12
Ik trek de grijze deken om mijn schouders. Hij is van wol en prachtig als hij over de bank ligt, maar nu schuurt hij in mijn hals en kriebelt. Het licht zoemt zo hard dat je het boven kunt horen – weer iets wat verholpen moet worden – en hoewel ik weet dat Simon en de kinderen liggen te slapen, heb ik het niet aangedaan. Door het licht van mijn iPad lijkt de woonkamer nog donkerder dan hij is. De wind loeit en ergens klappert een hek. Ik heb geprobeerd te slapen, maar ik schrik van elk geluid en ten slotte heb ik het opgegeven en ben naar beneden gegaan.
Iemand heeft een foto van me genomen en die in de zoekertjes gezet.
Dat is het enige feit waarover ik beschik en het blijft door mijn hoofd tollen.
Iemand heeft een foto van me genomen.
Agent Swift gelooft ook dat het mijn foto is. Ze heeft gezegd dat ze het zal onderzoeken en dat ze weet dat dat klinkt alsof ik met een kluitje in het riet wordt gestuurd, maar dat ze er echt achteraan zal gaan. Ik wou dat ik haar kon vertrouwen maar ik deel Simons geloof in onze jongens en meisjes in het blauw niet. In mijn jeugd was het leven zwaar en een politieauto was iets om voor weg te rennen, ook al wist niemand precies waarom we dat deden.
Ik tik op het scherm voor me. Op de Facebook-pagina van Tania Beckett staat een link naar een blog; een dagboek van Tania en haar moeder in de aanloop naar de bruiloft.
Zullen we miniflesjes gin nemen als bedankje of hartjes met onze namen? Witte rozen of gele?
Alison heeft maar een paar keer iets geschreven, steeds in de vorm van een brief.
Voor mijn lieve dochter,
Nog tien maanden tot de grote dag! Ik kan het bijna niet geloven. Vandaag ben ik naar zolder gegaan om mijn sluier op te zoeken. Ik verwacht niet dat jij die zult dragen – de mode is zo veranderd – maar ik dacht dat je het misschien leuk zou vinden om een strookje ervan in je zoom te laten naaien. Als iets wat geleend is. Ik heb een doos gevonden met je schoolschriften, verjaardagskaarten en kunstwerkjes. Je lacht me altijd uit omdat ik alles heb bewaard, maar als je eenmaal zelf kinderen hebt, zal je het begrijpen. Ook jij zal een eerste paar schoentjes wegbergen, zodat je op de dag dat je je eigen zolder op gaat op zoek naar de sluier van je trouwjurk, verbaasd staat dat die voetjes zo klein waren.
Mijn blik vertroebelt en ik knipper mijn tranen weg. Het voelt verkeerd om door te lezen. Ik kan Tania en haar moeder niet uit mijn hoofd krijgen. Op weg naar beneden ben ik de kamer van Katie op geslopen om mezelf gerust te stellen, dat ze er nog is, nog leeft. Er was gisteravond geen repetitie en ze heeft haar normale dienst gedraaid bij het restaurant, maar Isaac heeft haar evengoed thuisgebracht. Ze liepen langs het raam van de woonkamer en pauzeerden lang genoeg voor een zoen voor ik de sleutel in het slot hoorde.
‘Je bent echt gek op hem, hè?’ vroeg ik haar. Ik verwachtte dat ze het zou ontkennen, maar ze keek me met stralende ogen aan.
‘Ja, stapel.’
Ik hield even mijn mond omdat ik het moment niet wilde verpesten, maar toen kon ik me toch niet inhouden. ‘Hij is heel wat ouder dan jij.’
Haar gezicht verhardde meteen en haar antwoord kwam zo prompt dat ik wist dat ze mijn zorg had voorvoeld. ‘Hij is eenendertig. Dat is een verschil van twaalf jaar. Simon is vierenvijftig, dat betekent dat hij veertien jaar ouder dan jij is.’
‘Dat is anders.’
‘Waarom? Omdat jij volwassen bent?’
Even was ik opgelucht omdat ze het leek te begrijpen, maar toen zag ik de boze flits in haar ogen en werd de mierzoete toon scherp.
‘Dat ben ik ook, mam.’
Ze heeft eerder vriendjes gehad, maar dit lijkt anders. Ik voel haar van me weg glijden. Op een dag zal Isaac – of een andere man – de eerste zijn tot wie ze zich richt; op wie ze leunt als het haar allemaal even boven het hoofd groeit. Voelde Alison Beckett zich net zo?
Mensen houden me steeds voor dat ik niet een dochter kwijtraak, schreef ze in haar laatste stukje van het dagboek.
Maar ze raakte haar wel kwijt.
Ik zucht diep. Ik raak mijn dochter niet kwijt en ik zal zorgen dat ze mij ook niet kwijtraakt. Ik kan niet werkeloos toezien en hopen dat de politie me serieus neemt; ik moet iets doen.
Naast me op de bank liggen de advertenties. Ik heb ze uit de London Gazette geknipt en ze allemaal zorgvuldig gedateerd. Ik heb er achtentwintig en ik spreid ze als op een tentoonstelling uit op de kussens van de bank.
Fotografische quilt, van Zoë Walker. Het is iets waar Simon voor naar het Tate Modern zou gaan.
De meest recente heb ik zelf verzameld door elke dag een krant mee te nemen uit de metro, maar de oudere heb ik vrijdag opgehaald bij het kantoor van de London Gazette. Je zou denken dat je gewoon kon binnenlopen en om oude kranten vragen, maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Ze draaien je een poot uit en rekenen bijna zeven pond per exemplaar. Ik had die uit het kantoor van Graham moeten kopiëren, maar toen ik dat bedacht was het te laat en had Graham ze al met het oud papier weggedaan.
Ik hoor boven iets kraken en verstijf, maar het is niets en ik ga verder met mijn speurwerk. ‘Vrouw vermoord in Londen’ geeft gelukkig maar een paar hits en geen van de foto’s lijkt op een van de foto’s naast me. Ik kom al snel tot de conclusie dat ik niet verder kom met krantenkoppen. Afbeeldingen bij Google zijn beter en sneller. Een uur lang scrol ik door foto’s uit politiedossiers, plaatsen delict, snikkende ouders en politiefoto’s van nietsvermoedende vrouwen wier leven gedoofd is. Er zijn er geen van mij.
Van mij.
Ze zijn allemaal mij geworden, de vrouwen naast me. Ik vraag me af of iemand van hen haar eigen foto heeft gezien. Of ze, net als ik, bang zijn, denken dat iemand ze observeert, volgt.
Een blonde vrouw valt me op. Ze heeft een vierkante baret op en een mantel om. Ze glimlacht naar de camera en ik meen iets te herkennen. Ik kijk naar de advertenties. Alle gezichten zijn me inmiddels vertrouwd en ik weet precies welke ik zoek.
Daar.
Is het dezelfde vrouw? Ik tik op mijn scherm en de foto wordt een nieuwsbericht – ironisch genoeg van de website van de London Gazette.
POLITIE ONDERZOEKT MOORD OP VROUW IN TURNHAM GREEN
De District Line van West-Londen, denk ik meteen, en ik probeer me de stations voor de geest te halen. Tania Beckett is aan de andere kant van Londen vermoord. Zou er een verband zijn? De vrouw heet Laura Keen en er staan drie foto’s van haar onder het artikel. Een in de mantel van de diploma-uitreiking, tussen twee mensen in die waarschijnlijk haar ouders zijn. De tweede is minder geposeerd; ze lacht en heft een glas naar de camera. Een studentenflat, denk ik te zien aan de lege wijnflessen op de achtergrond en de gekleurde grand foulard die dienstdoet als gordijn. En dan nog een foto die vermoedelijk op haar werk is gemaakt. Ze draagt een bloes en haar haar zit in een paardenstaart. Ik maak de foto wat groter en houd de advertentie naast het scherm.
Ze is het.
Ik probeer er niet bij stil te staan wat dat betekent. Ik markeer de pagina en e-mail het artikel naar mezelf op kantoor, waar ik het kan printen. Ik verander mijn zoekterm naar ‘aanrandingen van vrouwen in Londen’, maar realiseer me dat dat een doodlopende weg is. De beelden op mijn scherm zijn van mannen, niet van vrouwen, en als ik erop klik zijn de vrouwen in de artikelen naam- en gezichtloos. De anonimiteit die bedoeld is om ze te beschermen frustreert mij nu.
Mijn aandacht wordt getrokken door een kop boven een beeld van een beveiligingscamera.
POLITIE ZOEKT DADER AANRANDING IN METRO
Veel details zijn er niet.
Een 26-jarige vrouw uit Fulham Broadway werd in de District Line onzedelijk betast door een man. British Transport heeft de beelden van de beveiligingscamera vrijgegeven bij hun zoektocht naar de man.
Ik kijk naar de advertenties. ‘Is een van jullie dat overkomen?’ Ik vraag het hardop. Het beeld is belachelijk slecht; zo korrelig dat je niet eens kunt zien wat voor kleur haar de man heeft. Zijn eigen moeder zou nog moeite hebben hem te herkennen.
Ik markeer het artikel, want je kunt nooit weten, en staar naar mijn scherm. Dit heeft geen zin. Het is een kaartspelletje met de helft van het spel. Als ik mijn iPad afsluit hoor ik voetstappen op de trap. Ik veeg snel de foto’s bij elkaar, maar door de wind die dat geeft vallen er verscheidene op de grond en als Simon in zijn ogen wrijvend de woonkamer binnenkomt ben ik ze nog aan het oprapen.
‘Ik werd wakker en je was er niet. Wat doe je?’
‘Ik kon niet slapen.’
Simon kijkt naar de advertenties in mijn hand.
‘Uit de London Gazette.’ Ik spreid ze weer uit op het kussen naast me. ‘Er staat er elke dag een in.’
‘Wat wil je ermee?’
‘Ik probeer erachter te komen wat er met de vrouwen uit de advertenties is gebeurd.’ Ik vertel niet de echte reden dat ik zo veel oude nummers van de London Gazette heb gekocht, want als ik het hardop zeg, erken ik dat het echt kan gebeuren. Dat ik op een dag de Gazette opensla en het gezicht van Katie voor me zie.
‘Maar je bent bij de politie geweest – ik dacht dat zij het gingen onderzoeken. Zij hebben inlichtingensystemen; rapporten over misdaad. Als het een seriemoordenaar is, vinden ze het verband.’
‘We kennen het verband: de advertenties.’ Ik klink koppig, maar eigenlijk weet ik dat Simon gelijk heeft. Mijn Nancy Drew-benadering is absurd en zinloos. Het kost me mijn nachtrust en levert niks op.
Behalve Laura Keen, bedenk ik.
Ik zoek tussen de advertenties. ‘Dit meisje,’ zeg ik en ik geef het papiertje aan Simon, ‘is vermoord.’ Ik open de gemarkeerde pagina op mijn iPad en geef die ook aan hem. ‘Dat is ze toch?’
Hij zwijgt een poosje en zijn gezicht vertrekt in de meest potsierlijke uitdrukkingen terwijl hij nadenkt. ‘Denk je? Het zou kunnen, ja. Zelfde type, vind je niet? Ze zijn allemaal…’
Ik begrijp wat hij bedoelt. Laura heeft lang steil, blond haar dat in een nonchalante paardenstaart naar achteren is getrokken. Haar wenkbrauwen zijn scherp afgetekend en haar huid is glad. Zo lopen er duizenden meisjes in Londen rond. Ze kon Tania Beckett zijn. Ze kon Katie zijn. Maar ik weet wie ze is. Ik weet zeker dat haar foto in de advertentie staat.
Simon geeft me de iPad. ‘Ga nog een keer naar de politie als je je zorgen maakt,’ zegt hij. ‘Maar kom nu alsjeblieft naar bed. Het is drie uur ’s nachts en je hebt je slaap nodig. Je bent nog steeds niet helemaal over die griep heen.’
Met tegenzin berg ik de iPad op in de hoes en raap de advertenties bij elkaar. Die laat ik ook in de hoes glijden. Ik ben moe, maar mijn gedachten draaien op volle toeren.
Het wordt al licht wanneer ik in slaap val en als ik rond tienen wakker word voelt mijn hoofd aan alsof het vol watten zit. Mijn oren tuten alsof ik op een plek ben geweest met veel lawaai en door het slaapgebrek struikel ik als ik de douche in stap.
Onze maandelijkse lunch met Melissa en Neil is een traditie sinds Katie, Justin en ik daar zijn komen wonen en Melissa ons uitnodigde voor de zondagse lunch. Ons huis stond vol met dozen – sommige afkomstig uit het huis waarin ik was gaan wonen nadat ik Matt verlaten had, andere kwamen uit de opslag en waren twee jaar niet open geweest. Het witte, schone huis van Melissa leek daardoor reusachtig groot.
Sinds die tijd eten we afwisselend aan de lange glanzende tafel van Melissa en Neil en aan mijn mahoniehouten tafel, die ik omdat hij wiebelt voor een schijntje op de Bermondsey Market heb gekocht. De kinderen moesten van mij aan die tafel hun huiswerk maken en aan één kant staan nog de balpensporen van een boze Justin.
Deze week is het mijn beurt om te koken en ik stuur Simon op wijn uit terwijl ik met de groente begin. Katie pikt een stuk wortel en ik sla haar hand weg. ‘Wil jij even de tafel leegruimen?’
‘Het is Justins beurt.’
‘Ach, schei toch eens uit. Jullie zijn allebei even erg. Doe het dan samen.’ Ik roep Justin en krijg een onverstaanbaar antwoord uit zijn slaapkamer.
‘Tafeldekken!’ roep ik.
Hij komt naar beneden, nog in zijn pyjamabroek en met ontbloot bovenlijf.
‘Het is al na twaalven, Justin, je wilt toch niet zeggen dat je de hele ochtend hebt geslapen?’
‘Laat me alsjeblieft, mam, ik heb de hele week gewerkt.’
Ach, hij heeft gelijk. Melissa laat hem veel uren maken in het café, maar hij lijkt erop te gedijen. Wat een beetje verantwoordelijkheid kan bewerkstelligen – al vermoed ik dat de stapels bankbiljetten er ook iets mee te maken hebben.
De eetkamer is eigenlijk geen echte kamer, maar een ruimte die van de woonkamer is afgescheiden door een boog. Veel buren hebben de muur naar de keuken eruit gebroken of uitgebouwd, zoals Melissa en Neil, maar we moeten nog steeds met het eten door de gang en de woonkamer, wat je aan het tapijt duidelijk kunt zien. De uitgebreide lunch om de maand is de enige keer dat dat de moeite waard is en tegenwoordig het enige moment waarop de tafel wordt leeggeruimd.
‘Pas op met die dossiers,’ zeg ik tegen Justin als ik binnen kom lopen met het bestek en zie dat hij een stapel papier op het dressoir mikt. Hoewel het een rommeltje lijkt in de eetkamer, zorg ik dat alle papieren geordend zijn op verschillende stapels. Twee stapels van de boekhouding van Melissa, met nota’s en rekeningen, en de boeken van Hallow & Reed, met de eindeloze bonnetjes van Graham voor lunches en taxiritjes. ‘Er moet nog een stoel gehaald worden uit Simons kamer,’ zeg ik tegen hem.
Hij staat stil en kijkt me aan. ‘Dus het is nu “Simons kamer”?’
Voor Simon bij ons introk was er sprake van dat Justin de zolder zou krijgen als zitkamer. Een plek voor zijn PlayStation en misschien een bank. Hij werd te oud om met zijn vrienden op zijn eenpersoonsbed te zitten als ze bij hem kwamen; hij had een meer volwassen ruimte nodig.
‘Van zolder dan. Je begrijpt me toch wel.’
Het was niet mijn bedoeling geweest de zolder aan Simon te geven. De kinderen hadden niet veel gezegd toen ik ze had verteld dat ik graag wilde dat Simon bij ons kwam wonen en die stilte had ik in mijn naïviteit beschouwd als instemming. Pas toen Simon hier woonde begonnen de ruzies. Hij had niet veel meubels bij zich, maar wat hij had was van goede kwaliteit en het leek onredelijk om te zeggen dat daar geen plaats voor was. We stalden het op zolder tot we wisten wat we ermee wilden. Het leek mij een goed idee Simon een eigen kamer te geven; dat creëerde wat afstand tussen hem en Justin en bood mij en de kinderen de gelegenheid zo nu en dan ongestoord televisie te kijken.
‘Ga nou maar een stoel halen,’ zeg ik.
Gisteravond, toen ik met eten voor een heel weeshuis terugkwam van boodschappen doen, vertelde Katie me dat ze niet thuis zou zijn voor de lunch.
‘Maar het is onze speciale lunch!’
Ze heeft er nog nooit een gemist. Justin ook niet, zelfs niet toen de PlayStation en zijn vrienden belangrijker waren dan zijn familie.
‘Ik heb met Isaac afgesproken.’
Het gaat gebeuren, dacht ik. Ze gaat ons verlaten. ‘Nodig hem ook uit.’
‘Voor een lunch met het gezin?’ Katie snoof. ‘Nee, dank je.’
‘Dat is het niet. Melissa en Neil zijn er ook. Het is leuk.’
Ze leek niet overtuigd.
‘Ik zal hem niet op zijn huid zitten. Ik beloof het.’
‘Goed,’ zei ze. ‘Maar hij wil vast niet.’
‘Heerlijk vlees, mevrouw Walker.’
‘Zeg toch Zoë,’ zeg ik voor de derde keer. Qua leeftijd zit je dichter bij mij dan bij mijn dochter, zou ik eraan willen toevoegen.
Isaac zit tussen Katie en Melissa.
‘Bof ik even, zo tussen twee schoonheden,’ zei hij toen ze gingen zitten en meteen kreeg ik de neiging om, als een puber, te faken dat ik moest kokhalzen. Katie laat zich toch niet inpakken door die malligheid?
Katie kijkt echter naar hem op alsof hij zo van de catwalk komt.
‘Hoe gaat het met de repetities?’ vraagt Melissa.
Ik kijk haar dankbaar aan. Door de aanwezigheid van een vreemde is de sfeer geforceerd en hoe vaak kun je vragen of iedereen de saus lekker vindt?
‘Heel goed. Het is opmerkelijk hoe snel Katie zich heeft aangepast als je bedenkt dat ze er pas zo laat bij is gekomen. Zaterdag hebben we generale, jullie moeten allemaal komen.’ Met zijn vork zwaait hij de tafel rond. ‘Het is heel fijn om daar echt publiek bij te hebben.’
‘Dat zouden we enig vinden,’ zegt Simon.
‘Kan mijn vader ook komen?’ vraagt Katie en ik voel dat Simon naast me verstijft.
‘Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Maar jullie moeten wel beloven dat we geen boegeroep krijgen.’ Hij grinnikt en iedereen lacht beleefd.
Ik kan niet wachten tot we uitgegeten zijn en Katie en Isaac weggaan. Dan kan ik Melissa vragen wat ze van hem vindt.
Ze kijkt hem enigszins geamuseerd aan, maar uit haar uitdrukking kan ik niets opmaken.
‘Hoe is het met je detectivewerk, Zoë?’
Neil is gefascineerd door de foto’s in de Gazette. Elke keer dat ik hem zie vraagt hij of er al ontwikkelingen zijn; of de politie al iets verder is gekomen met die advertenties.
‘Detectivewerk?’
Ik heb geen zin om het er met Isaac over te hebben, maar voor ik iets kan zeggen heeft Katie hem alles verteld. Over de advertenties, mijn foto, de moord op Tania Beckett.
Ik vind het vreselijk als ik zie dat hij helemaal opleeft, alsof ze hem over een nieuwe film of een net verschenen boek vertelt in plaats van over het echte leven. Mijn leven.
‘En ze heeft er nog een gevonden. Hoe heet die nieuwe ook alweer, mama?’
‘Laura Keen,’ zeg ik zacht. Ik zie in gedachten de foto die van Laura is gemaakt bij haar diploma-uitreiking en vraag me af waar het origineel zich bevindt. Staat die op het bureau van de journalist die het artikel heeft geschreven of alweer op de schoorsteenmantel in het huis van haar ouders? Misschien hebben ze hem plat neergelegd, omdat ze er niet tegen kunnen hem elke keer dat ze erlangs lopen te zien staan.
‘Hoe denk je dat ze aan je foto zijn gekomen?’ vraagt Isaac, die mijn gebrek aan enthousiasme om erover te praten kennelijk niet oppikt.
Het verbaast me dat Katie hem aanmoedigt en gooi het er maar op dat ze indruk wil maken.
Neil en Simon eten zwijgend verder, Melissa werpt me steelse blikken toe om te kijken of het wel goed met me gaat.
‘Wie zal het zeggen?’ Ik probeer onverschillig te klinken, maar mijn vingers voelen onhandig aan en mijn mes klettert op mijn bord.
Simon duwt zijn lege bord van zich af, leunt achterover en legt een arm op mijn stoel. In de ogen van de anderen gaat hij gemakkelijk zitten, maar ik voel zijn duim geruststellende rondjes draaien over mijn schouderblad.
‘Facebook,’ zegt Neil met een overtuiging die me verbaast. ‘Het is altijd van Facebook; de meeste identiteitsfraude wordt tegenwoordig gepleegd met namen en foto’s van de sociale media.’
‘De vloek van de moderne tijd,’ zegt Simon. ‘Voor welke firma werkte je ook weer een paar maanden geleden? Die effectenmakelaar?’
Neil kijkt verbaasd, maar dan schiet hij in de lach. ‘Ze huurden mij in om bewijs te verzamelen tegen iemand die handelde met voorkennis, maar terwijl ik daar was hielden ze een soort initiatie voor een nieuwe vrouwelijke bankier. Net als in The Wolf of Wall Street. Ze hadden een Facebook-groep – ze stuurden elkaar privéberichten om te beslissen wat ze nu weer met haar zouden uithalen.’
‘Wat erg,’ zegt Isaac, maar zijn ogen houden geen gelijke tred met zijn mond. Ze schitteren geïnteresseerd. Hij ziet me kijken en leest mijn gedachten. ‘Je vindt me een aasgier. Sorry, beroepsdeformatie, vrees ik. Ik probeer me altijd voor te stellen hoe iets er op toneel uit zou zien en dat – dat zou werkelijk bizar zijn.’
De eetlust is me vergaan en ik leg mijn mes en vork neer. ‘Ik kom bijna nooit op Facebook. Ik heb alleen een account aangemaakt om in contact te blijven met de familie.’ Mijn zus Sarah woont in Nieuw-Zeeland met haar gebruinde, atletische echtgenoot en twee perfecte kinderen, die ik pas één keer heb gezien. De een is jurist en de ander werkt met gehandicapte kinderen. Het verbaast me niet dat de kinderen van Sarah het zo goed doen; zij was vroeger altijd de lieveling. Mijn ouders zeiden het niet, maar ik zag het in hun blik: Waarom ben je niet wat meer zoals je zus?
Sarah hield van leren; hielp met klusjes in huis. Ze zette nooit haar muziek heel hard en sliep in het weekend geen gat in de dag. Sarah maakte haar school af, had hoge cijfers en werd toegelaten tot een secretaresseopleiding. Zij moest niet stoppen met school omdat ze zwanger was. Soms vraag ik me af wat er gebeurd zou zijn als dat wel was gebeurd; of mijn ouders voor haar net zo streng waren geweest als voor mij.
‘Pak je spullen maar,’ zei mijn vader toen ze erachter kwamen. Mijn moeder barstte in tranen uit, maar of dat was vanwege de baby of omdat ik wegging heb ik nooit geweten.
‘Je zou ervan staan te kijken wat je allemaal van Facebook kunt halen,’ zegt Isaac. Hij pakt zijn telefoon – een slanke iPhone 6s – en veegt handig over het schermpje.
Iedereen kijkt toe alsof hij een goochelaar is.
Hij draait me het scherm toe en ik zie het blauw en wit van Facebook. Mijn naam staat in het zoekvenster en daaronder rijen Zoë Walkers, allemaal met een fotootje. ‘Welke ben jij?’ vraagt hij en hij scrolt erdoorheen. Hij tikt door naar de tweede pagina.
‘Daar.’ Ik wijs. ‘Daar, de derde van onderen. Met die kat.’ Het is een foto van Biscuit, die op de oprit in de zon zit. ‘Zie je wel!’ roep ik triomfantelijk. ‘Ik heb niet eens een foto van mezelf op mijn profiel. Ik ben op mijn privacy gesteld.’ In tegenstelling tot mijn kinderen, denk ik, die hun hele leven tentoonstellen op Instagram of Snapchat of hoe het snoepje van de maand ook heten mag. Katie neemt de hele dag selfies, ze tuit haar lippen alle kanten op en zoekt dan eindeloos lang naar het filter dat haar het meest flatteert.
Isaac opent mijn pagina. Ik weet niet wat ik verwachtte, maar niet mijn hele Facebook-profiel.
Vijftigduizend pond per jaar en dan nog vinden dat je moet kunnen staken? Ik wil meteen wel ruilen met de machinist!
Zit vast in de trein… ALWEER. Godzijdank is er wifi.
6??! Kom op Len, dat was minstens een 8 waard!!
‘Dat ging over Strictly Come Dancing,’ leg ik uit, beschaamd dat mijn leven wordt teruggebracht tot posts over televisieprogramma’s en forensendrama’s. Het gemak waarmee hij zich toegang heeft verschaft tot mijn account is schokkend. ‘Hoe ben je zo snel binnengekomen alsof je mij bent?’
Isaac lacht. ‘Dat heb ik niet gedaan. Dit kan iedereen zien die op je profiel klikt.’ Hij ziet mijn verschrikte gezicht. ‘Je privacyinstellingen staan helemaal open.’ Om het te bewijzen klikt hij op Info en mijn e-mailadres verschijnt in beeld, waar de hele wereld het kan zien. Gestudeerd aan Peckham Comprehensive, staat er, alsof dat iets is om trots op te zijn. Gewerkt bij Tesco. Half en half verwacht ik nog te zien: Op haar zeventiende zwanger geworden.
‘Mijn hemel, dat wist ik niet.’ Vaag herinner ik me dat ik al die dingen invulde: welke baantjes ik had gehad, films die ik mooi vind en boeken die ik heb gelezen, maar ik dacht dat het alleen voor mezelf was. Een soort onlinedagboek.
‘Wat ik probeer duidelijk te maken,’ zegt Isaac en hij klikt nog een keer, dit keer op Foto’s met Zoë, ‘is dat als iemand een foto van jou wil hebben, hij ze voor het uitzoeken heeft.’ Hij scrolt door tientallen foto’s, waarvan ik de meeste zelf nooit heb gezien.
‘Maar die heb ik niet geplaatst!’ Ik zie een foto van mezelf van achteren, op een barbecue bij Melissa en Neil vorig jaar zomer. Is mijn achterwerk echt zo enorm of is de foto onder een ongunstige hoek genomen, vraag ik me af.
‘Je vrienden wel. Al deze foto’s’ – het zijn er tientallen – ‘zijn door andere mensen geplaatst, maar ze hebben jou getagd. Je kunt jezelf wel onttaggen, maar wat je beter kunt doen is de privacyinstellingen aanpassen. Als je wil kan ik je daarbij wel helpen.’
‘Nee, ik zoek het wel uit.’ Ik schaam me zo dat ik kortaf reageer en ik dwing mezelf hem te bedanken. ‘Is iedereen uitgegeten? Katie, lieverd, help je me even afruimen?’
Iedereen stapelt borden op elkaar en brengt spullen naar de keuken toe en Simon knijpt even in mijn hand voor hij weinig subtiel van onderwerp verandert.
Als ze allemaal weg zijn zit ik met een kop thee in de keuken. Simon en Katie kijken naar een zwart-witfilm en Justin is naar een vriend. Het is stil in huis en ik open Facebook op mijn telefoon met het gevoel dat ik iets verkeerds doe. Ik kijk naar de foto’s en herken het album dat Isaac me heeft laten zien op zijn telefoon. Langzaam scrol ik erdoorheen. Sommige foto’s zijn helemaal niet van mij en ten slotte zie ik dat ik ook getagd ben in foto’s van Katie en heel oude schoolfoto’s. Melissa heeft mij en een heleboel andere vriendinnen getagd in een foto van haar eigen benen, vorig jaar bij het zwembad.
Jaloers, meisjes? staat erbij.
Het duurt even, maar dan vind ik hem. De foto uit de advertentie. Ik zucht diep. Ik wist wel dat ik niet gek was. Ik wist wel dat ik het was. Facebook vertelt me dat het een foto is van Matt en hij is van drie jaar geleden. Als ik de link verder volg zie ik een stuk of twintig, dertig foto’s die na de bruiloft van mijn nichtje tegelijk zijn geplaatst. Daarom had ik mijn bril dus niet op.
Het is eigenlijk een foto van Katie. Ze zit naast me aan tafel en lacht, met haar hoofd een beetje scheef naar de camera. Ik kijk meer naar haar dan in de lens. De foto van de advertentie is een zorgvuldige uitsnede en het grootste deel van de jurk, die ik meteen herkend zou hebben als een van mijn weinige feestjurken, is eraf gehaald.
Ik stel me voor dat iemand – een onbekende – door mijn foto’s scrolt en naar mij kijkt in mijn deftige jurk, naar mijn dochter, mijn familie. De rillingen lopen over mijn rug. Het valt niet mee de privacyinstellingen waar Isaac het over had te vinden, maar uiteindelijk lukt het. Systematisch sluit ik alle gebieden van mijn account af; foto’s, berichten, tags. Ik ben nog niet klaar of er verschijnt een rood rondje boven aan mijn scherm. Ik klik erop.
Vriendschapsverzoeken: Isaac Gunn. 1 gemeenschappelijke vriend
Ik staar er een paar tellen naar en druk dan op verzoek verwijderen.