X
Saga gaat op een besneeuwd bankje zitten, haalt haar mobieltje uit haar zak en belt de Naald.
‘Nils Åhlén, forensische geneeskunde.’
‘Hallo, met Saga Bauer,’ zegt ze. ‘Ik zou graag...’
‘Het lijk is geïdentificeerd,’ valt de Naald haar in de rede. ‘Hij heet Anders Rönn.’
‘Dat wilde ik niet vragen.’
‘Wat dan?’
Het wordt stil en Saga ziet de sneeuw opwaaien van het standbeeld van Thor die zijn hamer heft naar de Midgårdslang, en ineens hoort ze zichzelf vragen: ‘Hoeveel tabletten codeïne zijn er nodig om iemand te laten sterven?’
‘Een kind of een volwassene?’ vraagt de Naald zonder enige verbazing te tonen.
‘Een volwassene,’ antwoordt Saga en ze slikt hard.
Ze hoort de Naald door zijn neus ademen en dan een kort geratel op het toetsenbord.
‘Een beetje afhankelijk van lichaamsgewicht en tolerantie... maar tussen de vijfendertig en vijfenveertig tabletten zou dodelijk moeten zijn.’
‘Vijfenveertig?’ vraagt Saga, en ze grijpt naar haar oor als dat begint te piepen. ‘Maar als ze er maar dertien heeft gehad, kan ze dan doodgaan? Kan ze sterven van dertien tabletten?’
‘Nee, dat kan niet, ze valt in slaap en wordt wakker met...’
‘Dan heeft ze de rest zelf genomen,’ fluistert Saga en ze komt wankel overeind.
Ze voelt tranen van opluchting opwellen. Jurek was een leugenaar, hij verwoestte mensen met zijn leugens, dat was alles.
Heel haar leven had ze haar vader gehaat omdat hij hen in de steek liet. Omdat hij niet kwam, omdat hij haar moeder dood liet gaan.
Ze moet achter de waarheid zien te komen. Er zit niks anders op.
Ze belt nummerinformatie en vraagt om te worden doorverbonden met Lars-Erik Bauer in Enskede.
Langzaam loopt ze door het parkje terwijl de telefoon overgaat.
‘Met Pellerina,’ zegt een kinderstem.
Saga valt stil en klikt het gesprek zonder iets te zeggen weg. Ze blijft staan en kijkt naar de witte hemel boven de Sankt Pauls-kerk.
‘Shit,’ mompelt ze en ze belt het nummer nog een keer.
Saga wacht in de sneeuw tot de kinderstem opnieuw opneemt.
‘Dag Pellerina,’ zegt ze beheerst. ‘Ik wil graag je vader spreken.’
‘Wie kan ik zeggen dat het is?’ vraagt het meisje veel te volwassen.
‘Saga,’ fluistert ze.
‘Ik heb een grote zus die Saga heet,’ zegt Pellerina. ‘Maar ik heb haar nog nooit gezien.’
Saga kan geen antwoord geven. Ze heeft een brok in haar keel. Ze hoort Pellerina de hoorn aan iemand anders geven en zeggen dat Saga hem wil spreken.
‘Met Lars-Erik,’ zegt een bekende stem.
Saga haalt diep adem en bedenkt het overal te laat voor is, behalve voor de waarheid.
‘Papa, ik moet je iets vragen.... toen mama stierf... waren jullie toen getrouwd?’
‘Nee,’ antwoordt hij. ‘We waren twee jaar daarvoor gescheiden, toen jij vijf was. Ik mocht je niet zien van haar. Ik had een advocaat in de arm genomen om...’
Hij zwijgt en Saga sluit haar ogen en probeert niet te beven.
‘Mama zei dat je ons in de steek had gelaten,’ zegt ze. ‘Dat je haar ziekte niet aankon en dat je mij niet wilde.’
‘Maj was ziek, ze was psychisch ziek, een bipolaire stoornis en... het spijt me dat je in zo’n moeilijke situatie zat.’
‘Ik heb je die avond gebeld,’ zegt ze kleintjes.
‘Ja,’ zucht haar vader. ‘Je moeder dwong je om mij te bellen... Zelf belde ze de hele nacht door, wel dertig keer, als het niet meer was.’
‘Dat wist ik niet.’
‘Waar zit je? Zeg waar je bent, Saga. Ik kan je komen halen en...’
‘Bedankt, papa, maar... Ik moet naar een vriend toe.’
‘En daarna?’ vraagt hij.
‘Ik bel wel.’
‘Doe dat, Saga, alsjeblieft, doe dat,’ zegt hij.
Ze knikt en loopt dan door de sneeuwstorm naar de Hornsgatan en houdt een taxi aan.