30
Tegen lunchtijd is de tafel weer leeg en heerst er een schijn van orde in huis. Ik zit aan tafel en baan me een weg door de papieren van Graham. Het methodische inboeken van taxiritten en lunchbonnetjes heeft een eigenaardig rustgevend effect. Mijn telefoon piept en ik zie dat ik een bericht heb van agent Swift, als antwoord op wat ik eerder heb gestuurd.
Sorry dat ik niks meer heb laten horen. Snelle update – ik probeer later nog te bellen. We denken dat de dader een website beheert vanuit een café in de buurt van Leicester Square dat Espress Oh! heet. We doen er nog verder onderzoek. Luke Harris wacht nog op bericht van borgtocht, afwachten hoe het OM reageert. Thuiswerken lijkt me een goed idee. Pas goed op jezelf.
Ik lees het bericht twee keer. Dan pak ik de map met diverse stukken van de tafel en zoek naar het bonnetje van Espress Oh! Ik kijk naar het nummer dat op de achterkant gekrabbeld is en zoek dan naar een datum. De inkt is uitgesmeerd en ik kan het niet lezen. Hoelang ligt het al hier? Het is binnen niet koud, maar ik bibber en het bonnetje in mijn hand bibbert mee. Ik loop de keuken in.
‘Katie?’
‘Mmm?’
Ze smeert brood op het aanrecht zonder een bord te gebruiken, veegt de kruimels in haar hand en gooit ze in de gootsteen. ‘Sorry.’ Dan ziet ze mijn gezicht. ‘Het zijn maar een paar kruimeltjes, hoor, mam.’
Ik geef haar het bonnetje. ‘Ben jij daar wel eens geweest?’ Ik voel me licht in het hoofd, alsof ik te snel boven water ben gekomen. Ik voel mijn hartslag en tel de slagen in een poging tot rust te komen.
Katie trekt haar neus op. ‘Ik geloof het niet. Waar is het?’
‘In de buurt van Leicester Square.’ Wanneer je in gevaar bent wordt je lichaam geacht een van twee standen te kiezen: vluchten of vechten. Maar het mijne doet geen van beide. Ik bevries, ik wil wel vluchten, maar ik kan me niet bewegen.
‘O, ik ken het wel. Tenminste, dat denk ik. Ik ben er nooit geweest, maar wel eens langs gelopen. Waarom wil je dat weten?’
Ik wil Katie niet de stuipen op het lijf jagen. Ik vertel van het bericht van agent Swift, maar rustig, alsof het niet erg belangrijk is. Het gezoem in mijn oren wordt harder. Het is geen toeval. Dat weet ik.
‘Het is maar een bonnetje. Het hoeft niet van de persoon achter de website te zijn. Toch?’ Ze kijkt me onderzoekend aan en probeert te peilen hoe bezorgd ik ben.
Jawel.
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Het kan van iedereen zijn; uit een jaszak gevallen of een oud plastic tasje, van alles.’ We proberen er allebei iets onschuldigs van te maken. Een eenzame sok. Een zwerfkat. Alles behalve een bonnetje waaruit blijkt dat er een link is tussen een maniak en ons huis. ‘Ik laat altijd bonnetjes in tassen zitten.’
Ik wil dat ze gelijk heeft. Ik denk aan alle keren dat ik een tas uit de stapel onder in het gootsteenkastje heb getrokken en dat er bonnetjes van de vorige keer in zaten.
Ik wil dat ze gelijk heeft, maar voel aan het prikken in mijn hals dat het niet zo is. De enige reden dat het bonnetje in ons huis is, is dat iemand het heeft meegenomen.
‘Wel erg toevallig, vind je niet?’ Ik probeer te glimlachen, maar het mislukt jammerlijk en verandert in iets heel anders.
Angst.
Er is een stemmetje in mijn hoofd dat ik wil negeren; een onheilsgedachte, dat het antwoord zich recht voor mijn neus bevindt.
‘We moeten het rationeel bekijken,’ zegt Katie. ‘Wie is er de laatste tijd hier in huis geweest?’
‘Jij, ik, Justin en Simon. En natuurlijk Melissa en Neil. De stapel papieren die ik gisteren op de tafel heb gelegd – de rekeningen en ontvangstbewijzen – is van Graham Hallow.’
‘Kan het van hem zijn?’
‘Misschien.’ Ik denk aan de stapel Gazettes op het bureau van Graham en de volkomen redelijke verklaring daarvoor. ‘Maar hij is de laatste tijd heel aardig – hij heeft me verlof gegeven. Ik zie hem zoiets niet doen.’ Dan bedenk ik iets. De politie heeft geen bewijs gevonden tegen Isaac, maar dat betekent niet dat het er niet is. ‘We hebben de tafel voor de zondagse lunch leeggeruimd. Toen was Isaac er ook.’
Katies mond valt open. ‘Wat wil je daarmee zeggen?’
Ik haal mijn schouders op, maar het is niet overtuigend, ik trap er zelf ook niet in. ‘Ik wil niks zeggen. We noemen alleen de mensen op die de laatste tijd hier geweest zijn.’
‘Je kunt toch niet serieus denken dat Isaac er iets mee te maken heeft. Mam, toen het begon kende ik hem nog niet eens – je zei zelf dat de advertenties voor het eerst in september verschenen.’
‘Hij heeft een foto van je genomen, Katie. Zonder dat je het wist. Vind je dat niet een beetje creepy?’
‘Om naar iemand anders van de cast te sturen! Niet voor een website.’ Ze schreeuwt tegen me, defensief en boos.
‘Hoe weet je dat?’ schreeuw ik terug.
Het blijft stil en we maken allebei de balans op.
‘Het kan van iedereen zijn,’ zegt Katie koppig.
‘Dan moeten we het huis doorzoeken.’
Ze knikt.
‘We beginnen met de kamer van Justin.’
‘Justin? Je kunt toch niet serieus denken dat…’ Ik zie haar gezicht. ‘Oké.’
Als kleuter gaf Justin al de voorkeur aan een computer boven een boek. Ik was al bang dat ik iets verkeerd had gedaan – hem te veel tv had laten kijken – maar toen kwam Katie en zij was een boekenwurm en ik besefte dat de kinderen gewoon heel verschillend waren. We hadden niet eens een computer thuis toen ze nog klein waren, maar informatica was het enige vak waarvoor Justin graag naar school ging. Hij smeekte Matt en mij om een computer en omdat we die niet konden betalen spaarde hij zijn zakgeld en kocht de onderdelen, die per stuk in een grote envelop thuis werden bezorgd. Ze verdwenen onder zijn bed bij zijn meccanosets en legodozen. Die eerste computer bouwde hij helemaal zelf naar instructies die hij bij de bibliotheek had laten printen en in de loop van de tijd verving hij onderdelen; meer geheugen, een grotere harddisk, een betere videokaart. Op zijn twaalfde wist Justin meer over computers dan ik.
Ik weet nog dat ik hem een keer na school bij me riep, voor hij naar boven rende om een of ander gamenetwerk op te starten. Met klem sprak ik over de gevaren van je online blootgeven; dat de tieners met wie hij zo eindeloos chatte misschien helemaal geen tieners waren, maar perverse vijftigers die boven hun toetsenbord zaten te watertanden.
‘Ik ben veel te slim voor die pedo’s,’ zei hij lachend. ‘Die krijgen mij niet te pakken.’
Ik denk eigenlijk dat ik wel onder de indruk was. Trots omdat mijn zoon zo slim was, zo veel meer wist van elektronica dan ik.
En al die jaren dat ik bang was dat hij ten prooi zou vallen aan een onlinecrimineel is het nooit in me opgekomen dat hij er zelf een kon zijn. En met dezelfde vaart verwerp ik die gedachte weer. Als dat zo was, zou ik het weten.
In de kamer van Justin ruikt het muf, naar oude sigarettenrook en sokken. Op het bed ligt de stapel wasgoed die ik daar gisteren heb neergelegd, maar die is omgevallen doordat Justin in het bed heeft geslapen zonder eerst zijn was op te ruimen. Ik doe de gordijnen open om wat licht binnen te laten en vind zes mokken, waarvan er drie als asbak zijn gebruikt. Naast een aansteker ligt een keurig gerolde joint.
‘Kijk in de laden,’ zeg ik tegen Katie, die in de deuropening is blijven staan.
Ze beweegt zich niet.
‘Doe dan. We weten niet hoeveel tijd we hebben.’ Ik zit op het bed en maak Justins laptop open.
‘Dit voelt niet goed, mam.’
‘En een website waarop de hele route van vrouwen uit de doeken wordt gedaan voor mannen die ze willen verkrachten of vermoorden voelt wel goed?’
‘Dat zou hij nooit doen.’
‘Nee, dat denk ik ook niet. Maar we moeten het zeker weten. Doorzoek zijn kamer.’
‘Ik weet niet eens wat ik zoek,’ zegt Katie, maar ze trekt de kast open en kijkt op de planken.
‘Meer bonnetjes van Espress Oh!,’ zeg ik en ik probeer te bedenken wat hem erbij zou lappen. ‘Foto’s van vrouwen, informatie over hun reisschema…’ Ik heb een wachtwoord nodig voor de laptop van Justin. Ik staar naar het scherm en zijn gebruikersnaam, Game8oy_94, kijkt terug naast zijn avatar, een handpalm die naar de camera wijst.
‘Geld?’ vraagt Katie.
‘Zeker. Alles wat ongewoon is. Wat zou Justins wachtwoord kunnen zijn?’ Ik probeer zijn geboortedatum en er verschijnt: VERKEERD WACHTWOORD: TWEE POGINGEN OVER.
‘Geld,’ zegt Katie nogmaals.
Ik kijk op.
Ze heeft een envelop in haar hand, net zo een als waarin Justin mij het kostgeld heeft gegeven. Hij zit zo vol met briefjes van twintig en tien dat hij niet eens dicht kan. ‘Denk je dat dit zijn loon is uit het café?’
Katie weet niet dat Melissa hem contant uitbetaalt en hoewel ik denk dat het haar koud zou laten, ben ik niet van plan het haar te vertellen. Hoe meer mensen het weten, hoe groter de kans dat de belastingdienst erachter komt, en daar zitten Melissa en ik niet op te wachten.
‘Dat zal wel,’ zeg ik vaag. ‘Leg het maar terug.’
Ik gok nog een keer een wachtwoord van Justin, een mengeling van ons adres en de naam van zijn eerste huisdier; een woestijnrat die Gerald heette, ontsnapte en toen nog maanden onder de vloer van de badkamer heeft gewoond.
TOEGANG GEWEIGERD: NOG ÉÉN POGING OVER.
Ik durf het niet nog een keer te proberen. ‘Ligt er nog meer in de kast?’
‘Ik kan niks meer vinden,’ zegt Katie en ze trekt de laden van de ladekast een voor een open en voelt als een kenner met haar hand of er niks onder geplakt zit. Daarna voelt ze tussen zijn kleren.
Ik klap de laptop dicht en leg hem op het bed en hoop dat hij er net zo bij ligt als Justin hem heeft achtergelaten.
‘En de laptop?’
‘Ik kan er niet in komen.’
‘Mam…’ Katie kijkt me niet aan terwijl ze begint te praten. ‘Je weet toch dat het bonnetje ook van Simon kan zijn, hè?’
Ik reageer prompt. ‘Het is niet van Simon.’
‘Dat weet je niet.’
‘Wel.’ Ik ben in mijn hele leven nog nooit ergens zo zeker van geweest. ‘Simon houdt van me. Hij zou me nooit kwaad doen.’
Katie ramt een la zo hard dicht dat ik schrik. ‘Je wijst met de vinger naar Isaac, maar het idee dat Simon erbij betrokken is wijs je zonder meer af?’
‘Je kent Isaac net vijf minuten.’
‘Het is niet eerlijk, mam. Als we de spullen van Justin doorzoeken en Isaac beschuldigen, mag Simon niet vrijuit gaan. We moeten zijn kamer doorzoeken.’
‘Ik ga niet Simons kamer doorzoeken, Katie. Dan kan ik toch niet verwachten dat hij me ooit nog vertrouwt?’
‘Moet je luisteren, ik zeg niet dat hij erbij betrokken is of zelfs maar dat het Espress Oh!-bonnetje van hem is. Maar het zou kunnen.’
Ik schud mijn hoofd en ze gooit haar handen in de lucht.
‘Mam! Het zou kunnen. Dat moet je toch minstens erkennen.’
‘We wachten tot hij thuis is en dan gaan we met z’n allen naar boven.’
Katie is onverbiddelijk. ‘Nee, mam. Nu.’
De trap naar zolder is smal en als je de deur op de overloop ziet, zou je denken dat er alleen maar een kast achter zit; of misschien een badkamer of een klein slaapkamertje. Voor de komst van Simon gebruikte ik het als vluchtplek; het was niet eens echt ingericht, maar ik stapelde een aantal kussens op elkaar en dan deed ik de deur dicht en ging een halfuurtje liggen. Ik stal tijd voor mezelf in het gekkenhuis van het alleenstaande ouderschap. Ik genoot van het gevoel van heimelijkheid. Nu voelt de ruimte gevaarlijk en elke stap brengt me verder van de licht en ruimte van de rest van het huis, verder van veiligheid en openheid.
‘En als Simon thuiskomt?’ vraag ik. Simon en ik hebben geen geheimen voor elkaar, maar als volwassenen zijn we het erover eens dat we ruimte voor onszelf nodig hebben. Ons eigen leven. Ik heb geen idee wat hij zou zeggen als hij Katie en mij zo zou zien, rondsnuffelend in zijn werkkamer.
‘We doen niks verkeerd. Hij weet niet dat we het bonnetje hebben gevonden. We moeten kalm blijven.’
Ik voel me echt totaal niet kalm.
‘We halen de kerstspullen tevoorschijn,’ zeg ik ineens.
‘Wat?’
‘Als hij thuiskomt en vraagt wat we doen, zeggen we dat we de kerstpullen van zolder halen.’
‘O, ja.’
Het interesseert Katie niet echt, maar ik voel me beter nu ik een smoesje klaar heb.
De deur onder aan de trap slaat met een klap dicht en ik schrik me rot. Het is de enige deur die dat doet; de enige die op last van de brandweer een dranger heeft.
Simon wilde die eraf halen. Hij zei dat hij het fijner vond als de deur openbleef en hij het geroezemoes van beneden kon horen.
Ik stond erop dat hij bleef omdat ik bang ben voor brand, voor alles wat een bedreiging kan vormen voor mijn gezin.
Heeft het gevaar zich werkelijk al die tijd vlak voor ons bevonden?
Woont het in ons huis?
Ik word misselijk en moet gal wegslikken in een poging een fractie van de wilskracht te bemachtigen die mijn negentienjarige dochter tentoonspreidt.
Katie staat midden in de kamer en kijkt langzaam en aandachtig om zich heen. De lege muren lopen zo schuin weg dat er maar een kleine ruimte in het midden is met stahoogte. Er komt maar een zielig beetje van de winterzon door het Velux-dakraam en ik doe het licht aan.
‘Daar.’ Katie wijst op de archiefkast, waarop de Samsung-tablet van Simon ligt. Ze geeft hem aan mij. Ze is doelbewust, bijna kattig. Ik wou dat ik wist wat ze dacht.
Ik maak de hoes open, toets het wachtwoord van Simon en open de browser. ‘Hoe kan ik nou zien waar hij naar gekeken heeft?’
Katie kijkt over mijn schouder. ‘Daar tikken.’ Ze wijst. ‘Dan moet je een lijst krijgen van de sites waar hij op is geweest en wat hij heeft gezocht.’
Ik zucht van opluchting. Er springt niets in het oog. Nieuwssites, een paar reisbureaus. Een Valentijnsweekend. Hoe kan Simon nou aan een vakantieboeking denken als hij zo veel schulden heeft? Gewoon nieuwsgierigheid waarschijnlijk. Ik denk aan de tijd die ik heb doorgebracht op sites met huizen van een miljoen die ik me nooit zou kunnen veroorloven.
Katie kijkt in de archiefkast en haalt er een vel papier uit. ‘Mam,’ zegt ze langzaam, ‘hij heeft je voorgelogen.’
Onmiddellijk ben ik weer misselijk.
‘Geachte meneer Thornton,’ leest ze voor, ‘naar aanleiding van uw gesprek met Personeelszaken laat ik u weten dat u bent ontslagen.’ Ze kijkt naar de datum. ‘Dat was op 1 augustus.’
Wat een opluchting!
‘Ik weet van dat ontslag. Het spijt me dat ik jullie dat niet heb verteld. Ik ben er zelf pas een paar weken geleden achter gekomen.’
‘Je wist het? Werkt hij daarom nu van huis uit?’
Ik knik.
‘En daarvoor dan? Sinds augustus bedoel ik. Hij draagt altijd zijn pak, gaat op tijd de deur uit…’
Ik ben Simon te trouw om te vertellen dat hij maar deed alsof hij naar zijn werk ging en tegen ons allemaal heeft gelogen, maar dat hoeft ook niet. Ik kan aan Katies gezicht zien dat ze al tot die conclusie is gekomen.
‘Maar je weet het niet zeker, of wel?’ vraagt ze. ‘Je weet niet wat hij al die tijd heeft gedaan – wat hij écht heeft gedaan. Je weet alleen wat hij je heeft verteld. Voor hetzelfde geld heeft hij al die tijd vrouwen gevolgd in de metro. Foto’s van ze gemaakt. Hun gegevens op internet gezet.’
‘Ik vertrouw Simon.’ Mijn woorden klinken hol, ook in mijn eigen oren.
Ze doorzoekt de archiefkast en gooit allemaal mappen op de grond. In de bovenste la liggen allerlei papieren van Simon; arbeidscontracten, levensverzekering en wat al niet meer.
In de middelste la heb ik alles wat met het huis te maken heeft opgeborgen; opstal- en inboedelverzekering, de hypotheekakte, de plannen voor de verbouwing van de zolder waar we nu staan. In een andere map zitten de geboortebewijzen van de kinderen en mijn scheidingspapieren, en al onze paspoorten. In een derde la liggen bankafschriften, eigenlijk alleen omdat ik niet weet wat ik er anders mee moet doen.
‘Kijk in het bureau,’ zegt ze, zoals ik haar net heb bevolen de kamer van Justin te doorzoeken. Ze raakt gefrustreerd omdat het zo lang duurt om elk papier te bekijken en gooit alles op de grond. Daarna wappert ze er met één hand door, zodat alles verspreid ligt. ‘Er moet iets zijn, ik weet het gewoon.’
Mijn dochter is sterk. Een pittige tante.
‘Dat heeft ze van jou,’ zei Matt altijd als ze de volgeladen lepel waarmee ik voor haar heen en weer zwaaide weigerde. Of absoluut naar de winkel wilde lopen, al kon ze nog maar amper op haar beentjes staan. Die herinnering is pijnlijk en in gedachten schud ik mijn hoofd. Ik ben de volwassene. Ik moet sterk zijn. Dit is mijn schuld. Ik heb me door Simon laten inpakken, gevleid door de aandacht, zijn onbaatzuchtigheid.
Ik heb antwoorden nodig en wel nu.
Ik open de eerste la, trek de inhoud eruit en gooi alles op de grond, waarbij ik de mappen schud om zeker te weten dat er onder onschuldige papieren niet iets anders schuilgaat. Ik kijk Katie aan en ze knikt grimmig en goedkeurend.
‘Deze la zit op slot.’ Ik rammel met het handvat. ‘Ik weet niet waar de sleutel is.’
‘Kun je hem forceren?’
‘Ik doe mijn best.’ Ik leg een hand op het bureau en trek met de andere uit alle macht aan de la. Hij geeft geen krimp. Ik kijk op het bureau of de sleutel daar misschien ligt en keer een pot met pennen om, maar ik vind alleen stof en een paar paperclips. Ik denk aan de manier waarop Katie de ladekast van Justin doorzocht en strijk met mijn hand over de onderkant van het bureaublad voor het geval de sleutel daar vastgeplakt zit. Daarna onder alle laden.
Niets.
‘We moeten het slot forceren.’ Ik zeg het met meer vertrouwen dan ik voel. Ik heb nog nooit van mijn leven een slot geforceerd. Ik pak een schaar met een scherpe punt op van de grond en steek die in het slot. Zonder te weten wat ik doe wriemel ik wat heen en weer en daarna op en neer en trek tegelijk aan het handvat. Er klinkt een krakend geluidje en tot mijn verbazing schuift de la open. Ik laat de schaar vallen.
Ik wil dat de la leeg is. Ik wil dat er alleen maar een kapot potlood en een stoffige paperclip in liggen. Als bewijs voor Katie – voor mij – dat Simon niets met de website te maken heeft.
Hij is niet leeg.
Velletjes papier uit een speciale blocnote gescheurd liggen onschuldig aan één kant van de la. Grace Southeard, staat er op het eerste boven een serie vinkjes.
36
Getrouwd?
London Bridge
Ik pak het stapeltje papier en kijk naar de volgende.
Alex Grant
52
Grijs haar. Kortgeknipt. Slank. Ziet er fantastisch uit in een spijkerbroek.
Ik ben bang dat ik moet overgeven. Ik weet nog hoe geruststellend Simon was, die avond dat we uit eten gingen toen ik me zo bezorgd maakte over die advertenties.
… een geval van identiteitsfraude dat, hoewel ergerlijk, je niet kan schaden.
‘Wat heb je gevonden, mam?’ Katie komt naar me toe. Ik draai de papieren om, maar het is al te laat.
Ze heeft ze gezien. ‘O mijn god…’
Er ligt nog meer in de la. Het Moleskine-boekje dat ik Simon bij onze eerste Kerstmis samen heb gegeven. Ik pak het en voel het zachte leer onder mijn vingertoppen.
De eerste paar bladzijden zijn onbegrijpelijk. Halve zinnen; onderstreepte woorden; pijlen van een naam in een vierkant naar de volgende. Ik blader door en het valt open bij een diagram. In het midden staat hoe?, omgeven door een getekend wolkje. Daaromheen meer woorden, allemaal in hun eigen wolkje.
Neergestoken
Verkracht
Gewurgd
Het boekje valt uit mijn handen en landt met een klap in een van de openstaande laden. Ik hoor een onderdrukte kreet van Katie en draai me om om haar te troosten, maar voor ik de kans heb iets te zeggen, klinkt er een geluid dat ik meteen herken. Ik verstijf en kijk Katie aan. Ik zie aan haar gezicht dat ze het ook heeft gehoord.
Onder aan de trap is de deur met een klap dichtgegaan.