19
‘Weet je zeker dat je er goed aan hebt gedaan?’ vroeg Lexi. Ze hees Fergus uit bad, wikkelde hem in een handdoek en gaf hem toen aan Kelly – ‘zorg dat je hem ook goed tussen zijn tenen afdroogt’ – waarna ze hetzelfde deed met Alfie.
‘Ja,’ zei Kelly beslist. ‘Ze heeft er recht op het te weten.’ Ze zette haar neefje op haar schoot en wreef zo hard met de handdoek over zijn haar dat hij het uitschaterde.
‘Krijg je er geen problemen mee?’
Kelly zei niets. Het was niet uit haar gedachten geweest sinds ze de telefoon had gepakt om Zoë Walker te bellen. Omdat ze het niet uit haar hoofd kon krijgen was ze naar Lexi gegaan, in de hoop dat de afleiding haar goed zou doen, maar ze had haar het hele verhaal verteld. ‘Ziezo, helemaal schoon en droog.’ Ze boog zich over naar Fergus en snoof diep de zoete geur van zijn huid en de talkpoeder op. Zoë was Kelly dankbaar geweest omdat ze haar op de hoogte had gebracht en Kelly had zichzelf voorgehouden dat dat haar handelen rechtvaardigde.
‘Wil je vannacht blijven? Ik kan de bank wel opmaken.’
Kelly vond het heerlijk in het huis van Lexi. Het was een saai twee-onder-een-kaphuis in een nieuwbouwwijk die vol stond met auto’s en containers, maar binnen was het warm en gezellig; een enorm contrast met haar zit-slaapkamer in Elephant & Castle. Het was erg verleidelijk.
‘Kan niet. Ik heb morgenochtend om acht uur een afspraak met Zoë Walker in Covent Garden. Ik moet de laatste trein pakken.’ Ze had gehoopt dat Nick ermee zou instemmen dat ze alleen naar Zoë Walker toe zou gaan, zodat ze niet het risico liep dat haar chef erachter zou komen dat ze gebeld had, maar hij stond erop samen te gaan. Kelly vertrouwde erop dat Zoë discreet zou zijn.
Lexi ging erover door: ‘Is het niet… ik weet het niet, hoor… het negeren van een rechtstreeks bevel of zo?’
‘Technisch gesproken wel, denk ik.’
‘Technisch gesproken? Kelly!’
Alfie draaide zijn hoofdje om, verbaasd over de scherpe toon van zijn moeder, en Lexi kuste hem geruststellend. Ze liet haar stem een fractie dalen en vroeg: ‘Wil je jezelf saboteren of zo? Het lijkt wel alsof je eropuit bent ontslagen te worden.’
‘Ik heb gedaan wat ik moest doen.’
‘Nee, je hebt gedaan wat jij vond dat je moest doen. Dat is niet altijd hetzelfde, Kelly.’
Zoë had een afspraak gemaakt met Kelly en Nick in een café dat Melissa’s Too heette en in een zijstraat van Covent Street was. Hoewel het nog vroeg was, was het er al druk en Kelly’s maag begon te rammelen toen ze de gebakken bacon van de sandwiches rook. Achter de toonbank stond een jong meisje uiterst efficiënt lunchpakketten klaar te maken en Zoë zat aan een tafeltje bij het raam. Ze zag er moe uit en haar ongewassen haar zat in een slordige paardenstaart, die een scherp contrast vormde met het sluike, gevlochten haar van de vrouw naast haar.
‘Er komt vast wel iets,’ zei de vrouw toen Kelly en Nick binnenkwamen. Ze stond op om de stoel vrij te maken. ‘Maak je nou maar geen zorgen.’
‘We hadden het over mijn partner,’ legde Zoë uit, hoewel Nick en Kelly niks hadden gevraagd. ‘Hij is ontslagen.’
‘O, wat naar,’ zei Kelly. Misschien zag ze er daarom zo moe uit.
‘Dit is mijn vriendin Melissa. Het is haar café.’
Kelly stak haar hand uit. ‘Agent Swift.’
‘Inspecteur Nick Rampello.’
Er flitste een blik van herkenning over het gezicht van Melissa. ‘Rampello? Waar heb ik die naam onlangs nog gezien?’
Nick glimlachte beleefd. ‘Ik weet het niet. Mijn ouders hebben een Italiaans restaurant in Clerkenwell – misschien hebt u het daar gezien.’
‘Daar is toch je nieuwe café?’ zei Zoë.
‘Dat zal het zijn. Nou, wat willen jullie drinken?’ Melissa pakte een notitieblokje uit de borstzak van haar marineblauwe bloes, schreef de bestelling op en stond erop ze persoonlijk te bedienen, ondanks de rij die voor de toonbank stond.
‘Er is iets gebeurd,’ zei Zoë toen Melissa de koffie had gebracht.
‘Hoe bedoelt u?’ Nick nam een slokje espresso en vertrok zijn gezicht toen hij zijn tong verbrandde.
‘Ik ben gevolgd. Maandagochtend op weg naar mijn werk. Ik wilde niet paranoïde reageren, maar ’s avonds zag ik hem weer. Hij wist precies waar ik heen zou gaan en stond me op te wachten. Hij had de details zeker van de website.’ Ze wierp een blik op Kelly en kleurde en Kelly hoopte vurig dat ze verder niets zou zeggen.
Kelly keek zijdelings naar Nick, maar die verblikte of verbloosde niet.
‘Heeft deze man zijn naam genoemd?’ vroeg Kelly.
‘Luke Friedland. Ik zou hem kunnen beschrijven als dat helpt.’
Kelly haalde de benodigde papieren uit haar aktetas. ‘Ik wil graag een verklaring opnemen als je het goedvindt. Ik wil alles weten wat je je herinnert van deze man, plus de route die je hebt genomen en de tijdstippen voor zover je ze weet.’
‘Ik zal zorgen voor een persoonlijk alarm,’ zei Nick. ‘Dat draagt u altijd bij u en als er iets gebeurt, drukt u erop. De meldkamer is 24/7 bemand en daar kunnen ze uw locatie bepalen.’
‘Denkt u dat ik in gevaar verkeer?’
Kelly keek naar Nick, die niet aarzelde.
‘Dat zou heel goed kunnen.’
‘Je hebt het haar verteld.’
Het was geen vraag.
Ze liepen naar Old Gloucester Road, naar het adres dat ze hadden gekregen van de London Gazette, het adres van degene die verantwoordelijk was voor de advertenties bij de zoekertjes. Nick reed en veranderde van rijbaan met een souplesse die je alleen verkreeg door jaren ervaring. Kelly kon hem zich voorstellen in uniform, hoe hij in een auto met gillende sirene door Oxford Street jakkerde.
‘Ja.’
Ze schrok zich wild omdat Nick plotseling op de claxon sloeg toen een fietser hem eerst sneed en daarna door rood reed.
‘Ik heb je expliciet verboden Zoë Walker op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen in deze zaak. Welk deel had je niet begrepen?’
‘Die beslissing zat me erg dwars.’
‘Het kan me niet schelen wat jou al of niet dwarszit, Kelly, het was niet aan jou!’ Ze gingen rechtsaf Shaftesbury Avenue op, waar hun een ambulance met sirene en zwaailicht tegemoet kwam rijden. ‘We hebben hier te maken met een ingewikkelde en verreikende zaak, met meerdere daders en God mag weten hoeveel getuigen. Dat is belangrijker dan hoe Zoë Walker zich voelt.’
‘Voor haar niet,’ zei Kelly zacht.
Ze reden in stilte verder. Geleidelijk aan kneep Nick minder hard in het stuur en het kloppen van een ader in zijn slaap nam af.
Ze vroeg zich af of ze haar zaak zodanig had beargumenteerd dat Nick zijn beslissing om Zoë in het ongewisse te laten aan het heroverwegen was, of dat hij juist overwoog haar van de zaak te nemen en terug te sturen naar BT.
In plaats daarvan veranderde hij van onderwerp.
‘Waarom ben je eigenlijk bij BT gegaan en niet bij de Met?’ vroeg hij toen ze op de A40 reden.
‘Die hadden niemand nodig en ik wilde in Londen blijven. Ik heb hier familie.’
‘Een zus, is het niet?’
‘Ja, mijn tweelingzus.’
‘Er zijn er twee van jou. De hemel beware me.’ Nick keek haar aan en Kelly lachte, minder om de grap dan om het verzoenende gebaar.
‘En u? Komt u uit Londen?’
‘Geboren en getogen. Hoewel ik tweedegeneratie-Italiaan ben. Mijn ouders zijn geboren op Sicilië en hier gekomen toen mijn moeder mijn oudste broer verwachtte. Ze hebben een restaurant geopend in Clerkenwell.’
‘Rampello’s,’ zei Kelly, met in gedachten het gesprek met Melissa.
‘Di preciso.’
‘Spreekt u Italiaans?’
‘Niet meer dan de gemiddelde toerist, tot eeuwige teleurstelling van mijn moeder.’ Het licht was groen, maar de chauffeur voor hen wist kennelijk niet welke kant hij op moest en Nick toeterde twee keer kort. ‘Mijn broers en ik moesten na school en in het weekend meewerken en dan riep ze opdrachten in het Italiaans. Ik weigerde gewoon antwoord te geven.’
‘Waarom?’
‘Koppigheid, denk ik. Bovendien begreep ik toen al dat een van ons het restaurant zou moeten overnemen als ze met pensioen gingen en ik wilde dat niet aanmoedigen. Ik heb altijd alleen maar bij de politie gewild.’
‘Uw ouders zagen dat niet zitten?’
‘Ze huilden bij de beëdiging. En niet van geluk.’
Ze reden Old Gloucester Road op en Kelly opende Google Maps op haar mobiel om te kijken waar nummer 27 was. ‘Er staan hier weinig woonhuizen – misschien dat het een omgebouwd bedrijfspand of iets dergelijks is.’
‘Of we worden met een kluitje in het riet gestuurd,’ zei Nick grimmig en hij stopte langs een dubbele gele streep voor een Chinees restaurant. Nummer 27 lag tussen een wasserette en een dichtgetimmerd wedkantoor. ‘Ik denk dat we weinig kans maken meneer James Stanford hier te vinden.’
Nick haalde het logboek van de auto uit het handschoenenvak en legde dat duidelijk zichtbaar op het dashboard. Het logo van de politie moest voldoende zijn om parkeerwachters af te schrikken.
Op de deur van nummer 27 zat een vettige aanslag van de uitlaatgassen. Erachter lag een lege hal met een smerige gebarsten tegelvloer. Er was geen ontvangstbalie, geen binnendeur en geen lift, alleen brievenbussen aan drie muren.
‘Weet u zeker dat we op het goede adres zijn?’ vroeg Kelly.
‘Het adres klopt wel,’ zei Nick grimmig. ‘Alleen vinden we James Stanford hier niet.’ Hij wees op een poster met gerafelde randen die op de verveloze deur geplakt was.
HEBT U ER SCHOON GENOEG VAN DE POST TE MOETEN OPHALEN? UPGRADE UW ACCOUNT EN WE BRENGEN DE POST BIJ U AAN HUIS.
‘Het is een postadres. Postbussen onder nummer, meer niet.’ Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn, fotografeerde de postbussen en scande ze, maar hij kon er geen logische volgorde in ontdekken.
‘Hier heb ik hem,’ zei Kelly, die aan de andere kant van de hal stond te kijken. ‘James Stanford.’ Ze trok aan de hendel. ‘Afgesloten.’
‘De creditcard waarmee voor de advertenties wordt betaald staat ook op dit adres,’ zei Nick. ‘We moeten toestemming vragen om de privacywet te omzeilen en zoeken uit wie de postbus heeft aangevraagd. We worden van het kastje naar de muur gestuurd en daar heb ik schoon genoeg van.’
He bedrijf dat achter de postbusservice in Gloucester Road zat was verrassend behulpzaam. Ze wilden elke schijn van verwijtbaar gedrag vermijden en waren – vermoedde Kelly – niet altijd van onbesproken gedrag waar het hun eigen administratie betrof. Ze overhandigden alles van James Stanford zonder op een bevel te wachten.
Stanford had ze kopieën gegeven van een rekening van zijn creditcard, een rekening van de nutsbedrijven alsmede zijn rijbewijs, waaruit bleek dat hij een blanke man was die in 1959 was geboren. Op alle drie die documenten stond een adres in Amersham, een plaats in Buckinghamshire aan het eind van de Metropolitan Line.
‘De huizen zullen hier wel een vermogen kosten,’ zei Nick toen ze langs een rij vrijstaande huizen achter indrukwekkende ijzeren hekken reden.
‘Zal ik de plaatselijke politie inlichten?’ vroeg Kelly en ze pakte haar telefoon om het nummer op te zoeken.
Nick schudde zijn hoofd. ‘We zijn in een wip weer weg. We gaan eerst naar het huis en als er niemand thuis is doen we discreet navraag bij de buren.’
Tudor House in Candlin Street was geen tudorhuis, ondanks de zwart geschilderde balken over de gevel. Het grote, moderne huis stond op een terrein van, schatte Kelly, vierduizend vierkante meter. Nick stopte voor het hek en zocht naar de bel, maar het zwaaide automatisch open.
‘Wat heeft een hek dan voor zin?’ schamperde Kelly.
‘Voor de show natuurlijk,’ zei Nick. ‘Sommige mensen hebben meer geld dan verstand.’
Het grind knerpte onder de banden en Nick keek naar het huis op zoek naar tekenen dat er iemand aanwezig was. Ze parkeerden naast een glanzende Range Rover en Nick floot. ‘Mooi hoor.’
De deurbel had een ouderwetse ketting, wat niet in overeenstemming was met de leeftijd van het huis, maar kennelijk moest bijdragen aan het gevoel dat ook de zogenaamde tudorgevel moest oproepen. Je kon hier niet onderdoen voor de buren, dacht Kelly. Lang voor het geluid van de bel was weggestorven hoorden ze voetstappen achter de grote voordeur. Nick en Kelly deden allebei een stap naar achteren om afstand te creëren tussen henzelf en degene die tevoorschijn zou komen. Je kon nooit onfeilbaar inschatten hoe mensen zouden reageren, ook niet in een huis zoals dit.
De deur ging open en een knappe vrouw van begin vijftig glimlachte ze verwachtingsvol toe. Ze droeg een zwartfluwelen trainingspak en slippers. Kelly gaf haar het bevelschrift en de glimlach verdween als sneeuw voor de zon.
‘Is er iemand gewond?’ De hand van de vrouw vloog naar haar keel, een instinctieve reactie die Kelly al honderden keren had gezien. Er waren mensen voor wie de aanblik van politie automatisch de angst opriep voor ontdekking of arrestatie. Deze vrouw behoorde daar niet toe. Voor haar betekende de politie een ongeluk of erger.
‘Niets om u zorgen over te maken,’ zei Kelly. ‘We zijn op zoek naar informatie. We komen voor meneer James Stanford.’
‘Dat is mijn man. Hij is op zijn werk. Is er een probleem?’
‘Mogen we even binnenkomen?’ vroeg Kelly.
De vrouw aarzelde, maar stapte toen opzij en liet ze binnen in een grote, lichte hal. Op een tafeltje lag een stapel post en Kelly keek naar de bovenste envelop terwijl ze achter mevrouw Stanford aan naar de keuken liepen.
Mr. J.T. Stanford.
Het gezicht van Nick verried niets van de opwinding die Kelly zelf ongetwijfeld uitstraalde. Runde Stanford de website vanuit huis?
‘James is managementconsultant bij Kettering Kline,’ zei mevrouw Stanford. ‘Hij is in Londen, naar een nieuwe cliënt, en komt pas laat thuis, ben ik bang. Kan ik u helpen? Waar gaat het over?’
‘We onderzoeken een serie misdrijven,’ zei Nick.
Kelly lette goed op het gezicht van de vrouw. Als James Stanford haar man was, wist zij er dan van? Had ze enige kennis over de website en de advertenties? Kelly zag foto’s op het dressoir, zo te zien allemaal van dezelfde jongeman op verschillende leeftijden.
‘Onze zoon,’ zei mevrouw Stanford, die zag dat Kelly keek. ‘Wat voor misdrijven? U denkt toch niet dat James erbij betrokken is?’
‘We willen hem graag uitsluiten van ons onderzoek. U kunt ons geweldig helpen door een paar vragen te beantwoorden.’
Mevrouw Stanford zweeg, niet wetende wat ze moest doen. Uiteindelijk wonnen haar goede manieren het. ‘Gaat u maar zitten. Wilt u een kopje thee?’
‘Nee, dank u, we zijn zo klaar.’
Ze gingen aan een grote eikenhouten tafel zitten.
‘Mevrouw Stanford,’ begon Nick, ‘u zei dat uw man managementconsultant is. Heeft hij nog andere zaken?’
‘Hij is directeur van een paar liefdadigheidsinstellingen, maar geen zaken, nee.’
‘Is hij ooit betrokken geweest bij het opzetten van een datingsite?’
Mevrouw Stanford keek verbaasd. ‘Hoe bedoelt u?’
‘Betaalde telefoonnummers,’ legde Kelly uit. ‘Dat soort dingen.’ Ze schoof een papiertje over de tafel naar mevrouw Stanford en liet haar een advertentie zien uit de London Gazette.
De hand ging weer naar haar keel. ‘Nee! Ik bedoel… mijn god, nee. Waarom zou hij? Ik bedoel, waarom zou u denken dat hij…’ Ze keek paniekerig heen en weer van Kelly naar Nick.
Óf ze was een meesterlijk actrice, óf ze wist echt niet wat haar man uitspookte. Gebruikte Stanford daarom een postbus? Niet om zich te verbergen voor de politie, maar voor zijn eigen vrouw?
Kelly overhandigde mevrouw Stanford de rest van de map die ze bij zich had. ‘Met deze documenten is drie maanden geleden een postbus geopend op Old Gloucester Road en er is voor betaald met de creditcard van uw man. Dezelfde documenten en dezelfde creditcard zijn gebruikt om advertenties te zetten in een Londense krant.’
‘Advertenties,’ zei Nick en hij keek mevrouw Stanford doordringend aan, ‘die de kern vormen van een serie misdaden tegen vrouwen.’
Mevrouw Stanford keek naar de documenten; haar gezicht stond bezorgd en ze plukte met een hand aan haar ketting.
Nick zag haar ogen van links naar rechts vliegen en haar angst maakte geleidelijk plaats voor opluchting.
‘Dit heeft niks met mijn man te maken,’ zei ze en door de opluchting schoot ze in de lach.
‘Maar James Stanford is toch uw man?’ vroeg Kelly.
‘Jazeker,’ zei mevrouw Stanford. ‘Maar dit…’ ze wees op de kopie van het rijbewijs, ‘is niet mijn man.’