79
Magdalena Ronander begroet de stevige vrouw die de deur opent. Ze heeft fijne lachrimpeltjes in haar ooghoeken en op haar schouder staat de naam Sonja getatoeëerd.
Alle mensen in de omgeving van Agneta Magnusson zijn dertien jaar geleden door de politie ondervraagd. Alle huizen en appartementen zijn door de technische recherche onderzocht, evenals alle zomerhuisjes, schuren, opslagplaatsen, speelhuisjes, caravans, boten en auto’s.
‘Ik heb gebeld,’ zegt Magdalena en ze laat haar politielegitimatie zien.
‘Klopt,’ knikt de vrouw. ‘Bror zit in de woonkamer te wachten.’
Magdalena loopt achter de vrouw aan door de kleine woning uit de jaren vijftig. Vanuit de keuken komt een sterke geur van uien en tartaartjes. In een woonkamer met donkere gordijnen zit een man in een rolstoel.
‘Is dat de politie?’ zegt hij schor.
‘Ja, ik ben van de politie,’ knikt Magdalena, ze trekt de pianokruk bij en gaat tegenover de man zitten.
‘Hebben we nog niet genoeg gepraat?’
Het was dertien jaar geleden dat iemand Bror Engström had verhoord over de gebeurtenissen in het Lill-Jansskogen en in de tussentijd is hij oud geworden, vindt ze.
‘Ik wil graag meer weten,’ zegt Magdalena vriendelijk.
Bror Engström schudt zijn hoofd.
‘Er valt niets meer te zeggen. Iedereen is gewoon verdwenen. Binnen een paar jaar was iedereen verdwenen. Mijn Agneta en... haar broer en zijn zoontje... en ten slotte Jeremy, mijn schoonvader... Hij hield op met praten... toen ze verdwenen, zijn kinderen en kleinkind.’
‘Jeremy Magnusson,’ zegt Magdalena.
‘Ik mocht hem heel graag... Maar hij miste zijn kinderen zo vreselijk.’
‘Ja,’ antwoordt Magdalena zacht.
Bror Engströms troebele ogen trekken zich samen bij de herinnering.
‘Op een dag was ook hij zomaar verdwenen. Daarna kreeg ik mijn Agneta terug. Maar ze is nooit meer de oude geworden.’
‘Nee,’ antwoordt Magdalena.
‘Nee,’ fluistert hij.
Ze weet dat Joona de vrouw ontelbare keren heeft bezocht op de verpleegafdeling waar ze werd verzorgd. Ze heeft haar spraakvermogen nooit teruggekregen en is vier jaar later gestorven. Haar hersenbeschadigingen waren te omvangrijk om ooit nog contact met haar te krijgen.
‘Eigenlijk zou ik Jeremy’s bossen moeten verkopen. Maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen. Voor hem waren ze het zout des levens. Hij wilde altijd dat ik een keer mee zou gaan naar zijn jachthut, maar het is er nooit van gekomen... en nu is het te laat.’
‘Waar ligt de jachthut?’ vraagt ze en ze pakt haar telefoon.
‘Helemaal in de provincie Dalarna, voorbij de Tranuberg... ik moet de topografische kaarten nog ergens hebben, als Sonja ze kan vinden.’
De jachthut staat niet op de lijst van de plekken die de technische recherche heeft onderzocht. Het is misschien niets, maar Joona heeft gezegd dat ze geen enkel detail mogen overslaan.