35
‘Wat voor spelletje?’ vraag ik.
Melissa lacht. Ze zit nog steeds achter haar bureau en draait haar stoel om ons in de gaten te houden. Ze kijkt naar haar scherm.
‘Al meer dan honderd hits.’ Ze kijkt naar Katie. ‘Je bent populair, meisje.’
Mijn maag knijpt zich samen. ‘Je zet haar niet op die website.’
‘Daar staat ze al op.’ Melissa klikt weer en ik zie de foto van Katie, die met getuite lippen naar ons kijkt met een nonchalant zelfvertrouwen dat totaal niet past bij de huidige situatie.
Katie slaakt een kreet en ik sla mijn arm om haar heen en trek haar zo snel tegen me aan dat haar stoelpoten over de grond krassen.
‘Zo gaan we het doen,’ zegt Melissa op zakelijke toon, de toon die ze gebruikt aan de telefoon met leveranciers en waarmee ze de bankmanager overhaalt om haar nog een lening te verstrekken. Zo heeft ze nog nooit tegen mij gesproken en het bloed stolt in mijn aderen. ‘Het profiel van Katie is een beperkte tijd gratis te downloaden en alle leden hebben de link gekregen.’
Er klinkt een belletje uit de computer en er verschijnt een bericht, en nog een, en nog een.
Gedownload
Gedownload
Gedownload
‘Zoals je ziet valt ze in de smaak. Niet verbazingwekkend als je bedenkt dat ze meestal vijfhonderd pond betalen voor iemand die veel minder…’ ze neemt de tijd om het juiste woord te zoeken en vindt er dan een waar ik misselijk van word, ‘… verleidelijk is.’
‘Ze gaat helemaal nergens heen.’
‘Ach, doe niet zo flauw. Waar is je gevoel voor avontuur? Heus niet al mijn cliënten hebben schandelijke bedoelingen. Sommige zijn juist heel erg romantisch.’
‘Ze gaat niet.’
‘Dan ben ik bang dat het voor jullie allebei heel beroerd gaat aflopen.’
‘Hoe bedoel je dat?’
Ze negeert mijn vraag. ‘Dit zijn de regels. Katie volgt haar normale route en als ze in het restaurant kan komen zonder… laten we zeggen, oponthoud… dan win je en laat ik je gaan. Zo niet… nou ja, dan verliezen jullie allebei.’
‘Dat is ziek,’ zegt Katie.
Melissa kijkt haar spottend aan. ‘Kom nou toch, Katie, niks voor jou om een gelegenheid waarbij je in het middelpunt van de belangstelling kunt staan af te wijzen.’
‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’
‘Dit is je kans om de ster van de show te zijn. We weten allemaal dat je pas gelukkig bent als alle ogen op jou zijn gericht. Het maakt niet uit of Justin ook wel eens aandacht wil, of een van je vriendinnen. Het moet altijd om jou draaien, of niet? Zo moeder, zo dochter.’
Ik ben verbijsterd over de haat in haar stem.
Katie huilt, net zo geschokt als ik.
‘Dus,’ zegt Melissa. ‘Dat is het spelletje. Zijn jullie er klaar voor? Of gaan jullie liever meteen door naar het stuk waarin jullie allebei verliezen?’ Ze test het mes op haar vingernagel, maar het is te scherp om soepel over de bloedrode nagellak die Melissa altijd draagt te glijden.
‘Je gebruikt mijn dochter niet als lokaas voor een stel misselijke kerels. Dan ga ik nog liever dood.’
‘Jij mag het zeggen,’ zegt Melissa onverschillig en ze komt op me af met het mes voor zich uit.
‘Nee!’ gilt Katie. Ze houdt zich aan me vast en de tranen stromen over haar wangen. ‘Ik doe het wel. Ik ga wel. Ik wil niet dat ze je kwaad doet.’
‘Ik wil het niet hebben, Katie. Ze pakken je.’
‘Maar als ik het niet doe gaan we allebei dood. Begrijp je het niet? Ze is niet goed bij haar hoofd.’
Ik werp een blik op Melissa, maar die lijkt zich niets aan te trekken van de beschuldiging van Katie.
Er is geen spoor van zenuwen of woede, wat haar handelen nog angstwekkender maakt. Ze zou het mes zo in me steken, zonder een spier te verrekken, besef ik.
Het kost me moeite om te bedenken dat de vrouw die ik als vriendin beschouwde – de vrouw die ik dacht te kennen – iemand anders is. Iemand die een grondige hekel aan me heeft. Die me zo verschrikkelijk haat omdat ik wel een moeder ben, dat ze bereid is mij kwaad te doen, mijn dochter kwaad te doen.
Katie knijpt in mijn schouder. ‘Ik kan het wel, mama. Het is druk in de metro – er zijn overal mensen – niemand doet me iets.’
‘Maar Katie, er zijn vrouwen vermoord, verkracht. Je moet niet gaan.’ Terwijl ik het zeg denk ik aan het alternatief. Wat zal er met Katie gebeuren als ze hier blijft? Ik twijfel er niet aan dat Melissa mij zal vermoorden, maar ik zal niet toestaan dat ze Katie ook vermoordt.
‘Die vrouwen wisten niet dat ze gevolgd werden. Dat is in mijn voordeel. En ik ken de weg, mam. Ik merk het meteen als iemand me volgt.’
‘Nee, Katie.’
‘Ik kan het. Ik wil het doen.’ Ze huilt niet meer en haar gezicht staat zo vastbesloten dat de adem stokt in mijn keel. Ze denkt dat ze me kan redden. Ze denkt echt dat ze dit spel kan spelen – dat ze Londen kan doorkruisen zonder gepakt te worden – en dat Melissa mij zal sparen als ze heeft gewonnen.
Ze heeft het mis. Melissa laat mij niet gaan – maar ik kan Katie redden als zij probeert mij te redden. Buiten heeft ze nog een kans. Hierbinnen zijn we allebei ten dode opgeschreven.
‘Goed,’ zeg ik tegen haar. Het voelt als verraad.
Ze staat op en kijkt Melissa aan. Ze heeft haar kin uitdagend naar voren gestoken en even moet ik denken aan haar rol in het toneelstuk, waar ze haar identiteit verbergt achter jongenskleren en slimme woorden. Als Katie bang is, is daar niets van te merken.
‘Wat moet ik doen?’
‘Je moet gewoon naar je werk gaan. Doodeenvoudig. Je moet over,’ ze kijkt op het computerscherm, ‘vijf minuten weg en je neemt dezelfde weg die je altijd neemt naar het restaurant. Je geeft je mobiel aan mij en je stopt nergens en doet geen domme dingen, zoals de politie waarschuwen of om hulp roepen.’
Katie overhandigt haar mobiel.
Melissa gaat naar haar computer en drukt op een aantal toetsen. Op het scherm verschijnt een bekend beeld; de beveiligingscamera van metrostation Crystal Palace.
Links zie ik de taxistandplaats en de graffiti die al zo lang op de muren zit als ik me kan herinneren.
Terwijl we kijken loopt een vrouw gehaast het station binnen. Ze kijkt op haar horloge.
‘Als je één voet verkeerd zet, zie ik dat,’ gaat Melissa verder. ‘En je hoeft geen genie te zijn om te begrijpen wat dat voor je moeder betekent.’
Katie bijt op haar lip.
‘Je hoeft het niet te doen,’ zeg ik zacht.
Ze gooit haar haar naar achteren. ‘Het is goed. Ik kan wel voor mezelf zorgen, mam. En voor jou.’ Haar blik is grimmig en vastbesloten, maar ik ken haar te goed om te geloven dat het zelfvertrouwen dat ze uitstraalt echt is. Ze speelt een rol, maar dit is geen toneelstuk. Het is geen spelletje, wat Melissa ook zegt. Wat er ook gebeurt, er gaan slachtoffers vallen.
‘Tijd om te gaan,’ zegt Melissa.
Ik druk Katie zo dicht tegen me aan dat de lucht uit mijn longen wordt geperst. ‘Wees voorzichtig.’ Dat moet ik duizenden keren eerder hebben gezegd sinds ik moeder ben, maar altijd is het een formule voor iets anders.
‘Wees voorzichtig’ toen ze tien maanden oud was en tussen de meubels door manoeuvreerde. Het betekende eigenlijk: Pas op die vaas.
‘Wees voorzichtig’ toen ze leerde fietsen. Pas op voor auto’s, had ik ook kunnen zeggen.
‘Wees voorzichtig’ toen ze voor het eerst serieus verkering had. Toen betekende het: Laat je geen pijn doen. Zorg dat je niet zwanger wordt.
‘Wees voorzichtig,’ zeg ik nu. Laat je niet pakken. Hou je ogen open. Wees ze te snel af. Ren voor je leven.
‘Natuurlijk, mam. Ik hou van je.’
Doe net of het een heel gewone dag is, houd ik mezelf voor terwijl de tranen opwellen in mijn ogen. Doe net of ze gewoon naar haar werk gaat, dat ze straks thuiskomt en dat we dan een of andere serie gaan kijken op Netflix en een pizza eten. Doe net of dit niet de laatste keer is dat je haar zult zien. Ik huil nu openlijk, net als Katie, wier eerdere bravoure te oppervlakkig was om deze stroom van emoties te weerstaan. Ik wil nog zeggen dat ze op Justin moet passen als ik er niet meer ben, dat ze moet zorgen dat Matt hem niet laat ontsporen, maar als ik dat doe plant ik de gedachte in haar hoofd die ik daar niet wil hebben; dat ik er niet meer ben wanneer ze terugkomt, áls ze terugkomt.
‘Ik hou ook van jou.’
Ik prent de kleinste details in mijn hoofd; hoe haar haar ruikt; het restje lipgloss in haar mondhoek. Ik fixeer het beeld zo in mijn gedachten dat wat er het komende uur ook gaat gebeuren, ik zal sterven met het beeld van Katie voor ogen.
Mijn kleine meisje.
‘Zo is het genoeg.’ Melissa doet de keukendeur open en Katie loopt door de smalle gang naar de voorkant van het huis.
Dit is mijn kans, denk ik. Ik overweeg achter Katie aan te rennen en zodra de voordeur opengaat samen met haar naar buiten te schieten, ons in veiligheid te brengen. Maar hoewel Melissa het mes naast haar lichaam heeft hangen, houdt ze het zo stevig vast dat haar knokkels er wit van zijn. Ze zou geen seconde aarzelen om het te gebruiken.
Messen.
Ik had er meteen aan moeten denken. Het messenblok, nu met een bewoner minder, bevat nog steeds een vleesmes en drie groentemessen van verschillende groottes. Ik word overvallen door het beeld van Katie die naar het metrostation loopt. Het gevaar tegemoet. Ren weg, smeek ik haar in stilte. Loop de andere kant op. Zoek een telefooncel. Zeg het tegen de politie.
Ik weet dat ze dat niet zal doen. Ze denkt dat Melissa me zal vermoorden als ze niet over acht minuten op de beveiligingscamera verschijnt.
Ik weet dat ze me ook zal vermoorden als ze wel verschijnt.
Bij terugkeer van Melissa ben ik halverwege het aanrecht en de tafel.
Zo te zien heeft ze iets meegenomen uit de gang. Een rol ducttape.
‘Waar ga jij heen? Kom hier.’ Ze gebaart met de punt van het mes en meer aanmoediging heb ik niet nodig. Melissa draait mijn stoel zodat ik de monitor kan zien.
Ik ga zitten.
‘Handen achter je rug.’
Ik doe wat ze zegt en hoor dat ze de ducttape in stroken scheurt.
Melissa omwikkelt mijn polsen en bindt ze daarna vast aan de achterkant van de stoel zodat ik mijn armen niet meer kan bewegen. Dan scheurt ze nog twee stukken af en maakt mijn enkels aan de stoelpoten vast.
Ik kijk op de klok in de rechterhoek van het scherm.
Nog zes minuten.
De gedachte dat Katie een drukbezette route neemt naar haar werk en dat het nog licht is troost me enigszins. Er zijn geen donkere steegjes waar ze in gelokt kan worden en als ze haar gedachten erbij houdt, kan haar niks gebeuren. De vrouwen die aan mannen ten prooi zijn gevallen – Tania Beckett, Laura Keen, Cathy Tanning – wisten niet dat ze gevolgd werden.
Katie weet het. Katie is in het voordeel.
‘Klaar voor de show?’ vraagt Melissa.
‘Ik wil het niet zien.’ Maar ik merk dat ik niet weg kan kijken. Ineens komt er een herinnering in me boven; Katie is nog een baby en ik ben met haar in het ziekenhuis. Ik dwing mezelf te blijven kijken terwijl ze een infuus inbrengen in haar minuscule handje zodat ze vocht kan krijgen nadat ze door een akelig griepvirus helemaal is uitgedroogd. Ik wilde niets liever dan het van haar overnemen, maar als dat niet kon was lijden terwijl zij leed het minste wat ik kon doen; het samen met haar beleven.
Er verschijnt al een korstje op de snee in mijn hals, de huid staat strak en begint te jeuken. Ik strek mijn nek om de jeuk te verlichten, maar dan druppelt er vers bloed op mijn schoot.
Nog vier minuten.
Zwijgend kijken we naar het scherm. Ik heb honderden vragen, maar ik wil niet met Melissa praten. Ik verlies me in een fantasie waarin de politie op dit moment in volle vaart op weg is naar Anerley Road. Elk moment kan ik het kabaal horen waarmee de deur wordt ingetrapt. Het lijkt zo echt dat ik mijn oren spits om de sirene te horen. Maar het blijft stil.
Nog twee minuten.
Het lijkt of er een eeuwigheid verstreken is als we Katie op beeld zien verschijnen. Ze blijft niet staan, maar kijkt naar de camera en staart ons recht aan tot ze eronderdoor is en we haar niet meer kunnen zien.
Ik zie je, zeg ik geluidloos. Ik ben bij je. Maar ik kan de tranen die over mijn wangen biggelen niet tegenhouden.
‘We kunnen jammer genoeg niet zien dat ze door het poortje gaat.’ De toon van Melissa is vriendelijk – kletserig bijna – alsof we samen aan een project werken. Het is zenuwslopend. Nog veel erger dan wanneer ze tegen me zou schreeuwen of me zou bedreigen. ‘Maar zodra ze het perron op komt, pikken we haar weer op.’
Ze beweegt de muis over het scherm en ik zie een lijst van wat naar ik aanneem camera’s zijn: Aldgate East – ingang; Angel – ingang; Angel – perron zuidwaarts; Angel – perron noordwaarts; Bakerloo – loketten… De lijst is eindeloos.
‘Een aantal van de vroege profielen is niet in de juiste locatie voor de camera’s waar ik toegang toe heb,’ zegt Melissa, ‘maar het grootste deel van Katies route kunnen we volgen. Kijk, daar is ze.’
Katie staat op het perron met haar handen in haar zakken. Ze kijkt om zich heen en ik hoop dat ze op zoek is naar camera’s of uitzoekt wie van haar medepassagiers een bedreiging voor haar kan zijn.
Ik zie een man in pak naar haar toe lopen. Katie deinst een stukje achteruit en ik begraaf mijn nagels in mijn handpalmen. Mijn hart bonkt.
‘Wat is het toch een toneelspeelstertje, hè?’
Ik negeer haar. De bovengrondse rijdt binnen en Katie stapt in. De deuren sluiten en slokken haar veel te snel op. Ik wil dat Melissa overstapt naar de volgende camera, maar ze beweegt zich niet.
Ze pakt een pluisje van haar jasje, bekijkt het fronsend en laat het op de grond vallen.
Mijn fantasie slaat weer op hol. Ik zie Simon thuiskomen na zijn sollicitatiegesprek; het huis is leeg, de deur niet op slot, en hij vermoedt dat ik hier ben. Hij komt me redden. Mijn fantasie groeit omgekeerd evenredig aan mijn verdwijnende hoop.
Er komt niemand.
Ik zal hier sterven. In het huis van Melissa. Zal ze zich van mijn lichaam ontdoen, vraag ik me af, of me hier achterlaten, waar Neil me dan in staat van ontbinding vindt als hij thuiskomt van zijn zakenreis?
‘Waar ga je heen?’ vraag ik.
Ze draait zich om en kijkt naar me.
‘Nadat je mij hebt vermoord. Waar ga je dan heen?’
Ze begint iets te zeggen – ze wil ontkennen dat ze me gaat vermoorden – maar bedenkt zich. Even flitst er iets van respect in haar ogen, maar dan is het weg en haalt ze haar schouders op. ‘Costa Rica, Japan. De Filipijnen. Er zijn landen genoeg waarmee we geen uitleveringsverdrag hebben.’
Hoelang zal het duren voor ze me vinden? Zal Melissa dan al in een ander land zijn? ‘Je komt nooit door de paspoortcontrole,’ zeg ik met meer vertrouwen dan ik voel.
Ze kijkt me minachtend aan. ‘Nee, niet als ik mijn eigen paspoort gebruik.’
‘Hoe –’ Ik ben met stomheid geslagen. Ik ben in een parallelle wereld beland waarin mensen met messen zwaaien, valse paspoorten gebruiken en hun vriendinnen vermoorden. Ineens dringt er iets tot me door. Melissa is slim, maar niet zo slim. ‘Hoe heb je dit allemaal geleerd?’
‘Wat allemaal?’ Ze is afgeleid en zit te tikken. Het gesprek verveelt haar.
‘Die beveiligingscamera’s, een vals paspoort. Agent Swift zei dat de advertenties waren opgegeven door een man; dat hij een postbus had geopend op zijn naam. De website is niet te traceren. Je hebt hulp gehad – dat kan niet anders.’
‘Ik vind dat nogal beledigend, Zoë. Je onderschat me.’
Ze kijkt me niet aan en ik weet dat ze liegt. Ze kan dat allemaal nooit in haar eentje hebben gedaan. Is Neil werkelijk op zakenreis? Of zit hij boven? Luistert hij mee? Wacht hij tot er versterking nodig is? Verbeeld ik me dat de vloerplanken kraken?
‘Zo, nu is het een kwartier,’ zegt Melissa ineens en ze kijkt op haar horloge. ‘Ik krijg de bovengrondse niet, maar op de volgende camera kunnen we zien dat ze op Canada Water overstapt.’ Ze klikt op de volgende camera en ik zie weer een perron; een groep schoolkinderen wordt bij de rand weggehouden door drie begeleidsters, die lichtgevende hesjes dragen.
De trein rijdt binnen en ik zoek het beeld af naar Katie, maar ik zie haar niet. Mijn hart slaat op hol: is er nu al iets met haar gebeurd? Op dat korte stukje van Crystal Palace naar Canada Water?
Maar dan vang ik een glimp op van een witte donsjas en daar is ze, de handen nog steeds in haar zakken. Ze kijkt voortdurend om zich heen en bestudeert iedereen die voorbijkomt.
Ik slaak een zucht van verlichting.
Katie verdwijnt uit beeld en hoewel Melissa nog twee camera’s probeert, zien we haar pas weer als ze op de Jubilee Line staat te wachten. Ze staat dicht bij de rand en ik wil roepen dat ze naar achteren moet, dat iemand haar zo onder de trein kan duwen.
Terwijl ik zo naar haar kijk, via een beveiligingscamera, lijkt het net een griezelfilm waarbij je weet dat het slecht zal aflopen met de hoofdpersoon en je naar de tv roept dat hij of zij niet zo idioot moet doen.
Niet naar buiten gaan, negeer dat geluid dat je hoort niet… heb je het script dan niet gelezen? Weet je dan niet wat er gaat gebeuren?
Ik bedenk dat Katie het script wél heeft gelezen. Ze kent het gevaar, ze weet alleen niet uit welke hoek het zal komen.
Er staat een man links achter Katie. Hij houdt haar in de gaten. Ik kan zijn gezicht niet zien, daarvoor is de camera te ver weg, maar hij heeft zijn hoofd naar haar toe gedraaid en beweegt het langzaam op en neer terwijl hij haar van top tot teen monstert. Hij komt een stap dichterbij en zet me schrap tegen de stoelleuning en buig me voorover in een poging het beter te kunnen zien. Er staan meer mensen op het perron, waarom kijken die de verkeerde kant op? Als hij iets uithaalt ziet niemand het. Vroeger voelde ik me veilig in de metro. Zo veel camera’s, zo veel mensen overal. Maar niemand kijkt. Niet echt. Iedereen reist in zijn eigen bubbel, zich niet bewust van zijn medereizigers.
Binnensmonds zeg ik haar naam en alsof ze me hoort, kijkt ze om.
Ze ziet de man.
Hij zet een pas in haar richting en Katie duikt meteen weg.
Ik kan haar lichaamstaal niet lezen. Is ze bang?
Ze loopt naar het andere eind van het perron.
Melissa beweegt in haar stoel en ik kijk naar haar. Ze kijkt gespannen naar het scherm, maar heeft zich niet, zoals ik, voorovergebogen. Ze leunt achterover, haar ellebogen rusten op de armleuningen en ze heeft haar vingertoppen tegen elkaar gezet. Er speelt een glimlachje om haar lippen. ‘Fascinerend,’ zegt ze. ‘Ik vond het altijd een leuk idee dat de vrouwen niet wisten dat ze gevolgd werden, maar dit maakt het interessanter. Een kat-en-muisspelletje in de ondergrondse. Misschien als extra service voor de leden.’
Ik walg van haar blijmoedigheid.
De man op het perron is niet achter Katie aan gegaan, maar als de trein stopt en forensen uitstappen, zie ik dat hij zich door de drukte heen in haar richting beweegt. Hij stapt niet in op dezelfde plek, maar als ik opgelucht uitadem zie ik dat hij wel in dezelfde wagon zit.
‘Kun je inloggen op de camera in de trein? Ik wil het zien. Ik wil zien wat zich in de trein afspeelt.’
‘Verslavend, hè? Nee, dat heb ik geprobeerd, maar die is beveiligd. We hebben’ – ze bekijkt een andere tab die openstaat – ‘zeven minuten tot ze in Waterloo is.’ Ze trommelt met haar vingers op het bureau.
‘Het is druk in de trein. Niemand haalt iets uit in een drukke trein.’ Ik zeg het net zo goed tegen mezelf als tegen Melissa.
Zou iemand iets doen als Katie gilde? Ik heb haar altijd geleerd lawaai te maken als er iets zou gebeuren. ‘Maak zo veel mogelijk kabaal,’ zei ik tegen haar, ‘als een viezerik zich tegen je aan drukt, wend je dan niet tot hem maar tot iedereen eromheen. Roep meteen: “Blijf van me af!” Zorg dat de hele wagon het hoort. Misschien doen ze niks, maar hij zal ermee stoppen, let maar op.’
Het is maar vier minuten van Waterloo naar Leicester Square. Dat weet ik omdat Melissa het me heeft verteld en omdat elke seconde aanvoelt als een uur. Zodra we Katie kwijtraken in de metro die vanuit Waterloo naar het noorden rijdt haalt Melissa een ander beeld naar voren; de camera die op de onderkant van de roltrap van Leicester Square gericht staat.
Zwijgend wachten we tot ze verschijnt.
‘Daar is ze,’ zegt Melissa en ze wijst op Katie.
Ik ga meteen op zoek naar de man die haar op het perron benaderde en als ik hem een paar meter achter haar zie opduiken, krimpt mijn maag ineen.
‘Die man…’ zeg ik, maar verder weet ik ook niet wat er te zeggen valt.
‘Hij houdt wel vol, hè?’
‘Weet je wie dat is? Waar hij vandaan komt? Hoe oud hij is?’ Ik weet niet waarom die dingen belangrijk zouden zijn.
‘Het profiel is bijna tweehonderd keer gedownload,’ zegt Melissa. ‘Het kan elk van die mannen zijn.’
De man dringt zich langs een vrouw met een kinderwagen.
Katie stapt de roltrap op.
Loop door, zeg ik in mijn hoofd, maar ze blijft stilstaan en de man loopt aan de linkerkant omhoog en stapt dan achter haar naar rechts.
Hij legt een hand op haar arm en buigt zich naar haar toe. Hij zegt iets.
Katie schudt haar hoofd en dan zijn ze boven en verdwijnen uit beeld.
‘De volgende camera! Ga naar de volgende camera!’
Melissa reageert opzettelijk traag, genietend van mijn paniek. Het is druk op Leicester Square en als we eindelijk beeld hebben, zie ik aanvankelijk Katie niet. Maar dan zie ik haar lopen naast de man uit de trein.
Mijn hart slaat op hol. Er is iets niet in orde. Katie loopt raar, een beetje scheef. Haar hoofd is gebogen en hoewel het er niet naar uitziet dat ze zich verzet, schreeuwt haar lichaamstaal dat ze niet weg kan komen.
Als ik beter kijk, zie ik dat hij met zijn rechterhand haar linkerbovenarm vastheeft; daarom loopt ze uit balans. Hij moet een wapen hebben. Hij moet haar bedreigen. Waarom schreeuwt ze anders niet? Rent ze niet weg? Vecht ze niet?
Ik zie Katie met deze man naar de poortjes lopen, haar arm onhandig voor zijn borst.
Bij een kaart van de metro staan twee beambten vervoersbewijzen te checken. Ze kletsen en ik wil uit alle macht dat ze zien dat er iets niet in orde is, maar ze letten niet op. Hoe kan zoiets op klaarlichte dag gebeuren? Waarom ziet niemand wat ik zie?
Ik kan me niet losmaken van het scherm.
Maar als ze bij de poortjes komen moet de man Katie toch loslaten? Dat is haar kans om te ontsnappen. Ik ken Katie, die maakt nu al plannen – bedenkt welke kant ze op moet rennen, welke uitgang het beste is.
Ik voel een golf adrenaline. Dat gaat ze doen – ze zal ontsnappen.
Maar ze komen helemaal niet bij de poortjes. In plaats daarvan leidt de man haar naar links, waar een onbezet informatieloket is en een deur waarop staat: VERBODEN TOEGANG.
Hij kijkt om zich heen om te zien of er iemand kijkt.
Mijn bloed verkilt als ik zie dat hij de deur openmaakt en Katie mee naar binnen trekt.