180
Saga rukt aan de ladekast en trekt hem een paar centimeter van de muur af. Haar hoofd doet zeer en ze is nog steeds vreselijk duizelig. Ze spuugt bloed, bukt zich, grijpt de onderkant met beide handen vast en met een brul kiepert ze de kast om. Het gevaarte kantelt, knalt tegen de vloer en rolt om.
Snel pakt ze haar pistool en slaat met de kolf een ruit in. Glas klettert op de grond en valt rinkelend over het raamkozijn naar buiten.
Ze knippert met haar ogen en ziet in het donker een lichtschijnsel over de sneeuw flakkeren. Het ziet eruit als een witte kwal diep onder water. Jurek loopt op de man met de noodfakkel af. De man deinst achteruit, probeert met de brandende fakkel te slaan, maar Jurek is te snel, hij weet de arm van de man te grijpen en breekt hem.
Saga slaat de resten van het glas uit de onderkant van de sponning.
Jurek is als een leeuw in de weer met zijn prooi, hij beweegt zich effectief en snel, slaat de man op zijn keel en nieren.
Saga tilt haar pistool omhoog, probeert het bloed uit haar ogen te knipperen om te kunnen zien.
De man ligt op zijn rug in de sneeuw en zijn lichaam schokt. De fakkel naast hem brandt fel.
Op het moment dat Saga vuurt, glijdt Jurek net opzij. Hij verdwijnt uit het licht de duisternis in.
De noodfakkel verlicht een cirkel van witte sneeuw. De man houdt op met bewegen en ligt er roerloos bij. Van de rode stal ziet ze een enkele glimp. Voor de rest is alles donker.