63

Het was weer een volmaakte lenteochtend in de Provence. Carver kwam het oude bestelbusje van de bakker op straat tegen, ongeveer een kilometer voor het huis, en stak zijn duim op voor een lift. Nu reed het rammelend en pruttelend naar de poort. Het bendelid dat hij Ringo had gedoopt verscheen op de oprit en gaf hun een teken om te stoppen. Van dichtbij, waar de plukken haar op zijn rug en borst boven de hals van zijn T-shirt uit kwamen, zag hij er nog minder aantrekkelijk uit. Maar hij droeg wel een halfautomatisch geweer en zo te zien aan de manier waarop hij het vasthield, schuin voor zijn borst – met de kolf in de holte van zijn rechterarm, zijn rechterhand op de trekker en de loop omlaag – had iemand hem geleerd hoe hij ermee om moest gaan.

Ringo wierp een boze blik op de bakker, negeerde diens beleefde ‘Bonjour m’sieur’, en bromde niet eens iets ten teken dat hij zijn gezicht herkende. Hij wees alleen op de sleutels in het contactslot en knipte met zijn vingers, ten teken dat hij ze af moest geven.

Toen het busje eenmaal stilstond, liep hij om het voertuig heen en opende de achterdeuren. Met een oneindig argwanende blik bekeek hij de rijen baguettes, ronde broden, cakes, taartjes en croissantjes die achter in het busje lagen, blijkbaar immuun voor de verleiding van de knapperige bruine korstjes, smeuïge vulling en geuren om van te watertanden. Wat hem betreft was elke pain au chocolat een potentiële boobytrap, elke quiche een verborgen granaat. Hij keek in de plastic tasjes die vol zaten met vlees, groenten en drank. Uiteindelijk was hij er blijkbaar van overtuigd dat de inhoud van het busje hooguit een gevaar vormde voor de slagaderen en hersencellen van de mensen die het allemaal gingen consumeren.

De gangster met de stierennek sloot het hek en hervatte toen zijn rondgang om het busje. Bij de passagiersdeur bleef hij staan. Hij gebaarde dat het raampje moest worden opengedraaid. Toen dit was gebeurd, stak hij het geweer naar binnen, boog zijn hoofd, keek omlaag langs de loop en staarde Carver recht in het gezicht.

Ringo’s doorlopende wenkbrauwen trokken nog dichter naar elkaar toe toen hij de dreiging overwoog die deze onbekende persoon in een witte huisschildersoverall vertegenwoordigde. Hij deed een stap naar achteren, zodat hij vlak achter het portier stond en zorgde ervoor dat zijn schootsveld nergens door werd gehinderd, waarna hij met de loop gebaarde, ten teken dat Carver uit moest stappen.

Carver stapte uit in de warme, geurige zonneschijn en stak zijn handen omhoog, de natuurlijke reactie van een onschuldige, on erva ren burger die zich geconfronteerd ziet met een man met een geweer. De Georgiër wees met zijn wapen naar de rafelige, kaki canvas schoudertas die onder de passagiersplaats lag. Hij wilde dat Carver de tas zou pakken. Opnieuw deed Carver wat hem werd opgedragen. Hij voerde de betrekkelijk simpele taak uit in langzame, duidelijke fases, zodat de man te allen tijde wist dat hij niets in zijn schild voerde.

Zodra hij weer rechtop stond, met de tas in zijn hand, hield hij hem open voor inspectie. Er zaten twee blikken verf in: een witte hoogglans, gloednieuw en nog ongeopend, en het andere leeg, maar volgepropt met oude lappen. Naast de blikken lagen drie kwasten van verschillende breedte, een grote bus schoonmaakmiddel, een zak chips, een glazen literfles sinaasappellimonade en een klein pakje in vetvrij papier.

‘Sandwiches, voor mijn lunch,’ zei Carver, terwijl hij het omhoog hield. Hij betwijfelde ten zeerste of de bewaker ook maar een woord Frans sprak, maar praatte gewoon verder.

‘Ik kom alleen maar wat schilderwerk doen, ja? Mijn patron zei dat het houtwerk in de keuken en zitkamer nog een beetje moest worden bijgewerkt. Hij zei dat hij de man gesproken had die dit huis huurt … comprenez?

Ringo wierp nog wat boze blikken, haalde toen, met zijn hand op het geweer, zijn telefoon tevoorschijn en drukte op een sneltoets. Hij voerde een kort gesprekje in een taal die Carver nooit eerder had gehoord, maar waarvan hij aannam dat het Georgisch moest zijn. Toen gaf hij Carver een teken dat hij weer in het busje moest stappen en maakte een hoofdbeweging in de richting van het huis.

De bakker startte de lawaaierige motor weer en ze reden de heuvel op, om het gebouw heen, naar de parkeerplaats erachter. Daar stapte de bakker uit en liep, met een paar van de volle plastic boodschappentasjes, naar de keukendeur. Hij keek nerveus naar de twee honden, die vanuit de kooi naar hem stonden te grommen en te blaffen terwijl hij aanklopte. De deur ging open en de donkerharige vrouw, Yoko, stak haar hoofd naar buiten. Ze riep iets naar de honden, die hun geblaf terugbrachten tot een vals, wrokkig gegrom en wat naar achteren kropen. Toen liet ze de bakker binnen.

Carver bleef achter, alsof hij afwachtte tot hij aan de beurt was om zijn zegje te doen. Hij stond vier, vijf meter bij de keukendeur vandaan, bij de stapel brandhout, onder het houten afdakje. Hij keek om zich heen. Er keek niemand naar hem. Hij hurkte achter de stapel houtblokken tegen de achterkant van het huis en deed zijn tas open.

Binnen een paar tellen voerde hij een serie snelle, precieze handelingen uit. Eerst haalde hij het pakje brood uit zijn tas en stak het in zijn zak. Toen trok hij voorzichtig een klein houtblok uit de achterkant van de stapel, alsof hij een steen uit een Jenga-toren trok, en schoof de zak chips en de fles sinaasappellimonade ervoor in de plaats. De canvas tas werd uit het zicht gelegd, in de schaduw van het afdak, vlak naast de muur van het huis. Carver liet de tas openstaan, met de fles thinner boven op het lege, met lorren gevulde verfblik.

Toen liep hij naar de keukendeur. Binnen hield de bakker Yoko ter inspectie een blad vol taartjes voor. Ervoor zorgend dat niemand hem kon zien, maakte Carver zijn pakje brood open en gooide de twee sandwiches in de hondenkooi, waar ze ogenblikkelijk werden verslonden. Toen draaide hij zich weer om en bleef wat voor de keukendeur hangen, terwijl de vrouw haar keuze maakte en de bakker er een notitie van maakte alvorens het blad weer op te pakken en terug te gaan naar zijn busje.

Toen hij aan de beurt was om te zeggen waarvoor hij was gekomen, ging Carver in de deuropening staan en stak van wal met hetzelfde onverstaanbare verhaal als hij de bewaker bij de poort had opgedist. Yoko keek eerst verbaasd en leek toen nerveus te worden. Ze keek achterom, het huis in, en stond kennelijk te overwegen of ze haar baas hiervoor wakker kon maken. Tot Carvers opluchting besloot ze het niet te doen en begon hem weg te wuiven, terwijl ze intussen op verontwaardigde toon tegen hem aan stond te babbelen.

Hij gehoorzaamde en liep terug naar het busje, waar de bakker op hem stond te wachten, met een brede grijns op zijn gezicht – de verrukte grijns van een man die zojuist een andere man op zijn falie heeft zien krijgen van een boze vrouw. Toen hij instapte, schudde Carver zijn hoofd en blies zijn wangen op.

‘Les femmes, hein?’ verzuchtte hij.

De bakker lachte, startte de wagen en reed rammelend de heuvel af.