119
In het topappartement aan Rörstrandsgatan 19 luistert de geheime groep Athena Promachos naar het gesprek dat Jurek Walter en Saga Bauer voeren.
Johan Jönson zit in een grijs trainingspak achter de computer. Corinne zit aan het bureau en voert het hele gesprek in in haar computer. Nathan Pollock heeft tien bloemen in de kantlijn van zijn schrijfblok getekend en noteert de woorden ‘hoogspanningsleidingen’, ‘shovels’ en ‘rode modder’.
Joona staat met gesloten ogen bij de luidspreker en voelt koude rillingen over zijn rug omhoogkruipen als Saga over haar grootvader vertelt. Ze mag Jurek Walter onder geen beding in haar hoofd laten, denkt hij. Het gezicht van Susanne Hjälm fladdert door zijn gedachten. Haar vuile gezicht en angstige blik, daar in die kelder.
‘Waarom kun je niet naar de plek waar je heen wilt?’ hoort hij Jurek Walter vragen.
‘Het huis is nu van mijn vader,’ antwoordt Saga Bauer.
‘En hem heb je al tijden niet meer gezien?’
‘Dat wou ik niet,’ zegt ze.
‘Als hij leeft, dan wacht hij erop dat je hem een nieuwe kans geeft,’ zegt Walter.
‘Nee,’ antwoordt ze.
‘Het hangt er natuurlijk van af wat er is gebeurd, maar...’
‘Ik was klein en weet er niet meer zoveel van,’ legt ze uit. ‘Maar ik weet dat ik hem steeds belde en beloofde dat ik nooit meer lastig zou zijn als hij thuiskwam... ik zou in mijn eigen bed slapen en netjes aan tafel zitten en... Ik wil het er niet over hebben.’
‘Dat begrijp ik,’ zegt Walter, maar zijn woorden verdrinken bijna in een ratelend geluid.
Er klinkt een gierend geluid en daarna het ritmische bonzen van zware stappen op de loopband.