De man slaakte een gesmoorde kreet van pijn, hield zijn hand voor zijn gezicht en wankelde achteruit weer naar binnen. Carver volgde hem, greep hem bij zijn kraag en smeet hem op de grond. ‘Wat valt er te zien?’ snauwde hij.
De ogen van de man werden groot van angst. Hij was totaal niet op de aanval bedacht geweest. Hij had pijn. Hij was bang, en hij was helemaal in de war.
‘Waarom heb je me geslagen?’ Zijn stem klonk zo klaaglijk als die van een kind dat wordt gepest. ‘Wat heb ik je gedaan?’
Carver kon zijn vraag niet beantwoorden. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij had een onschuldige man aangevallen, alleen maar omdat hij het gevoel had dat iemand hem volgde. Toen hij opkeek zag hij Pierre door de Bierkeller op hem af komen en de serveersters vol afgrijzen toekijken.
Pierre bleef naast de gewonde man staan, niet zeker wetend wat hij nu moest doen. Hij keek om naar de vrouwen en zei: ‘Bel de politie.’ Toen stak hij zijn hand in zijn broekzak en haalde er het handvat van een mes uit te voorschijn. Hij drukte op een knopje en het lemmet schoot eruit. Hij keek Carver aan. ‘Ik ben behoorlijk handig met dit ding,’ zei hij.
De man aan Carvers voeten kreunde van pijn. Het bloed sijpelde tussen zijn vingers door en liep op zijn kleren.
Op dat moment werd de deur opengesmeten en kwam Larsson binnen, die Carver beetpakte en meesleurde.
‘Naar buiten!’ riep hij en meteen kwam Carver in beweging en haastte zich achter Larsson aan de Bierkeller uit.
Pierre aarzelde. Hij wist niet of hij achter de twee vluchtende mannen aan moest gaan of de gewonde man moest helpen. Toen haastte hij zich naar de man op de grond, die een wankelende, gedesoriënteerde poging deed om overeind te krabbelen. De man liet zich meevoeren naar een klein, verlaten kantoortje.
‘Wacht hier maar even,’ zei Pierre, terwijl hij hem op een stoel liet zakken.
De man kreunde. Hij was niet van plan om ergens heen te gaan.
Een paar tellen later ging de deur open en kwam Trudi binnen. ‘Arme jongen,’ zei ze.
Hij kromp ineen toen ze met een pluk watten die ze had bevochtigd met een desinfecterend middel zijn gezicht begon te betten en snakte naar adem van de pijn toen ze zijn gebroken neus aanraakte.
‘Kijk nou eens wat die rotzak heeft gedaan,’ zei ze. ‘Het verbaast me niks dat Alix is weggegaan als hij zo is.’
Opeens leek ze te bevriezen, toen ze zich realiseerde wat ze had gedaan.
‘O, god. Ik heb hem geholpen haar te vinden! Ik hoop maar dat de politie…’
De man greep haar met verrassende kracht bij haar arm. ‘Geen politie,’ mompelde hij. ‘Wil geen politie. Geen tijd. Te druk.’
‘Maar monsieur, wij moeten…’ zei Trudi. ‘Ik bedoel, ze zijn al onderweg.’
‘Nee!’ riep de man uit, waarbij het bloed in het rond vloog.
Hij stond op en duwde Trudi weg, waarna hij half rennend, half struikelend het kantoortje verliet, de Bierkeller door en naar buiten.
‘Mijn god, wat een avond,’ mompelde Trudi, terwijl ze haar pruik van haar hoofd trok en naar de kleedkamer liep.