93
Mikael Kohler-Frost zit aan een tafeltje in de eetzaal op de afdeling. Hij houdt een hand om de warme theekop en praat met Magdalena Ronander van de rijksrecherche. Reidar heeft de rust niet om te gaan zitten, maar hij blijft even bij de deur naar zijn zoon staan kijken voordat hij naar de centrale hal beneden gaat om Veronica Klimt op te halen.
Magdalena glimlacht naar Mikael en legt dan het uitvoerige verslag van de verhoren op tafel. Het bestaat uit vier ingebonden stapels papier. Ze bladert naar het gemarkeerde gedeelte en vraagt of hij klaar is om verder te gaan.
‘Ik heb toch alleen de binnenkant van de capsule maar gezien,’ zegt Mikael voor de zoveelste keer.
‘Kun je de deur nog eens beschrijven?’ vraagt ze.
‘Die is van metaal en helemaal glad... in het begin kon je er schilfertjes verf af pulken met je nagels... hij heeft geen sleutelgat, geen klink...’
‘Wat voor kleur?’
‘Grijs...’
‘Er is ook een luik dat...’
Ze breekt haar zin af als ze ziet dat hij vlug tranen van zijn wangen veegt en zijn gezicht afwendt.
‘Ik kan het niet tegen papa zeggen,’ zegt hij met trillende lippen. ‘Maar als Felicia niet terugkomt...’
Magdalena staat op, loopt om de tafel heen en houdt hem vast terwijl ze herhaalt dat het goed zal komen.
‘Ik weet het zeker,’ fluistert hij. ‘Dan maak ik mezelf dood.’
*
Reidar Frost is het ziekenhuis nauwelijks uit geweest sinds Mikael terug is. Hij heeft een kamer op dezelfde etage van het ziekenhuis gehuurd om continu bij zijn zoon te kunnen zijn.
Hoewel Reidar weet dat het geen zin heeft, moet hij zichzelf dwingen niet weg te rennen om naar Felicia te zoeken. Hij laat elke dag een advertentie in alle grote kranten zetten waarin hij smeekt om tips en beloningen uitlooft. Hij heeft een team van de beste privédetectives ingeschakeld om haar te zoeken, maar het gemis vreet aan hem, bezorgt hem slapeloze nachten, dwingt hem om uur na uur door de gangen te ijsberen.
Het enige wat hem heeft gekalmeerd is dat hij Mikael van dag tot dag gezonder en sterker ziet worden. Commissaris Joona Linna zegt dat hij van onschatbare hulp is door bij zijn zoon te blijven, hem in zijn eigen tempo te laten vertellen, te luisteren en elke herinnering, elk detail op te schrijven.
Als Reidar de centrale hal in komt, staat Veronica al binnen de glazen deuren naar de besneeuwde parkeerplaats op hem te wachten.
‘Is het niet te vroeg om Micke naar huis te sturen?’ vraagt ze terwijl ze hem de tassen geeft.
‘Ze zeggen dat het goed gaat,’ glimlacht Reidar.
‘Ik heb een spijkerbroek en wat soepeler broeken gekocht, overhemden, T-shirts, een dikke trui en nog wat dingen...’
‘Hoe ziet het er thuis uit?’ vraagt Reidar.
‘Veel sneeuw,’ lacht Veronica, waarna ze vertelt dat de laatste gasten het landhuis hebben verlaten.
‘Mijn kompanen ook?’ vraagt Reidar.
‘Nee, die zijn er nog, maar... je zult het allemaal wel zien.’
‘Wat?’
Veronica schudt glimlachend haar hoofd.
‘Ik heb tegen Berzelius gezegd dat ze hier niet naartoe mogen komen, maar ze willen Mikael heel graag ontmoeten,’ antwoordt ze.
‘Ga je mee?’ vraagt Reidar. Hij glimlacht en trekt haar kraag recht.
‘Een andere keer,’ antwoordt Veronica en ze kijkt hem in de ogen.