32
We kunnen niets anders doen dan blijven staan wachten tot Simon de trap op komt.
Ik zoek de hand van Katie, die al in de mijne glijdt. Ik knijp er hard in en ze knijpt terug. Dat deden we toen ze nog klein was, op weg naar school. Ik kneep een keer en ze kneep een keer terug; dan kneep zij twee keer en dat spiegelde ik. Morsecode tussen moeder en kind.
‘Drie betekent: Ik hou van je,’ vertelde ze me ooit.
Dat doe ik nu, zonder te weten of ze het zich herinnert, terwijl we luisteren naar de voetststappen op de trap.
Katie antwoordt direct en ik voel tranen branden achter mijn ogen.
Het zijn dertien treden vanaf de overloop.
Ik tel de stappen die dichterbij komen. Elf, tien, negen.
Mijn hand in die van Katie is klam en mijn hart bonkt zo snel dat de slagen naadloos in elkaar overgaan.
Ze knijpt zo hard in mijn vingers dat het pijn doet, maar dat kan me niets schelen – ik knijp net zo hard.
Vijf, vier, drie…
‘Ik heb mijn sleutel gebruikt, ik hoop dat je het niet erg vindt.’
‘Melissa!’
‘O mijn god, je hebt ons bijna een hartaanval bezorgd.’
Katie en ik beginnen van opluchting hysterisch te lachen.
Melissa kijkt ons verbaasd aan. ‘Waar zijn jullie mee bezig? Ik heb je gebeld op je werk en je baas zei dat je ziek thuis was – ik kwam alleen even kijken of alles in orde was en maakte me zorgen toen je de deur niet opendeed.’
‘We hebben de bel niet gehoord. We waren…’ Katie zwijgt en kijkt me vragend aan. Hoeveel vertellen we?
‘We zijn op zoek naar bewijs,’ zeg ik tegen Melissa. Het lachen is me vergaan en ik laat me op de bureaustoel van Simon zakken. ‘Ik weet dat het belachelijk klinkt, maar het lijkt erop dat Simon de details van al die vrouwen online heeft gezet – mijn gegevens.’
‘Simon?’ Op het gezicht van Melissa zie ik het ongeloof en de verwarring waaraan ik zelf ook ten prooi ben. ‘Weet je het zeker?’
Ik vertel haar hoe het zit met het bonnetje van Espress Oh!; de mail van agent Swift. ‘Simon is in augustus werkloos geworden – vlak voor de eerste advertenties verschenen. Hij heeft erover gelogen tegen mij.’
‘Wat doe je in vredesnaam nog hier dan? Waar is Simon nu?’
‘Hij heeft een sollicitatiegesprek bij Olympia. Ik weet niet precies hoe laat – aan het begin van de middag, geloof ik dat hij zei.’
Melissa keek op haar horloge. ‘Dan kan hij elk moment thuiskomen. Kom mee naar mijn huis, dan bellen we daar de politie. Had je enig idee? Jezus, Simon!’
Ik voel mijn hartslag weer versnellen, mijn ribbenkast bonkt en mijn oren suizen. Plotseling ben ik ervan overtuigd dat we het niet redden naar buiten; dat Simon thuiskomt terwijl we nog op zolder zijn. Wat moeten we doen als hij eenmaal weet dat hij erbij is? Ik denk aan Tania Beckett en Laura Keen, de ongelukkige slachtoffers van zijn zieke online-imperium. Wat maken nog drie hem dan uit? Ik sta op en grijp Katie bij haar arm. ‘Melissa heeft gelijk, we moeten hier weg.’
‘Waar is Justin?’ Ik ben bevangen door angst en wil mijn gezin bij me hebben; ik moet weten dat allebei mijn kinderen in veiligheid zijn. Als Simon weet dat we hem doorhebben kan er van alles gebeuren.
‘Rustig maar, hij is in het café,’ zegt Melissa. ‘Ik kom er net vandaan.’
Even voel ik me opgelucht. ‘Daar kan hij niet blijven – daar weet Simon hem te vinden. Iemand anders moet het van hem overnemen.’
Melissa wordt ineens zakelijk. Ze doet me denken aan een hulpverlener bij een grote ramp die praktische hulp en troostende woorden biedt. ‘Ik zal hem bellen en zeggen dat hij de tent moet sluiten.’
Melissa pakt mijn gezicht tussen haar handen. Ze brengt haar gezicht vlak bij het mijne en dwingt me te luisteren naar wat ze zegt. ‘We moeten hier nu weg, Zoë. Begrijp je me? We weten niet hoeveel tijd we hebben.’
Met z’n drieën rennen we de trap af naar de gestoffeerde overloop en zonder onze pas in te houden naar de begane grond. In de hal pakken Katie en ik onze jas, die we over de trapleuning hadden gegooid. Ik kijk om me heen naar mijn tas, maar Melissa houdt me tegen.
‘Geen tijd. Ik ga hem wel halen als jij en Katie eenmaal veilig hiernaast zitten.’
We gooien de deur achter ons dicht en rennen het pad over zonder de moeite te nemen de deur op slot te doen. Daarna rennen we het tuinpad van Melissa op. Ze maakt de deur open en duwt ons naar binnen en de keuken in.
‘We moeten onszelf opsluiten,’ zegt Katie. Ze kijkt met een van angst vertrokken gezicht van Melissa naar mij. Haar onderlip trilt.
‘Simon probeert toch niet hier binnen te komen, schat. Hij weet niet eens dat we hier zijn.’
‘Als hij merkt dat we niet thuis zijn komt hij als eerste hier kijken. Doe alsjeblieft de deur op slot.’ Ze is bijna in tranen.
‘Ik denk dat ze gelijk heeft,’ zegt Melissa. Ze doet de voordeur op het nachtslot en ondanks mijn woorden tegen Katie lucht het me op als ik het slot dicht hoor klikken.
‘En de achterdeur?’ vraagt Katie. Ze trilt en ik word razend.
Hoe waagt Simon het mijn dochter dit aan te doen?
‘Die is altijd op slot. Neil is als de dood voor inbrekers – hij wil niet eens dat de sleutel zichtbaar is vanuit de tuin.’ Melissa slaat een arm om Katie heen. ‘Ik beloof je, schatje, dat je nu veilig bent. Neil is deze week weg voor zijn werk dus je kunt zo lang blijven als je wilt. Zetten jullie de waterkoker aan, dan bel ik agent Swift om haar te vertellen van het bonnetje dat jullie hebben gevonden. Wat is haar nummer?’
Ik pak mijn telefoon uit mijn achterzak, zoek het nummer op en geef hem aan Melissa. Ze tuurt ernaar.
‘Ik ga wel even naar boven. Daar heb ik meer bereik. Wil je alsjeblieft vast koffiezetten? De cupjes staan naast het apparaat.’
Ik zet het koffieapparaat aan; een modern chromen geval dat melk opschuimt en cappuccino mengt en hemel weet wat nog allemaal meer kan.
Katie loopt de keuken door. Ze gaat bij de openslaande deuren staan en rammelt aan de hendel.
‘Op slot?’
‘Op slot. Ik ben bang, mam.’
Ik probeer mijn stem kalm te houden ondanks de chaos die ik inwendig voel. ‘Hier kan hij ons niets doen, lieverd. Agent Swift komt om met ons te praten en dan laten ze mensen komen om Simon te arresteren. Hij kan ons geen kwaad doen.’
Ik sta voor het koffieapparaat en leg mijn handen op het aanrecht; het graniet is glad en koel. Nu we veilig en wel uit huis zijn, maakt mijn angst plaats voor woede. Ik doe mijn best die niet aan Katie te laten zien, want ze is al een zenuwinzinking nabij. Ik denk aan de leugens die Simon me heeft verteld in de maanden waarin ik dacht dat hij nog werkte; zijn overtuiging, toen ik weken geleden de Gazette mee naar huis nam, dat het niet mijn foto was. Hoe heb ik zo stom kunnen zijn?’
Ik denk aan de schuld die Simon en ik opgebouwd hebben. De website moet veel meer opleveren dan zijn salaris bij de Telegraph. Geen wonder dat hij geen andere baan had – waarom zou hij? De baan waarvoor hij vandaag aan het solliciteren is – misschien bestaat die niet eens. Ik stel me Simon voor in een café, niet om zich voor te bereiden op een sollicitatie, maar scrollend door zijn mobiel, foto’s van vrouwen en gegevens over de route die ze naar hun werk nemen, die hij kopieert voor de website.
Katie is rusteloos en ijsbeert tussen het raam en de lange, witte tafel van Melissa. Zo nu en dan pakt ze een kunstvoorwerp van een plank.
‘Doe je voorzichtig?’ waarschuw ik haar. ‘Dat heeft waarschijnlijk een vermogen gekost.’
Boven hoor ik de stem van Melissa, die met agent Swift in gesprek is. Ik hoor haar vragen: ‘Verkeren ze in gevaar?’
Ik hoest hard, omdat ik niet wil dat Katie nog ongeruster wordt dan ze al is.
Ze heeft de vaas teruggezet en een glazen presse-papier gepakt. Ze laat haar duim over het gladde oppervlak glijden.
‘Alsjeblieft, schat, je maakt me nerveus.’
Ze zet het terug en ijsbeert de keuken door naar het bureau van Melissa.
Het groene lampje op het koffieapparaat knippert, het water is heet. Ik druk op Start en zie de zwarte vloeistof in het kopje stromen. De geur is sterk, overweldigend bijna. Meestal drink ik geen koffie, maar vandaag kan ik het wel gebruiken. Ik pak nog een cupje. ‘Wil je ook?’ vraag ik aan Katie.
Ze geeft geen antwoord.
Als ik me omdraai zie ik dat ze spullen op het bureau bekijkt. ‘Niet aan Melissa’s spullen komen, lieverd.’ Ik vraag me af hoelang het duurt voor de politie er is en of ze Simon gaan zoeken of wachten tot hij thuiskomt.
‘Mam, kom eens kijken.’
‘Wat?’ Ik hoor de voetstappen van Melissa op de trap en zet haar koffie op het eiland achter me. Ik roer suiker door mijn koffie, neem een slokje en brand mijn tong.
‘Mam!’ zegt Katie dringend.
Ik loop naar het bureau om te kijken waarvan ze zo van slag is geraakt.
Het is een kaart van de Londense metro – die ik al heb gezien toen ik de administratie van Melissa meenam.
Katie heeft hem uitgevouwen en uitgespreid op het bureau. De bekende kleuren van de metrolijnen verdwijnen bijna onder een spinnenweb van strepen en pijlen en aantekeningen.
Ik staar ernaar.
Katie huilt, maar ik maak geen aanstalten haar te troosten. Ik zoek de route die ik inmiddels uit mijn hoofd ken; die van Tania Beckett naar haar werk.
De Northern Line naar Highgate en dan bus 43 naar Cranley Gardens.
De route is gemarkeerd met een gele highlighter en aan het eind staat een handgeschreven aantekening.
Niet meer actief