70

In de cockpit van de Dauphin-helikopter sloeg Platon met zijn linkerhand op het controlepaneel om uiting te geven aan zijn woede en frustratie. Deze hele missie was van begin tot eind een mislukking geweest. Het was allemaal veel te haastig gebeurd, met veel te weinig informatie. Niemand, hijzelf incluis, had alles goed doordacht en nu liep alles voor zijn ogen in het honderd.

De bestuurder van die auto was een maniak, wiens drang tot het nemen van risico’s slechts werd geëvenaard door zijn wil om te overleven. Hij had inmiddels allang aan flarden moeten zijn geschoten door kogels, verpulverd moeten zijn door een boom of verpletterd door een val van tweehonderd meter, en toch reed hij daar nog steeds, als een bezetene tussen de villa’s en boerderijen door racend waarmee de lagere hellingen bezaaid waren. Maar waar racete hij naartoe? Hij moest toch weten dat hij er nooit in zou slagen een helikopter te snel af te zijn?

Toen de weg van de berg omlaag de grote route van Vence naar Grasse kruiste, was de Audi rechts afgeslagen, in westelijke richting. Het was in beide richtingen een drukke weg. Platon kwam wel even in de verleiding er toch op los te knallen, met het idee dat overige verkeersdoden ruimschoots de moeite waard waren als hij daarmee ook de Audi kon uitschakelen. In Rusland zou hij naar die logica hebben gehandeld. Daar maakten bendeoorlogen zozeer deel uit van het dagelijks leven en stond de politie zo machteloos door gebrek aan middelen en had zijn bende zulke goede contacten bij de overheid dat hij er waarschijnlijk wel mee weg was gekomen. Maar dit was Frankrijk, waar de politiemacht heel sterk was en zijn politieke invloed nihil. Boven op de berg, met niemand in de buurt, hadden hij en zijn mannen kunnen schieten wat ze wilden. Hier beneden lag dat anders.

Bovendien was de man die ze achtervolgden heel sluw. In plaats van keihard over de weg te racen en het risico te lopen een ongeluk te veroorzaken waarbij zijn auto in brand zou vliegen, gebruikte hij andere voertuigen als schilden. Steeds als hem geen tegenliggers tegemoetkwamen, verschool hij zich achter een auto of vrachtwagen die dezelfde richting op ging. Vervolgens ging hij er dan weer met een noodgang vandoor en gebruikte de tegenliggers als schild.

Vroeg of laat echter, zou hij weer alleen zijn. Voor Platon was het slechts een kwestie van geduld hebben totdat dat moment aanbrak, en de wegenbouwers van de Provence leken te hebben samengespannen om hem het leven makkelijker te maken. Want nu ging de weg over in een reusachtige haarspeld. Hij liep langs één kant van de vallei naar het noorden, alvorens de rivier over te steken die door de vallei liep en vervolgens terug te keren in de richting waaruit hij gekomen was en aan de overkant van de vallei in zuidelijke richting verder te lopen. Als de helikopter in het midden van de haarspeld bleef hangen, kon hij de auto van alle kanten onder schot nemen.

Platons mannen openden wel vijf, zes keer het vuur terwijl de Audi slingerend en zigzaggend over de weg reed. Steeds bleef de auto rijden, geraakt, maar niet total loss. En toen, net op het moment dat Platons frustratie een hoogtepunt bereikte, gebeurde er een wonder.

De weg naderde opnieuw een belachelijk pittoresk dorpje, boven op een steil klif. Platon keek op zijn kaart. Het plaatsje heette Le Bar-sur-Loup. Net buiten het dorp stond een viaduct dat een deel van de vallei overbrugde in een ritmische, regelmatige lijn van stenen bogen. Er reden geen auto’s op het viaduct, maar er stonden er wel een paar op een parkeerplaats er vlak voor. Platon zag enkele mensen de vallei in wandelen om het uitzicht te bewonderen.

Hij zag de Audi eveneens de parkeerplaats op rijden. Hij zag de bestuurder uitstappen, met iets groots tegen zijn borst geklemd. Zijn hoofd zag er misvormd uit, alsof het ergens door werd bedekt. De man begon te rennen en draaide zijn schouders weg, zodat het voorwerp in zijn armen half verscholen was en vanuit de helikopter niet te identificeren was. Platon ging ervan uit dat dit het bewuste koffertje moest zijn.

Een paar tellen lang werd de rennende man verborgen door een groepje bomen, maar toen kwam hij weer tevoorschijn en rende regelrecht naar het midden van het viaduct.

De man stond vlak naast de stenen balustrade. Nu was goed zichtbaar dat hij een gasmasker droeg. Platon veronderstelde dat hij niet herkend wilde worden door de mensen om hem heen. De Rus glimlachte: prima, de identificatie zou hij aan de patholoog overlaten.

De man zette wat hij in zijn armen had gedragen op de grond, achter de balustrade en hief toen een pistool in de lucht. Platon kon door het lawaai van de rotoren de schoten niet horen, maar nam aan dat ze wel degelijk waren gelost, want de andere mensen op het viaduct begonnen alle kanten op te rennen.

Platon probeerde te bedenken waar de man mee bezig was. Dacht hij soms dat hij met een pistool een hele helikopter vol gewapende mannen kon neerhalen? Of hoopte hij de een of andere deal te kunnen sluiten? Als hij werkelijk het koffertje had dat Bagrat Baladze aan zijn pols had gedragen, zou hij nu misschien gaan dreigen het over de rand van het viaduct te gooien, in de hoop daarmee zijn leven te redden.

Hoe dan ook, hij kon de boom in. Platon had schoon genoeg van zijn spelletjes. Hij was van plan deze irritante dief weg te vagen.

‘Ga omlaag,’ zei hij tegen de piloot. ‘Probeer zo dicht mogelijk bij hem te komen.’