15
Commissaris Joona Linna bevindt zich in een kleine ruimte met wanden en vloer van kaal beton. Hij knielt terwijl een man in camouflagepak een pistool op zijn hoofd richt, een zwarte Sig Sauer. De deur wordt bewaakt door een andere man die zijn Belgische aanvalsgeweer continu op Joona gericht houdt.
Op de vloer bij de muur staat een fles Coca-Cola. Het licht komt van een plafondlamp met een gebutste aluminium kap.
Er gaat een mobiele telefoon. Voor de man met het pistool opneemt, schreeuwt hij tegen Joona dat die zijn hoofd omlaag moet doen.
De andere man legt zijn vinger op de trekker en doet een stap naar voren.
De man met het pistool praat in de mobiel en luistert zonder Joona uit het oog te verliezen. Grind knarst onder zijn laarzen. Hij knikt, zegt nog iets en luistert weer.
De man met het aanvalsgeweer zucht na een poosje en gaat op de stoel naast de deur zitten.
Joona knielt roerloos. Hij draagt een trainingsbroek en een wit T-shirt dat nat is van het zweet. De mouwen spannen om de spieren van zijn bovenarmen. Hij heft zijn hoofd een fractie. Zijn ogen zijn grijs als gepolijst graniet.
De man met het pistool praat verhit aan de telefoon, hangt op, lijkt een paar seconden na te denken en doet dan vier snelle stappen naar voren en drukt de loop van het pistool tegen Joona’s voorhoofd.
‘Nu overman ik jullie,’ zegt Joona vriendelijk.
‘Wat?’
‘Ik moest wachten,’ legt hij uit. ‘Tot ik de mogelijkheid krijg tot direct fysiek contact.’
‘Ik heb net bevel gekregen je te executeren.’
‘Ja, de situatie is nogal acuut omdat ik het pistool uit mijn gezicht moet krijgen en het het liefst binnen vijf seconden moet zien te gebruiken.’
‘Hoe?’ vraagt de man bij de deur.
‘Om hem te kunnen verrassen, mag ik niet op zijn bewegingen reageren,’ legt Joona uit. ‘Daarom liet ik hem naar me toe komen, blijven staan en precies twee keer ademen. Ik wacht dus tot het einde van de tweede uitademing voordat ik...’
‘Waarom?’ vraagt de man met het pistool.
‘Ik win een paar honderdsten van een seconde omdat het bijna onmogelijk voor je is om te reageren zonder eerst in te ademen.’
‘Maar waarom nou net de tweede uitademing?’
‘Omdat het onverwacht vroeg is en precies midden in het gebruikelijkste aftellen ter wereld: “één twee drie”...’
‘Ik snap het,’ glimlacht de man en hij ontbloot een bruine voortand.
‘Het eerste dat überhaupt zal bewegen is mijn linkerhand,’ legt Joona uit aan de bewakingscamera onder het plafond. ‘Die gaat in één beweging naar de loop van het pistool en weg van mijn gezicht. Ik moet hem vastpakken, omhoog draaien en op mijn voeten komen met zijn lichaam als schild. In één beweging. Mijn handen moeten prioriteit geven aan het wapen, maar tegelijkertijd moet ik de man met het aanvalsgeweer in de gaten houden. Zodra ik de macht over het pistool heb, is hij degene die de voornaamste dreiging vormt. Ik sla snel en zo vaak als nodig is met mijn elleboog tegen kin en hals om controle over het pistool te krijgen, vuur drie schoten af, draai dan rond en vuur nog drie schoten af.’
De mannen in de kamer beginnen opnieuw. De situatie herhaalt zich. De man met het pistool krijgt zijn bevel per telefoon, aarzelt en loopt dan snel naar Joona en drukt de loop tegen zijn voorhoofd. De man ademt een tweede keer uit en staat op het punt in te ademen om iets te zeggen als Joona de loop van het pistool met zijn linkerhand vangt.
Het geheel is wonderlijk verrassend en snel, hoewel het verwacht is.
Joona slaat het wapen opzij, draait het in één beweging naar het plafond en komt op zijn voeten. Hij maakt vier snelle pseudoslagen met zijn elleboog tegen de hals van de man, krijgt het pistool los en schiet de andere man in zijn romp.
De drie knallen van de losse flodders ratelen tussen de wanden.
De eerste tegenstander wankelt nog achteruit als Joona zich omdraait en hem in de romp schiet.
Hij valt tegen de muur.
Joona loopt verder naar de deur, rukt het aanvalsgeweer naar zich toe, pakt het extra magazijn mee en verlaat de kamer.