150
Verder naar het noorden wordt het steeds rustiger op de weg. Joona rijdt steeds sneller en denkt eraan dat drie puzzelstukjes na al die jaren plotseling in elkaar passen.
De vader van Jurek Walter werkte in een grindgroeve en heeft daar zelfmoord gepleegd in zijn woning.
Mikael zegt dat de Zandman naar zand ruikt.
En Reidar Frost is opgegroeid bij een oude grindgroeve in Rotebro.
Stel dat het dezelfde grindgroeve is. Het kan geen toeval zijn, de stukjes moeten passen. Dan zit Felicia dáár en niet waar al zijn collega’s aan het zoeken zijn, denkt hij.
De sneeuwsmurrie tussen de rijbanen doet de auto slingeren. Vuil water slaat tegen de voorruit.
Joona perst zijn auto voor een shuttlebus en neemt de afrit, raast verder langs een grote parkeerplaats. Hij toetert en een man laat zijn boodschappentassen vallen als hij opzij springt.
Twee auto’s staan te wachten voor rood licht, maar Joona zwenkt spookrijdend naar de linkerweghelft en draait scherp naar links. De banden slippen over het natte wegdek. Hij belandt op een besneeuwd grasveld en rijdt dwars door een sneeuwwal. Paksneeuw en ijs ratelen boven en onder de auto. Voorbij het centrum van Rotebro geeft hij flink gas en rijdt de smalle Norrviksleden op, die parallel loopt aan de hoge heuvelrug.
Straatverlichting schommelt in de wind en sneeuw wervelt in het schijnsel omlaag.
Hij bereikt de top van de heuvelrug en ziet de inrit van de grindgroeve een fractie te laat, maakt een scherpe bocht en remt voor twee stevige metalen slagbomen. De banden glijden over de sneeuw, Joona geeft een ruk aan het stuur, raakt in een slip en de achterbumper dreunt tegen een slagboom.
Het rode glas van het remlicht versplintert en schiet over de sneeuw.
Joona opent het portier, stapt uit en rent voorbij de blauwe barak waarin het kantoor gehuisvest is.
Zwaar ademend loopt hij de steile helling af naar de enorme krater die in de loop der jaren is uitgegraven. Schijnwerpers op hoge palen verlichten het wonderlijke maanlandschap met werkloze graafmachines en enorme bergen gezeefd zand.
Hier ligt niemand begraven, denkt Joona, het is onmogelijk om hier lichamen te verbergen, want alles wordt opgegraven. Een grindgroeve is een gat dat elke dag groter en dieper wordt.
De snelle sneeuwval stroomt door het kunstmatige licht.
Hij rent langs de enorme steenbreekinstallaties met hoge lopende banden.
Hij bevindt zich nog steeds in de nieuwere gedeeltes van de groeve. Het zand ligt er kaal bij en het is duidelijk dat hier elke dag gewerkt wordt.
Achter de machines staan blauwe bouwketen en drie caravans.
Joona’s schaduw schiet langs hem als het licht van een andere schijnwerper een zandberg passeert.
Vijfhonderd meter verderop ziet hij besneeuwde richels voor steile rotswanden. Dat moeten de oudere delen van de groeve zijn.
Hij klimt een steile helling op waar mensen rotzooi, oude koelkasten, afgedankte meubels en afval hebben gedumpt. Hij glijdt weg in de sneeuw maar loopt verder naar boven, achter hem rollen stenen omlaag, hij smijt een roestige fiets opzij en bereikt struikelend de top.
Nu bevindt hij zich op het oorspronkelijke niveau van de heuvelrug – meer dan veertig meter boven het nieuwe grondniveau – en hij kan het uitgeholde landschap overzien. De koude lucht geeft een rauw gevoel in zijn longen terwijl hij uitkijkt over de verlichte zandgroeve met machines, provisorische wegen en zandbergen.
Hij rent over de smalle reep besneeuwd gras tussen de steile helling en de Älvsundavägen.
Een gebutst autowrak ligt langs de kant van de weg, vlak voor de omheining met waarschuwingsborden en logo’s van bewakingsfirma’s. Joona blijft staan en tuurt door de sneeuw. In de uiterste hoek van het alleroudste deel van de groeve ligt een geasfalteerd terrein met een rij gelijkvloerse woningen, smal en recht als een militaire barak.