33

Aan de oevers van Gull Lake, Minnesota, waar de laatste resten daglicht uit de loodgrijze hemel verdwenen en de bomen aan de overkant van het meer nauwelijks meer zichtbaar waren, maakte dr. Kathleen Dianne ‘Kady’ Jones zich op om kennis te maken met haar eerste echte nucleaire bom.

Kady was onderzoeksanalist op de nucleaire basis in Los Alamos, New Mexico en een van de vrijwilligsters van een speciale eenheid van het Amerikaanse ministerie van Energie, ook wel NEST genoemd. Die afkorting stond voor Nuclear Emergency Search Team en de taak van de eenheid bestond eruit het hoofd te bieden aan de grootste nachtmerrie van de nationale veiligheid: een slechterik met een atoombom.

Sinds NEST in 1975 was opgericht waren er meer dan honderd meldingen geweest van mogelijke dreigingen. Van die meldingen wa ren er rond de dertig onderzocht. Ze waren allemaal vals gebleken. Zelf in elkaar geknutselde draagbare atoombommen vormden geweldig materiaal voor filmscripts. Een team van zeventien geleerden in overheidsdienst had bij wijze van experiment geprobeerd zelf een bom te bouwen, gewoon om te zien of het kon. Maar in werkelijkheid hadden er zich nooit ongeautoriseerde nucleaire wapens, van welke soort dan ook, op Amerikaanse bodem bevonden.

Tot nu toe.

De melding had via de FBI in Minneapolis-St. Paul het crisiscentrum van het ministerie van Energie in Washington bereikt. Daar vandaan was hij doorgegeven aan het hoofdkwartier van NEST op luchtmachtbasis Nellis in het noordoosten van Las Vegas. Binnen enkele minuten had Kady opdracht gekregen leiding te geven aan een uit zeven mensen bestaand NEST-team. Binnen een uur waren ze opgestegen van de luchthaven van Los Alamos County, op weg naar Minneapolis.

De bestemming van het team was een vakantiehuis aan de oevers van Gull Lake, een populaire bestemming voor stadsbewoners die op zoek waren naar frisse lucht en lekker wilden vissen en plezier maken op het water. Er waren schijnwerpers aangevoerd om de bescheiden houten blokhut te verlichten. De FBI-agent die de leiding had was Tom Mulvagh.

‘Wat is het verhaal?’ vroeg Kady, terwijl haar team vast spullen begon uit te laden uit een van de twee zwarte Econolinebusjes die hen hier naartoe hadden gebracht. Ze hield een gehandschoende hand tegen haar voorhoofd om de regen uit haar ogen te houden. Op haar kastanjebruine haar droeg ze een vuurrode fleecemuts.

‘De eigenaar van deze vakantiewoning, ene Heggarty, heeft het vier jaar geleden gekocht,’ zei Mulvagh, zijn gezicht half in de schaduw onder de capuchon van zijn parka. ‘Hij wil de zolderruimte ombouwen tot een extra slaapkamer. Maar goed, hij is alles aan het opmeten en het lijkt maar niet te kloppen. De afmetingen binnen kloppen niet met de uitwendige afmetingen van het huis. Hij komt steeds weer negentig centimeter tekort. Dan realiseert hij zich op eens dat de achterwand van de zolder in werkelijkheid een afscheiding is, met ruimte erachter. Hij haalt de wand weg en op dat moment ziet hij een grote, bruine leren koffer staan – hij beschreef hem als een ouderwetse koffer, niet zo’n moderne. Wanneer hij nog eens goed kijkt, ziet hij dat er een elektriciteitskabel uit steekt, die is verbonden met een stopcontact in de muur.’

Kady vertrok haar gezicht. ‘Zeg dat hij de koffer niet heeft opengemaakt.’

‘Natuurlijk heeft hij die koffer opengemaakt – niet meer dan menselijk. En toen zag hij een metalen buis, een zwart doosje met een knipperend rood lampje en wat hij zelf noemde, en ik citeer: “Van die achterlijke kriebelletters.”’

Ze fronste: ‘Arabisch?’

‘Ik denk het niet. Volgens zijn beschrijving, leek het ons eerder Cyrillisch schrift – Russisch dus.’

‘Oké, maar is hij wel met zijn vingers van de buis en het doosje afgebleven?’

De FBI-agent grinnikte. ‘Ja, hij was slim genoeg om op dat moment bang te worden. Hij heeft de politie in Nisswa gebeld en die heeft hem doorverbonden met het kantoor van de sheriff van Crow Wing County in Brainerd. Zij hebben weer contact opgenomen met ons en hier staan we dan met z’n allen.’

‘Laten we dan maar eens een kijkje gaan nemen.’ Kady keek om zich heen. ‘Wij trekken beschermende kleding aan. Ik denk dat we ons wel in de busjes kunnen omkleden.’

‘Mij best,’ zei Mulvagh, ‘maar schiet wel een beetje op. Het maakt me behoorlijk nerveus om hier te staan, zonder precies te weten wat zich daarbinnen bevindt.’

Ze gaf hem een geruststellend schouderklopje, alsof ze zijn beschermer was, ook al leek Mulvagh op z’n minst tien jaar ouder dan zij, en was hij vijftien centimeter langer en zeker twintig kilo zwaarder.

‘Geloof me, dat zit wel goed. Als die bom werkelijk van Russische makelij is, is hij vrijwel zeker voorzien van een specifieke code die moet worden ingevoerd om hem op scherp te stellen. Zonder die code gebeurt er niets. Ik denk dat hij daar misschien al tien jaar heeft gelegen, waarschijnlijk zelfs langer. En als hij al die tijd niet is afgegaan, waarom zou hij dat nu dan opeens wel doen?’

‘Omdat hij niet graag wordt gestoord?’

‘Maak je geen zorgen. Ik zal extra beleefd zijn.’