8

‘U moet me toestemming geven hem te helpen.’

Dokter Karlheinze Geisel was de psychiater die Carver toegewezen had gekregen. Hij wendde zich af van het bed waarin zijn patiënt lag te kronkelen van de pijn en sprak tegen Alix met een stem waarin het medelijden zijn frustratie niet kon verhullen.

‘Kom,’ zei hij en hij nam haar mee door de kliniek naar zijn spreekkamer.

‘Wat wilt u dat ik doe?’ vroeg ze toen de deur achter hen was dichtgevallen.

Geisel antwoordde pas toen zij allebei hadden plaatsgenomen. Toen zei hij: ‘Het antwoord op die vraag kent u al. U moet me precies vertellen wat hem is overkomen. Hoe kan ik hem anders de beste behandeling geven?’

Alix zei niets. Ze wendde haar blik af en streek een lok blond haar uit haar gezicht. Ten slotte keek ze dokter Geisel recht in de ogen.

Geisel was gewend aan de reacties van degenen wier geliefden aan een ernstige ziekte leden. Juffrouw Petrova was uitgeput door de maanden van zorgen en onzekerheid. Haar gezicht was smaller en strakker dan het was geweest; haar huid was bleek, droog en onverzorgd; ze had grote, donkere kringen onder haar ogen. Maar mijn god, dacht hij, wat een ogen.

Ze waren puur hemelsblauw, maar wanneer hij heel goed keek – uitsluitend in het belang van een objectieve analyse, hield hij zichzelf voor – zag Geisel een kleine asymmetrie. Eén ooglid was iets zwaarder dan het andere en de twee ogen stonden niet helemaal op één lijn. Deze imperfectie in een verder zo vlekkeloos geheel – ze had volle lippen, hoge jukbeenderen en een recht, smal neusje – deed aan haar schoonheid niets af, maar voegde er eerder iets aan toe. Zonder die onvolkomenheid zou ze gewoon heel erg mooi zijn geweest. Nu was ze adembenemend.

‘Ik begrijp het,’ zei ze. ‘Maar ik kan het niet bespreken…’

‘Ik zal eerlijk zijn,’ zei hij, zich schrap zettend. ‘Maandenlang hebt u mijn vragen ontweken. Maar als Herr Carver enige hoop op herstel wil hebben, heb ik toch bepaalde informatie nodig om hem te kunnen behandelen. U moet goed begrijpen dat ik heel vaak te maken heb met patiënten die extreme discretie eisen. Wat u mij vertelt blijft tussen ons. Maar ik moet het weten.’

‘Als ik het u vertel, kunt u hem dan beter maken?’ vroeg zij.

‘Nee, dat kan ik niet beloven. Maar wat ik u wel kan verzekeren is dit: als u het mij niet vertelt, kan ik hem niet helpen. Hoe langer u blijft zwijgen, hoe zekerder het wordt dat Herr Carver altijd zo zal blijven.’

‘Ik probeer hem alleen te beschermen.’

Haar stem was niet meer dan een fluistering. Ze probeerde net zo goed zichzelf te overtuigen als hem. Haar tweestrijd was zo hevig dat Geisel haar instinctief wilde troosten. Maar zijn professionele ik wist dat hij niets mocht doen of zeggen. Ze moest de ruimte krijgen om haar eigen beslissing te nemen.

Alix vermoedde dat de timing van zijn verzoek niet toevallig was. Hij moest hebben geweten dat ze gisteren een bezoekje van Marchand had gekregen, en had onmiddellijk begrepen wat dat betekende. Carvers rekeningen waren niet betaald. En als dat niet alsnog gebeurde, zou hij zeker gedwongen worden te vertrekken. De klok was nu dus aan het aftellen naar het moment van Carvers gedwongen vertrek, wat de noodzaak van genezing nog dringender maakte.

Alix worstelde met de onontkoombare logica van haar situatie. Uiteindelijk kwam ze tot een conclusie.

‘Goed,’ zei ze. ‘Ik zal het u vertellen… Ik probeerde te ontsnappen van een man, een Rus, net als ik. Hij was heel erg rijk, heel erg machtig.’

‘Was?’ vroeg Geisel.

Alix negeerde de onderbreking en wat ermee werd bedoeld. ‘Hij stuurde zijn mannen om mij terug te halen. Carver… Samuel ontdekte waar ik was en kwam me achterna, naar Gstaad. Hij hoopte mij te kunnen ruilen voor... bepaalde informatie. De man die mij had meegenomen was absoluut niet van plan op zijn voorstel in te gaan. Zijn mannen namen Samuel gevangen en…’

Ze leek niet bereid of niet in staat de zin af te maken.

‘Ze deden hem pijn?’ vroeg Geisel.

‘Ja. Ze kleedden hem uit, blinddoekten hem en deden hem handboeien om. En toen… neem me niet kwalijk…’ Ze stopte even om kalm te worden, knipperde snel met haar ogen en schraapte haar keel. ‘Sorry,’ zei ze.

‘U zei…?’

Toen Alix verderging, klonk ze emotieloos, bijna zakelijk. ‘Ze bevestigden een riem om Samuels middel. Die was verbonden met een afstandsbediening. Wanneer de afstandsbediening werd ge activeerd, bezorgde de riem hem een elektrische schok, heel krachtig, genoeg om hem stuiptrekkend op de grond te laten vallen, zonder enige controle over zichzelf. Dat gebeurde vlak voor mij, aan mijn voeten, zodat hij zich zou schamen.’

‘Hoe vaak kreeg hij zo’n schok?’

‘In elk geval drie of vier keer, misschien wel vaker, wanneer ik er niet bij was.’

‘Was dat alles?’

‘Nee, dat was nog maar het begin. Na afloop namen ze hem mee naar een kamer, waar ze hem vastbonden op een stoel. De kamer was helemaal wit geschilderd: alle muren, de vloer, het plafond, spierwit. Het was er ook heel erg koud. Ze bonden een leren riem voor zijn mond en zetten zijn oogleden vast met plakband, zodat hij ze niet dicht kon doen, noch er zelfs maar mee kon knipperen. Ze zetten hem een koptelefoon op. Toen deden ze lichten aan, felle lichten, vlak voor zijn ogen. En ze speelden geluiden af door die koptelefoon, keihard en aan één stuk door. Zo heb ik hem gevonden. Toen zat hij er al bijna vier uur…’

‘Ik begrijp het…’ mompelde Geisel, peinzend. Het verhaal was gruwelijk, maar hij probeerde niet al te geschokt te zijn door wat hij hoorde. Op dat moment, in de context van zijn spreekkamer, moest hij alles bekijken als informatie die hem kon helpen tot een meer accurate diagnose te komen. ’s Avonds pas, wanneer hij thuis zat met een drankje in zijn hand, kon hij wellicht in meer menselijke termen terugkijken op Carvers beproeving.

‘Nu begrijp ik de angst die aan hem vreet,’ vervolgde hij. ‘Zijn bewuste brein heeft de foltering uit zijn herinnering gewist, maar zijn onderbewustzijn is bang voor herhaling. Toch is er nog één aspect van uw verhaal dat ik niet begrijp… Als hij aan die stoel was vastgebonden, niet in staat om te bewegen, hoe is hij dan ontsnapt?’

‘Ik heb hem losgesneden,’ zei Alix.

‘Maar die man over wie u het had, die de leiding had over andere mannen…’

‘Ja.’

‘Hoe is het u gelukt om…?’

‘Ik ben geen patiënt van u,’ zei Alix. ‘Wat ik u over mezelf vertel valt niet onder uw medisch beroepsgeheim.’

‘Inderdaad… Maar toch, met één vrouw en zoveel mannen, weet ik zeker dat het, wat u ook heeft gedaan, een kwestie van zelfverdediging moet zijn geweest.’

‘Precies. Dat moet wel.’

Geisel knikte, en nam even de tijd om te verwerken wat hij zojuist had gehoord.

‘En dan is er nog iets,’ zei Alix.

‘Ja?’

‘Ik wil dat u begrijpt wat voor man hij was… voordat dit allemaal gebeurde.’

Ze zweeg even, zoekend naar de juiste woorden. Toen herinnerde ze zich weer die nacht in Parijs en wendde haar blik van Geisel af, zonder iets te zien, haar concentratie volledig naar binnen gericht.

‘Toen ik Samuel Carver voor het eerst ontmoette, probeerde ik hem te vermoorden. Een uur later volgde ik hem een appartement in. We wisten allebei dat er boobytraps lagen. De explosieven waren afgesteld om binnen dertig seconden af te gaan. Maar ik volgde hem toch naar binnen. Daar koos ik zelf voor, omdat ik er volledig op vertrouwde dat hij ervoor zou zorgen dat mij niets zou overkomen. En ik wilde bij hem zijn…’

Alix keek de psychiater weer even aan en wendde toen opnieuw haar blik af. Ze praatte bijna in zichzelf toen ze zei: ‘Het enige wat ik wil is weer bij hem zijn.’

‘Ik begrijp het,’ antwoordde Geisel. ‘Dank u, juffrouw Petrova. Ik weet hoe moeilijk het voor u moet zijn geweest om zulke pijnlijke herinneringen op te halen.’

Hij stond op en toen zij hetzelfde deed gaf hij haar een hand. Intussen bleef hij haar aankijken alsof ze zijn patiënt was.

‘U hebt zelf ook een diep traumatische ervaring gehad,’ zei hij. ‘Daar zult u met iemand over moeten praten. Indien u een consult met mij wenst, aarzel dan alstublieft niet erom te vragen.’

Hij glimlachte. ‘Dan bent u mijn patiënte en kunt u net zo openhartig zijn als u wilt.’

‘Dank u, dokter, ik zal het onthouden. Maar als u mij nu wilt excuseren, Samuel wordt straks wakker en dan heeft hij me nodig.’