14
Hoofdinspecteur Digby was niet veel veranderd in de vier jaar dat Kelly hem niet had gezien. Een beetje grijzer aan de slapen misschien, maar nog jong voor zijn leeftijd en met de scherpe blik die Kelly zich herinnerde. Hij droeg een goed zittend pak met een grijze krijtstreep en schoenen die met diepgewortelde militaire ijver glanzend waren gepoetst.
‘Golf,’ zei hij op het compliment van Kelly. ‘Ik heb altijd gezworen dat ik geen voet op de golfbaan zou zetten als ik gepensioneerd was, maar Barbara zei dat het dat was of een parttimebaan. Ze wilde me niet de hele dag om zich heen hebben. En eigenlijk vind ik het heel leuk.’
‘Hoelang moet u nog?’
‘In april ga ik stoppen. Ik heb erover gedacht nog aan te blijven, maar gezien de werkdruk van tegenwoordig ben ik blij dat ik eruit kan stappen, eerlijk gezegd.’ Hij zette zijn bril af en legde zijn armen op de tafel die tussen hen in stond. ‘Maar je hebt me niet gebeld om het over mijn pensioenplannen te hebben. Wat is er aan de hand?’
‘Ik zou heel graag worden toegevoegd aan het team van Operatie FURNISS,’ zei Kelly.
De hoofdinspecteur zei niets. Hij keek Kelly aandachtig aan, maar ze gaf geen krimp. Diggers was Kelly’s mentor geweest toen ze net begon en had haar aangesteld als rechercheur bij de zedenpolitie, waar hij inspecteur was.
Uitstekende kandidaat, stond er in haar beoordeling. Een vasthoudend en opmerkzaam rechercheur met oog voor de slachtoffers en potentieel voor promotie.
‘Ik weet dat ik de fout in ben gegaan,’ begon ze.
‘Je bent een gevangene aangevlogen, Kelly. Dat is meer dan de fout in gaan. Dat is een halfjaar zitten, in de D-vleugel bij de junks en verkrachters.’
Haar maag balde zich samen; een steen van schaamte en ellende die haar nu al drie jaar achtervolgde.
‘Ik ben veranderd.’ Ze was in therapie geweest; een halfjaar lessen in zelfbeheersing, die haar alleen maar bozer hadden gemaakt. Ze had ze natuurlijk met vlag en wimpel afgesloten; het was simpel de juiste antwoorden te geven wanneer je het spelletje beheerste. De waarheidsgetrouwe antwoorden zouden niet te pruimen zijn geweest voor de politietherapeut, die beweerde niet te oordelen, maar zichtbaar was verbleekt toen Kelly de vraag ‘Hoe voelde het om hem te slaan?’ beantwoordde met ‘Heerlijk’.
Daarna had ze de waarheid voor zich gehouden. ‘Heb je spijt van je handelen?’ Totaal niet. ‘Zou je ook anders hebben kunnen handelen?’ Niet met hetzelfde genoegen. ‘Zou je het weer doen?’
Zou je het weer doen?
Daar was ze nog niet over uit.
‘Ik ben nu drie jaar terug, chef,’ zei ze tegen Diggers. Ze probeerde een glimlachje. ‘Ik heb mijn tijd uitgediend.’
Diggers zag het niet of kon het grapje niet waarderen.
‘Ik ben net klaar met een periode van drie maanden bij de Dip Squad en ik zou graag ervaring opdoen bij het moordonderzoeksteam.’
‘En waarom kun je dat niet bij je eigen eenheid?’
‘Ik denk dat ik veel zou kunnen leren bij de Metropolitan,’ zei Kelly, die haar argumenten van tevoren had bedacht, zodat ze er vlot uit kwamen, ‘en u hebt een van de sterkste teams.’
De mondhoeken van Diggers trilden en Kelly wist dat hij er niet voor viel. Ze stak haar handen in de lucht.
‘Ik heb het al gevraagd aan het moordonderzoeksteam bij British Transport,’ zei ze zacht. ‘Ze willen niks met me te maken hebben.’ Ze dwong zichzelf haar ogen niet neer te slaan; hem niet te laten zien hoezeer ze zich schaamde, hoe moeilijk ze het vond dat haar eigen collega’s haar niet vertrouwden.
‘Juist.’ Er viel een stilte. ‘Het is niet persoonlijk, dat weet je toch?’
Kelly knikte. Het vóélde wel persoonlijk. Andere wijkagenten werden bij tekorten aan mankracht gedetacheerd naar het moordonderzoeksteam of de recherche. Kelly nooit.
‘Ze denken allemaal dat waar rook is, ook vuur is. Ze zijn bang voor hun eigen baan, hun reputatie.’ Hij zweeg even, alsof hij twijfelde over zijn volgende woorden. ‘Misschien voelen ze zich ergens ook schuldig.’ Hij boog zich naar voren en liet zijn stem dalen, waardoor Kelly hem nauwelijks kon verstaan. ‘Er is geen man of vrouw bij de politie die nooit heeft willen doen wat jij hebt gedaan.’
Er gingen een paar tellen voorbij voor Diggers weer rechtop ging zitten en op normale toon verder sprak. ‘Waarom deze zaak? Waarom Tania Beckett?’
Nu voelde Kelly zich zekerder worden. ‘De zaak heeft te maken met een diefstalletje in de metro dat ik heb behandeld toen ik bij de Dip Squad zat. Ik heb al contact gelegd met het slachtoffer en ik wil de zaak graag afmaken. Als ik niet met informatie was gekomen, was het nu nog niet herkend als een seriemoord.’
‘Hoe bedoel je dat?’
Kelly aarzelde. Ze wist niet hoe de hoofdinspecteur tegenover Nick Rampello stond. Ze vond hem niet aardig, maar was ook niet van plan een collega af te vallen.
Diggers pakte zijn mok, nam er slurpend een grote slok uit en zette hem terug op tafel. ‘Als je iets te zeggen hebt, Kelly, kom er dan mee voor de dag. Als het allemaal openlijk kon zouden we nu in mijn kantoor zitten en had je niet na vier jaar ineens mijn mobiele nummer gebeld om af te spreken in dit’ – hij keek om zich heen naar de kale bar en de gehavende posters op de muur van het café – ‘exclusieve etablissement.’ Zijn mondhoeken krulden iets op om zijn woorden te verzachten en Kelly haalde diep adem.
‘Een vrouw die Zoë Walker heet heeft contact met me opgenomen om te vertellen dat er een foto van Cathy Tanning in de zoekertjes van de Gazette heeft gestaan, net als haar eigen foto een paar dagen eerder.’
‘Wat is je punt, Kelly?’
‘Het was niet de eerste keer dat ze de politie opmerkzaam maakte op die foto’s. Zoë Walker heeft het moordonderzoeksteam gebeld op de dag dat het lichaam van Tania Beckett is gevonden.’ Kelly vermeed zorgvuldig de naam van rechercheur Rampello. ‘Daarop heeft het team connecties van Tania met de seksindustrie onderzocht, zonder acht te slaan op het feit dat de foto van mevrouw Walker in dezelfde advertentie was geplaatst zonder haar toestemming en zonder dat er enig verband is met een chatbox of een datingsite. Ze wilden pas accepteren dat het een serie betreft toen ik aandrong.’
Diggers zweeg en Kelly hoopte dat ze niet te ver was gegaan.
‘Ze?’ vroeg hij uiteindelijk.
‘Ik weet niet wie Zoë Walker heeft gesproken,’ zei ze en ze nam een slok koffie om hem niet te hoeven aankijken.
Diggers dacht even na. ‘Hoelang wil je hebben?’
Kelly probeerde haar opwinding te verbergen. ‘Zo lang als het duurt.’
‘Dat kan maanden zijn, Kelly. Misschien wel jaren. Je moet wel realistisch blijven.’
‘Drie maanden dan. Ik heb echt wat te bieden, chef. Ik zal geen blok aan hun been zijn. Ik kan de contacten met British Transport onderhouden en al het werk in de metro doen…’
‘Krijg je zo lang de tijd van BT?’
Kelly kon zich niet voorstellen hoe brigadier Powell op zo’n verzoek zou reageren. ‘Ik weet het niet. Ik heb het niet gevraagd. Ik hoopte dat met de juiste benadering, op seniorniveau…’ Ze maakte haar zin niet af.
‘Je verwacht dus niet alleen dat ik toestemming geef voor plaatsing in het team, maar ook nog dat ik de weg effen bij je baas? Je houdt niet van halve maatregelen, hè, Kelly?’
‘Ik wil dit echt heel graag, chef.’
De hoofdinspecteur keek haar zo indringend aan dat ze haar ogen moest neerslaan. ‘Kun je het aan?’
‘Dat weet ik zeker.’
‘Ik heb een uitstekend team in Balfour Street. Ze zijn heel hecht en het zijn ervaren rechercheurs; ze kunnen allemaal zelfstandig werken; ze kunnen allemaal de druk van een intensief onderzoek aan.’
‘Ik ben een goede agent, chef.’
‘Ze kunnen allemaal emotioneel moeilijke zaken aan,’ ging hij verder en deze keer was de nadruk onmiskenbaar.
‘Het zal niet weer gebeuren. Ik beloof het.’
Diggers dronk zijn koffie op. ‘Hoor eens, ik kan niets beloven, maar ik zal een paar telefoontjes plegen en als BT je los wil laten, kun je drie maanden bij mij aan de slag.’
‘Dank u wel. Ik zal u niet teleurstellen, chef, ik –’
‘Op twee voorwaarden.’
‘U hebt ze maar te noemen.’
‘Eén: je werkt niet alleen.’
Kelly wilde al tegenwerpen dat ze geen babysitter nodig had, maar Diggers snoerde haar de mond.
‘Daar kan niet over worden onderhandeld, Kelly. Ja, je bent een ervaren politieagent en een goede rechercheur, maar in mijn team ben je op proef. Begrepen?’
Ze knikte. ‘En de tweede voorwaarde?’
‘De tweede is dat je zodra je merkt dat je je zelfbeheersing verliest, aan de bel trekt. Ik heb je één keer uit de ellende gehaald, Kelly. Ik doe het niet nog een keer.’