126
Susanne gaat op het bed staan van angst, keert zich naar de muur en huilt terwijl ze haar gezicht achter haar niet-gewonde hand probeert te verbergen.
‘Ga alsjeblieft zitten,’ zegt Joona rustig.
‘Hij mag niet, mag niet...’
‘Je hebt je gezin in de kelder opgesloten omdat je bang was voor Walter.’
Ze kijkt hem aan en stampt weer rond op het bed.
‘Niemand luisterde naar me, maar ik weet dat hij de waarheid sprak... ik heb zijn vuur boven mijn gezicht gevoeld.’
‘Ik zou hetzelfde hebben gedaan als jij,’ zegt Joona ernstig. ‘Als ik had geloofd dat ik mijn gezin op die manier tegen Walter kon beschermen, had ik precies hetzelfde gedaan.’
Ze blijft met vragende blik staan en veegt langs haar lippen.
‘Ik zou Walter een injectie Zypadhera geven. Hij had een kalmerend middel gekregen en lag op het bed... hij kon zich niet meer bewegen. Sven Hoffman deed de deur open, ik ging naar binnen en gaf Walter de injectie in zijn bil... Toen ik de pleister opplakte, vertelde ik alleen dat ik klaar was met zijn brief, dat ik niet van plan was hem te versturen, ik zei niet dat ik hem al had verbrand, ik zei alleen...’
Ze zwijgt en probeert zich te concentreren om verder te gaan, houdt haar hand even voor haar mond en laat hem dan zakken: ‘Hij keek me recht in de ogen en sprak Russisch... Ik weet niet hoe hij wist dat ik het verstond, ik heb nooit verteld dat ik in Sint-Petersburg heb gewoond.’
Ze zwijgt en schudt haar hoofd.
‘Wat zei hij?’
‘Hij verzekerde me dat hij Ellen en de kleine Anja zou villen... en dat hij mij zou laten kiezen wie er zou doodbloeden,’ zegt ze en ze glimlacht breed om niet in te storten ‘Patiënten kunnen verschrikkelijke dingen zeggen, je moet heel wat dreigementen aanhoren, maar met Walter is het anders’.
‘Weet je zeker dat hij Russisch sprak, en geen Kazachs?’
‘Ja... Jurek Walter sprak een uitgesproken beschaafd Russisch, alsof hij een professor aan de Lomonosov-universiteit was.’
‘Je zei tegen hem dat je klaar was met zijn brief,’ zegt Joona. ‘Waren er meerdere brieven?’
‘Alleen de brief waarop hij antwoordde.’
‘Dus hij had eerst een brief ontvangen?’ vraagt Joona.
‘Die kwam bij mij... van een advocaat die... hij bood aan om zijn rechten en mogelijkheden met hem door te nemen.’
‘En jij gaf hem aan Jurek Walter?’
‘Ik weet niet waarom, ik vond het een mensenrecht, maar hij is geen...’
Ze huilt en doet een paar stappen achteruit op het zachte bed.
‘Probeer je te herinneren wat...’
‘Ik wil mijn kinderen bij me hebben, hier kan ik niet tegen,’ kermt ze, en ze stampt weer rond op het bed. ‘Hij zal ze iets aandoen.’
‘Je weet dat Walter opgesloten is op de beveiligde een...’
‘Alleen als hij het wil,’ onderbreekt ze hem en ze wankelt. ‘Hij houdt iedereen voor de gek, hij kan erin en eruit...’
‘Dat is niet waar, Susanne,’ probeert Joona haar gerust te stellen. ‘Jurek Walter heeft de beveiligde eenheid de afgelopen dertien jaar geen enkele keer verlaten.’
Ze kijkt hem aan en zegt dan met haar witte, gebarsten lippen: ‘Jij weet niets.’
Het lijkt haast alsof ze in lachen uit zal barsten.
‘Jij weet echt helemaal niets, hè?’
‘Ik heb hem op de parkeerplaats voor het ziekenhuis gezien, zegt ze zacht. ‘Hij stond daar maar naar me te kijken.’
Ze knippert met haar ogen, die droog zijn geworden, en haar hand trilt hevig als ze hem optilt om haar haren uit haar gezicht te strijken.
Het bed kraakt onder haar voeten en ze zoekt met haar hand steun bij de muur. Joona probeert haar te kalmeren: ‘Ik begrijp dat zijn dreigement...’
‘Je bent gewoon dom,’ gilt ze. ‘Ik heb je naam op de glazen ruit gezien...’
Ze doet een stap naar voren, glijdt uit op het bed, slaat hard met haar nek tegen de bedrand en valt op de grond.