116
Anders staart de lange man voor de deur aan. Binnen een seconde is hij ijskoud van angst. Hij doet de deur open om de bezoeker binnen te laten en terwijl hij vraagt of de man een kop koffie wil, gaan er duizend gedachten door zijn gloeiende brein.
Petra heeft het vrouwenmeldpunt gebeld en het verteld.
Brolin heeft een aanklacht tegen hem bij elkaar gelogen.
Het is uitgekomen dat hij eigenlijk helemaal niet competent genoeg is voor het werk op de gesloten afdeling.
De lange commissaris vertelt dat hij Joona Linna heet, slaat de koffie beleefd af, loopt dan naar binnen en gaat in de fauteuil in de woonkamer zitten. Hij werpt een vriendelijke, onderzoekende blik op Anders waardoor deze zich een gast in zijn eigen woonkamer voelt.
‘Je valt op de beveiligde eenheid in voor Susanne Hjälm,’ zegt de commissaris.
‘Ja,’ antwoordt Anders, en hij probeert te begrijpen waar de man op uit is.
‘Hoe ervaar je Jurek Walter?’
Jurek Walter, denkt Anders. Gaat het alleen maar over Jurek Walter? Hij ontspant en weet een droge toon in zijn stem te leggen.
‘Ik kan het niet over individuele patiënten hebben,’ zegt hij stijfjes.
‘Praat je met hem?’ vraagt de man, en zijn grijze ogen worden heel scherp.
‘We hebben geen gesprekstherapie op de beveiligde eenheid,’ zegt Anders en hij haalt zijn hand door zijn korte haar. ‘Maar het spreekt voor zich dat de patiënten praten...’
Joona Linna leunt naar voren: ‘Je weet dat het gerechtshof Jurek Walter beperkingen heeft opgelegd omdat hij als extreem gevaarlijk wordt beschouwd?’
‘Ja,’ zegt Anders. ‘Maar uiteindelijk is dat toch een interpretatie, en als verantwoordelijk arts moet ik voortdurend een afweging maken tussen beperkingen en behandeling.’
De commissaris knikt een paar keer en zegt dan: ‘Hij heeft je gevraagd een brief te versturen, hè?’
Anders is even van zijn stuk gebracht, maar dan herinnert hij zich weer dat hij de verantwoordelijkheid voor de patiënten draagt en de besluiten over hen neemt.
‘Ja, ik heb een brief verstuurd,’ zegt hij. ‘Ik achtte dat van belang voor het vertrouwen tussen ons.’
‘Heb je de brief gelezen voor je hem verstuurde?’
‘Ja, natuurlijk... hij wist dat ik dat zou doen, daar is niets mis mee.’
De grijze ogen van de politieman worden donkerder als zijn pupillen zich verwijden.
‘Wat stond erin?’
Anders weet niet of Petra binnengekomen is, maar hij heeft het gevoel dat ze achter zijn rug naar hen staat te kijken.
‘Ik weet het niet precies,’ zegt hij, en tot zijn ergernis voelt hij dat hij rood wordt. ‘Maar het was een formele brief naar een advocatenkantoor... en dat beschouw ik als een mensenrecht.’
‘Ja,’ antwoordt de rechercheur zonder hem los te laten met zijn blik.
‘Jurek Walter wilde een privébezoek van een advocaat op de isoleerafdeling om uitleg te krijgen over de mogelijkheid van heroverweging van zijn vonnis... dat wilde hij ongeveer... en dat hij in dat geval... als een heroverweging mogelijk was, een zelfgekozen advocaat wilde die hem zou bijstaan.’
Het is stil in de woonkamer.
‘Naar welk adres?’ vraagt de commissaris rustig.
‘Advocatenkantoor Rosenhane... een postbus in Tensta.’
‘Zou je de precieze formuleringen in de brief kunnen reconstrueren?’
‘Ik heb hem maar één keer gelezen en hij was zoals ik al zei erg beleefd en formeel... hoewel hij heel wat spelfouten bevatte.’
‘Spelfouten?’
‘Eerder dyslectische fouten,’ verduidelijkt Anders.
‘Heb je het met Roland Brolin over de brief gehad?’
‘Nee,’ antwoordt Anders. ‘Waarom zou ik?’