41
Matt rijdt voorzichtig, neemt de bochten langzaam en benadert de drempel alsof ik gebroken botten heb. Het ziekenhuis wilde me per se van top tot teen nakijken, ondanks mijn verzekering dat Melissa me, op de snede in mijn hals na, waar geen hechtingen in hoeven, verder niet heeft verwond.
Ik kreeg het bed naast Katie, die werd behandeld voor shock, maar verder ongedeerd is. De hoofdzuster gaf haar pogingen ons gescheiden te houden maar op en schoof ten slotte het gordijn dat ons scheidde open zodat we elkaar konden zien. We waren er pas een halfuur toen Isaac verscheen en met zijn gebruikelijke zelfverzekerdheid binnen kwam rennen.
‘Kate! Mijn god, is alles goed met je? Ik ben gekomen zodra ik kon.’ Hij ging op de rand van haar bed zitten, pakt haar handen en laat zijn blik over haar lichaam glijden op zoek naar verwondingen. ‘Ben je gewond?’
‘Het gaat goed met me. Het spijt me van de voorstelling van vanavond.’
‘Jezus, maak je daar maar geen zorgen over. Ongelooflijk wat je hebt meegemaakt.’
‘Maar de kaartjes –’
‘Ik geef de mensen gewoon hun geld terug. Vergeet het toneelstuk, Kate, dat is niet belangrijk, jij wel.’ Hij kuste haar voorhoofd en voor het eerst zag het er niet uit als een bestudeerd gebaar. Hij is echt op haar gesteld, besefte ik. En zij op hem.
Hij keek op en onze blikken kruisten elkaar en toen wilde ik dat het gordijn toch nog dicht was. Ik kon niks opmaken uit zijn gezichtsuitdrukking en ik wist niet of de mijne zei wat ik wilde zeggen.
‘Jij hebt het ook erg zwaar gehad,’ zei hij.
‘Ja.’
‘Ik ben blij voor je dat het nu allemaal voorbij is.’ Hij wachtte even en benadrukte zijn volgende woorden. ‘Ik hoop dat je alles wat er is gebeurd nu kunt vergeten. Het verleden laten rusten.’
Als Katie zich afvroeg waarom haar vriend de woorden die hij aan haar moeder richtte zo zorgvuldig koos, had ze er geen aanmerkingen op.
Isaac hield mijn blik vast alsof hij zeker wilde weten dat ik hem begrepen had.
Ik knikte. ‘Ik hoop het ook. Dankjewel.’
‘We zijn er bijna,’ zegt Matt.
Simon, die naast me op de achterbank zit, slaat zijn arm om me heen en ik laat mijn hoofd tegen hem aan vallen.
In het ziekenhuis heb ik hem verteld dat ik dacht dat hij achter de website zat. Ik moest wel – ik werd verteerd door schuldgevoelens.
‘Het spijt me,’ zeg ik nu.
‘Dat hoeft niet. Ik kan me niet eens voorstellen wat jij hebt moeten doorstaan. Je moet het gevoel hebben gehad dat niemand te vertrouwen was.’
‘Dat aantekeningenboekje…’ Ik denk aan de aantekeningen die ik heb gezien; een vrouwennaam, haar kleding. Dat ik er echt van overtuigd was dat ik het bewijs voor een misdaad in handen had.
‘Losse gedachten voor mijn roman,’ zegt Simon. ‘Ik bouwde een personage op.’
Ik ben blij dat Simon er geen toestand van maakt; hij lijkt totaal niet beledigd dat ik hem van zoiets vreselijks heb verdacht.
We naderen Crystal Palace en aan de andere kant van Simon zit Katie uit het raam te kijken; Justin zit voor haar, naast Matt.
Isaac is de stad in om de teleurgestelde theaterbezoekers tevreden te stellen en ze over te halen morgen naar het stuk te komen kijken, want Katie staat erop dat ze dan weer kan spelen.
Hoe bestaat het dat het net lijkt of er niks is gebeurd?
Langs het trottoir ligt vieze natte sneeuw en de gebouwen staan te druppen. Een nog maar net herkenbare sneeuwpop staat op het plein van een basisschool, zijn winterwortel verdwenen. Mensen gaan de stad in terwijl anderen nog op weg zijn van hun werk naar huis en op hun telefoon kijken, zich niet bewust van de wereld om hen heen.
We rijden langs Melissa’s café en ik kan er niks aan doen, maar ik hap naar lucht. Al die keren dat ik na mijn werk een kop thee bij haar ben gaan drinken; haar heb geholpen met de voorbereidingen voor de lunch. Er brandt licht en donkere schaduwen vallen op de tafels en stoelen, die vandaag niet opgestapeld zijn.
‘Moet je niet fatsoenlijk afsluiten?’ vraag ik aan Justin.
Hij draait zich om om me aan te kijken. ‘Ik wil daar niet meer naar binnen, mam.’
Dat begrijp ik. Ik wil het ook niet. Mijn hart slaat al op hol alleen omdat we in Anerley Road zijn en ik voel weer een golf van haat voor Melissa omdat ze de plek waar ik van hou en waar ik graag woonde heeft bezoedeld. Ik had niet gedacht dat ik ooit nog zou verhuizen, maar nu weet ik het nog zo net niet. Een schone lei voor Simon en mij. Ruimte voor Justin en Katie natuurlijk, een nieuw voor ons allemaal.
We komen langs het metrostation. Ineens zie ik Katie weer voor me, die naar de ingang loopt en opkijkt naar de camera, doodsbang, maar vastbesloten te slagen. Vastbesloten mij te redden.
Ik kijk naar haar en vraag me af wat ze denkt, maar aan haar profiel kan ik niks aflezen. Ze is zo veel sterker dan ik had gedacht.
‘Hoe gaat het nu verder?’ vraagt Matt. Tegen de tijd dat ik belde was alles al voorbij en toen hij in het ziekenhuis kwam trof hij zijn ex-vrouw en dochter aan in een bizar samenraapsel van kledingstukken die Simon van huis had meegenomen. De politie had de kleren die we in het huis van Melissa droegen meegenomen. Ze legden het vriendelijk uit, dat er op alle details gelet moest worden en dat ik me geen zorgen hoefde te maken. Alles zou in orde komen.
‘Volgende week ga ik een verklaring afleggen,’ zeg ik, ‘en dan zal het OM het dossier bekijken en in de dagen daarna tot een besluit komen.’
‘Je wordt niet vervolgd,’ heeft agent Swift me verzekerd. Aan de snelle blik over haar schouder kon ik zien dat ze daarmee haar boekje te buiten ging. ‘Het is duidelijk dat je uit zelfverdediging hebt gehandeld.’ Ze zweeg toen inspecteur Rampello in de ziekenkamer verscheen, maar hij knikte instemmend.
‘Een formaliteit,’ zei hij.
Aan het eind van Anerley Road zie ik een agent staan met een lichtgevend hesje. Eén kant van de weg is afgesloten met pylonnen en daar staan nog steeds twee politieauto’s en een witte wagen van de technische dienst.
Matt parkeert zo dicht mogelijk bij het huis. Hij stapt uit, maakt het achterportier open en helpt Katie uitstappen. Met zijn arm om haar heen lopen ze samen naar huis.
Justin volgt, zijn ogen gericht op de blauw-witte politietape om het huis van Melissa, die wappert in een briesje.
‘Niet te geloven, hè, schat?’ zeg ik. Ik maak me los uit de armen van Simon en geef Justin een hand.
Hij kijkt naar me; hij moet de gebeurtenissen van vandaag nog verwerken. ‘Melissa,’ begint hij, maar dan stokt het.
Ik weet hoe hij zich voelt; het kost mij ook de grootste moeite het onder woorden te brengen.
‘Ik weet het, lieverd.’
We wachten bij het hek tot Simon ons inhaalt en de deur openmaakt.
Ik kijk niet naar Melissa’s huis, maar ook zonder het te zien stel ik me de figuren in hun witte overalls voor in haar prachtige keuken.
Zou Neil er blijven wonen? Het bloed zal nu wel opgedroogd zijn, denk ik. Het glanzende oppervlak donker geworden, de randen van de spetters schilferig. Iemand moet het schoonmaken en ik stel me voor dat ze schrobben en bleken; dat de plavuizen voor eeuwig de omtrek laten zien van de vrouw die daar is gestorven.
Mijn voordeur zwaait open. Binnen is het warm en gezellig. Er gaat troost uit van de gebruikelijke stapel jassen over de trapleuning en de ongeordende berg schoenen op de mat.
Matt stapt opzij en ik volg Simon en Katie naar binnen.
‘Nou, dan ga ik maar,’ zegt Matt. Hij wil zich omdraaien, maar Simon houdt hem tegen.
‘Heb je trek in een borrel?’ vraagt hij. ‘Die kunnen we geloof ik allemaal wel gebruiken.’
Matt aarzelt, heel even maar. ‘Graag. Dat zou fijn zijn.’
Ik wacht in de hal; ik trek mijn jas uit en maak de berg schoenen nog wat groter.
Justin, Katie en Matt lopen door naar de woonkamer en ik hoor Matt vragen wanneer we de kerstboom gaan optuigen en of ze dit jaar nog wensen hebben.
Simon komt de keuken uit met een fles wijn en een handvol glazen, de stelen hachelijk tussen zijn vingers gestoken.
‘Kom je ook?’ Hij kijkt me bezorgd aan, niet wetende hoe hij me moet helpen.
Ik glimlach geruststellend en beloof hem dat ik zo kom.
De deur staat nog op een kier en ik maak hem een klein stukje verder open en blijf staan terwijl ik de kou voel op mijn gezicht. Ik dwing mezelf naar de buren te kijken, naar de tuin van Melissa met de wapperende politietape.
Niet om terug te denken aan wat er is gebeurd, maar om mezelf ervan te doordringen dat het voorbij is.
Dan doe ik de deur dicht en ga naar mijn familie.