162
Disa rijdt voorzichtig over de roestige spoorrails en dan het grote haventerrein voor veerdiensten en goederenoverslag op. De donkere hemel hangt laag en zit vol wervelende sneeuw.
Geel schijnsel van een hangende straatlantaarn schommelt boven een hangarachtig gebouw.
Mensen lopen met hun neus naar de grond om geen sneeuw in hun ogen te krijgen, om zich tegen de kou te beschermen. Door de sneeuwstorm heen ziet ze in de verte vaag de grote veerboot uit Tallinn, droomachtig verlicht en wazig.
Disa slaat rechts af, weg van het licht van de Bananencompagnie, rijdt langs de lage bedrijfspanden en kijkt turend de duisternis in.
Vrachtwagens rijden de veerboot naar Sint-Petersburg op.
Een groep havenarbeiders staat op een lege parkeerplaats te roken. Duisternis en sneeuw temperen en isoleren de wereld rondom het groepje.
Disa rijdt langs pakhuis 5 en de hekken door, de containerterminal op. Elke container is zo groot als een zomerhuisje en kan meer dan dertig ton wegen. Ze staan op elkaar gestapeld, tot misschien wel vijftien meter hoog.
Een plastic zak is een speelbal van de wind. Het ijs van de bevroren plassen kraakt onder haar banden.
De opgestapelde containers vormen een netwerk van gangen voor de enorme trucks en terminaltractors. Disa rijdt rechtdoor een gang in die merkwaardig smal aandoet doordat de containerwanden aan weerszijden zo hoog zijn. Ze ziet aan de sporen in de donkere sneeuw dat er onlangs een andere auto heeft gereden. Zo’n vijftig meter verderop opent de gang zich naar de aanlegplaatsen toe. De enorme olietanks van Loudden doemen vaag op achter de kranen die containers aan boord van een schip laden.
Waarschijnlijk staat de man met het bordspel daar ergens op haar te wachten.
Sneeuw waait tegen de voorruit, ze remt af, zet de ruitenwissers aan en veegt de fijne sneeuw weg.
Verderop is een grote, schorpioenachtige machine in een zijgang gestopt: roerloos zweeft een rode container vlak boven de grond.
Er zit niemand in de stuurcabine en de banden raken snel bedekt door sneeuw.
Ze schrikt een beetje als haar telefoon ineens gaat en glimlacht bij zichzelf als ze opneemt: ‘Jij moest slapen,’ zegt ze opgewekt.
‘Vertel waar je nu bent,’ zegt Joona indringend.
‘In de auto onderweg naar...’
‘Ik wil dat je die afspraak laat zitten en meteen terugkomt.’
‘Wat is er gebeurd?’
‘Jurek Walter is ontsnapt uit de beveiligde eenheid.’
‘Wat zeg je?’
‘Ik wil dat je onmiddellijk naar huis gaat.’
Het dimlicht vormt een aquarium vol fonkelende, wervelende sneeuw voor de auto. Ze gaat nog langzamer rijden, kijkt naar de rode container die de machine in zijn klauwen houdt en leest: ‘Hamburg Süd...’
‘Je moet naar me luisteren,’ zegt Joona. ‘Keer om en rij terug naar huis.’
‘Oké, doe ik.’
Hij wacht en luistert naar haar door zijn telefoon.
‘Ben je gekeerd?’
‘Dat gaat hier niet... Ik moet eerst een goede plek vinden,’ zegt ze zacht, als ze ineens iets vreemds ziet.
‘Disa, ik begrijp dat ik misschien een beetje...’
‘Wacht,’ valt ze hem in de rede.
‘Wat doe je?’
Ze remt nog meer af en rijdt langzaam naar een grote bult toe die midden in de containergang ligt. Het lijkt een grijze deken met duct tape, die bezig is onder te sneeuwen.
‘Wat is er, Disa?’ vraagt Joona gestrest. ‘Ben je al omgekeerd?’
‘Er ligt iets op de weg,’ zegt ze en ze stopt. ‘Ik kan er niet langs...’
‘Rij achteruit!’
‘Geef me heel even,’ zegt ze en ze legt haar mobiel op de stoel naast zich.
‘Disa!’ roept hij. ‘Niet uitstappen! Wegwezen daar! Disa!’
Ze hoort hem niet, want ze is uitgestapt en loopt verder. Fijne sneeuw wervelt door de lucht. Het is bijna volkomen stil en het licht van de hoge kranen valt niet in de diepe gang van gestapelde metalen kisten.
Er ontstaan eigenaardige tonen als de wind zich tussen de containers hoog boven haar perst.
In de verte knippert het waarschuwingslicht van een enorme vorkheftruck. De gele flikkeringen worden opgevangen door de vallende sneeuw.
Disa raakt vervuld van een plechtig, noodlottig gevoel als ze verder loopt in de stilte. Ze bedenkt dat ze de bundel opzij gaat slepen zodat ze erlangs kan, maar stopt dan en probeert haar blik te focussen.
De truck verdwijnt om een hoek en het enige wat rest is het ijskoude dimlicht van haar koplampen en die eeuwige sneeuwval.
Er lijkt iets onder de grijze deken te bewegen.
Disa knippert met haar ogen en aarzelt.
Alles is op dit moment zo wonderlijk stil en vredig. Sneeuwvlokken dwarrelen langzaam uit de dichte hemel.
Disa blijft staan en voelt haar hart bonzen in haar borst, waarna ze de laatste meters overbrugt.