66

Het was de bewaker bij de poort die als eerste begreep wat er aan de hand was. Carver zag George’s reactie toen hij rook boven het huis zag uitkomen. Hij rende luid schreeuwend de heuvel op. Bij het zwembad richtte Paul zich op één elleboog op om te kijken wat de oorzaak van al die commotie was. Na een paar seconden drong tot hem door wat hij zag en hij sprong overeind en schreeuwde tegen Ringo dat hij wakker moest worden. Yoko begon te gillen. De drie mannen renden naar de zijkant van het huis. Ze verdwenen heel even uit Carvers gezichtsveld en doken toen achter het huis weer op, waar zij naar het vuur stonden te wijzen, terugdeinsden voor de vlammen en elkaar van alles toeriepen.

Boven de keuken werd een raam open gegooid en Bagrat stak zijn hoofd naar buiten. Carver zag de blik van afgrijzen op zijn gezicht toen hij de vuurzee zag. Vervolgens zag hij de uitdrukking van pure paniek op het gezicht van de Georgiër toen hij de flessen propaangas onder zijn raam zag staan. Als die explodeerden, zouden ze het halve gebouw meenemen. Hij schreeuwde een aantal bevelen naar de drie mannen, gooide een sleutelbos uit het raam op de grond en dook toen terug naar binnen.

Carvers hele plan was afhankelijk van wat Bagrat nu zou doen, maar hij had geen tijd om af te wachten wat er zou gebeuren. Hij moest in beweging komen en kon alleen maar hopen dat zijn vijand er dezelfde logica op nahield als hij.

De mannen hadden zich in twee groepjes opgesplitst. George en Ringo probeerden wanhopig de propaancilinders los te koppelen en weg te slepen van het vuur. Dat kon niet goed gaan. Carver wilde de mannen zo ver mogelijk uit de buurt hebben, zowel in hun eigen belang als in het zijne. Hij had verwacht dat ze naar de voorkant van het huis zouden rennen, weg van het vuur. Paul had de sleutels van de grond geraapt en liep naar de Shogun. Carver was van plan geweest de Georgiërs aan te vallen wanneer ze in een groepje voor het brandende huis stonden. Zoals normale mensen zouden doen.

Hij moest snel iets anders verzinnen.

Hij zette zijn gasmasker op en rende zo snel mogelijk door het struikgewas de heuvel af, zonder op het lawaai te letten dat hij maakte. Hij wist dat de mannen nu toch alleen nog maar aandacht hadden voor het vuur.

Hij was op weg naar de scheidingsmuur, halverwege tussen de gastanks en de carport, vrijwel exact tegenover het vuur. De muur was iets meer dan twee meter hoog. Het voelde als de oefenbaan van de mariniers toen Carver omhoog sprong, de bovenkant van de muur greep, zich met zijn voeten afzette en zichzelf over de muur heen rolde en aan de andere kant weer op de grond sprong.

Op het moment dat zijn voeten de grond raakten, pakte hij de granaatwerper en vuurde tweemaal: één keer op de auto en één keer op de gasflessen. Twee pluimen wit gas spoten uit de granaten en vingen de drie mannen in dikke wolken die in hun ogen en keel brandden. De Georgiërs wankelden, duizelig, gedesoriënteerd en kokhalzend, terwijl Carver dwars door de rook heen op hen afkwam en zijn stalen wapenstok meedogenloos liet neerkomen op hun weerloze schedels en nekken.

De mannen bij de gasflessen waren zijn eerste doelwit. Toen zij bewusteloos op de grond lagen, liep hij naar de man bij de auto en sloeg hem op zijn knieën, waar hij kokhalzend en hoestend dubbel klapte tot Carver hem met een gemene tik tegen de zijkant van zijn hoofd neerlegde.

Maar waar waren de autosleutels? Het bewusteloze bendelid had ze niet in zijn handen en in het contactslot zaten ze ook niet. Nu moest Carver op zijn knieën vallen en blindelings over de grond tasten, door het heldere plastic van zijn gasmasker turend terwijl zijn handen door het zand en de rommel op de grond graaiden. Het leek een eeuwigheid te duren voordat zijn vingers zich om de plastic sleutelring sloten en hij op kon staan en naar de Shogun kon rennen.

Hij startte de motor en gaf gas, reed de oprijlaan af en sloeg vervolgens links af naar het kleine grindplaatsje voor het huis. Daar stond Bagrat te wachten, met de twee vrouwen. Yoko droeg nog steeds de bikini waarin ze bij het zwembad had gelegen, terwijl Linda de slaapkamer uit was gevlucht in niet meer dan een slipje en een deken, die ze om haar schouders had geslagen en stevig voor haar borsten hield. Bagrat had niet veel meer aan. Zijn boven lichaam was naakt en hij liep op blote voeten. Hij droeg alleen een spijkerbroek. In zijn rechterhand hield hij een pistool. Maar het goede nieuws voor Carver was de aktetas die met een ketting aan Bagrat linkerpols zat bevestigd.

Hij zag hem toen hij de hoek om kwam en wist meteen wat er moest gebeuren. Met zijn rechterhand aan het stuur bracht hij de Shogun in een regen van opspattend grind tot stilstand. Tegelijkertijd trok hij met zijn linkerhand een van de stungranaten uit zijn vest. Hij trok met zijn tanden de slagpin eruit en smeet de hexa gonaal geperforeerde stalen koker uit het autoraampje, terwijl hij bukte en zijn ogen stijf dichtkneep.

De Britse speciale eenheden, voor wie stungranaten oorspronkelijk waren ontworpen als een middel om gijzelnemers te overmeesteren, noemden ze altijd ‘flitsboems’, een term die de lading exact dekt. De granaat ontplofte voor de drie Georgiërs met een oogverblindende lichtflits, die gelijkstond aan de gloed van meer dan honderdduizend standaard-60-wattlampjes voor huishoudelijk gebruik, en dat op nog geen meter afstand van hun onbeschermde oogbollen. Tegelijkertijd kwam er een knal uit die acht keer zo hard was als het geluid van de straalmotor van een gevechtsvliegtuig. Carver wist wat er komen ging en had zijn maatregelen genomen, maar zelfs hij was een paar seconden volkomen versuft. Bagrat en de vrouwen leken door de bliksem getroffen.

De twee vrouwen zaten zonder iets te zien of horen op de grond met lege, zombieachtige uitdrukkingen hun gezicht. Linda’s deken was van haar schouders gevallen, maar haar naaktheid kon haar niets schelen, of ze had het gewoon niet in de gaten.

Bagrat was er niet veel beter aan toe. Hij zat op zijn knieën en probeerde overeind te komen, maar zijn ledematen weigerden te doen wat hij wilde. Zijn pistool zwaaide heen en weer in zijn hand, terwijl hij zijn bovenlichaam van de ene kant naar de andere draaide, blindelings op zoek naar zijn aanvaller. Opeens ging het wapen af en knalde er een kogel door de achterruit van de Shogun. Carver was meteen weer bij zijn positieven, trapte het portier open en liet zich naar buiten vallen. Hij krabbelde over het grind naar Bagrat en probeerde daarbij zo dicht mogelijk bij de grond te blijven, want hij hoorde nog drie willekeurige, ongerichte schoten. Eén ervan floot over zijn hoofd. Een andere ketste af van de stenen trap die van het huis naar het zwembad leidde. De derde kogel trof Linda vol in haar keel, scheurde haar luchtpijp aan flarden en bleef steken in haar ruggengraat. Ze viel op haar rug en bleef hulpeloos op de grond liggen terwijl het bloed uit de gapende, borrelende wond spoot als water uit het spuitgat van een walvis.

Ze zou er waarschijnlijk wel even over doen om te sterven, maar er was niets wat Carver of wie dan ook nog voor haar kon doen. Hij concentreerde zich op Bagrat, woedend dat zijn pogingen om te voorkomen dat er doden zouden vallen op niets waren uitgelopen, een woede die zich uitte in de felheid waarmee hij de man met zijn wapenstok drie keer snel achter elkaar tegen zijn hoofd sloeg. Toen hij hem had uitgeschakeld, pakte Carver Bagrats hand met het pistool, richtte het wapen op de stervende vrouw, hield Bagrats vinger op de trekker en loste nog een schot. De kogel drong haar schedel binnen, zodat zij op slag dood was en uit haar lijden was verlost.

Carver kwam even in de verleiding het pistool op Bagrat zelf te gebruiken. Maar de onnodige dood van de vrouw had hem al misselijk genoeg gemaakt. Hij had geen enkele behoefte aan nog meer koelbloedig moorden. In plaats daarvan hield hij het wapen, nog steeds in Bagrats rechterhand, tegen de ketting die de aktetas met zijn linkerpols verbond. Hij vuurde nog één kogel af, brak de ketting en greep toen de loop van het pistool en smeet het in de struiken bij het zwembad. Als de politie kwam, zouden ze het daar vinden, met Bagrats vingerafdrukken erop, kruitsporen op zijn handen en twee bijbehorende kogels in het lichaam van de dode vrouw.

Hij pakte de tas en stond op. Er waren ongeveer vijftien seconden verstreken sinds de ontploffing van de stungranaat. De effecten zouden nog ongeveer een minuut aanhouden. De andere drie mannen zouden nog maximaal twintig minuten last hebben van het traangas. Maar wanneer ze allemaal weer bij hun positieven waren, zouden het vier kwaaie Georgiërs zijn. Intussen zou het niet lang meer duren voordat er politiewagens en brandweerwagens vanuit Tourrettessur-Loup kwamen aanrijden, gealarmeerd door de vlammen die zich inmiddels door het hele huis verspreid hadden en zwarte rookwolken de lucht in zonden. Het was tijd om ertussenuit te knijpen.

Carver pakte de granaatwerper uit de Shogun en hees hem weer op zijn rug. Hij verzamelde de granaathulzen en rende naar de achterkant van het huis. Het traangas was vervlogen, maar de drie mannen waren niet bij machte Carver tegen te houden toen hij langs hen heen rende. Hij raapte de granaat op die was afgegaan bij de carport, maar de andere, bij de propaanflessen, lag te dicht bij de vlammen die nu aan de twee rode metalen kokers begonnen te lekken. Binnen een paar tellen zouden ze ontploffen en dat besef bezorgde Carver een adrenalinestoot die hem in staat stelde over de muur te springen en zo snel mogelijk de heuvel af te rennen, weg van het huis.

Hij had een afstand van ongeveer honderd meter afgelegd toen de gasflessen explodeerden. De oorverdovende knal leek de lucht te veranderen in een massieve, ondoordringbare kracht die Carver in zijn rug trof, hem van de grond tilde en tegen de stam van een boom aan smeet, waar hij even bleef liggen, beurs en buiten adem, terwijl er een vlaag van takjes en blaadjes over hem heen werd geblazen. Toen bereikte de ontploffing de uiterste grens van haar bereik en implodeerde weer terug, de lucht uit zijn longen zuigend totdat de storm eindelijk ging liggen.

Zijn lichaam deed overal pijn. Zijn hersenen voelden bont en blauw aan in zijn schedel, alsof hij zojuist tien rondes met een zwaargewicht had gebokst. Toen hij opstond en keek hoe een vuurbol waarbij alle eerdere vlammen in het niet verdwenen boven de geblakerde ruïne van het huis uitsteeg, testte hij zijn ledematen op gebroken botten en merkte tot zijn eigen verbazing dat hij nog kon lopen en zelfs rennen, aanvankelijk heel voorzichtig, maar daarna steeds zelfverzekerder.

Carver mankeerde niets, maar hij moest er niet aan denken wat er met de hulpeloze, versufte mannen was gebeurd die zich slechts enkele meters van de explosie hadden bevonden, of met de honden die slaperig van de valium in hun kooien hadden gelegen. Waarschijnlijk was er niets meer van hen terug te vinden.