4

Kelly trok het elastiekje van haar pols over haar hand en bond haar haar op. Het was eigenlijk te kort; de consequentie van een bezoek aan de kapper in augustus, toen er twee weken een hittegolf heerste en het een goed idee leek haar dikke haar, dat al sinds haar studententijd tot op haar middel hing, af te knippen. Er kwamen meteen twee plukken naar voren vallen. De arrestatie van Carl Bayliss had uiteindelijk twee uur gekost, omdat bleek dat hij niet alleen was weggebleven bij de rechtszaak, maar ook werd gezocht in verband met paar diefstalletjes. Kelly gaapte. Ze was inmiddels bijna over haar honger heen, al had ze bij thuiskomst hoopvol een blik de keuken in geworpen want je kon nooit weten. Niets. Ze had toch de kebab moeten gaan halen. Ze roosterde een paar boterhammen en nam ze mee naar haar kamer op de benedenverdieping. Het was een grote vierkante kamer met een hoog plafond en witte muren boven de gipsen sierlijst. Eronder had Kelly de muren lichtgrijs geschilderd en de versleten vloerbedekking had ze bedekt met twee grote kleden die ze op een veiling had gekocht. De rest van de inrichting – het bed, het bureau en de rode stoel waarop ze nu zat – kwam bij Ikea vandaan. De moderne lijnen vormden een contrast met de ronde erker waarin haar bed stond.

Ze bladerde door de Metro die ze onderweg had opgepikt. Veel van Kelly’s collega’s keurden de plaatselijke krantjes geen blik waardig – het is al erg genoeg dat we de ellendelingen aan het werk zien, dat hoef ik niet ook nog mee naar huis te nemen – maar Kelly kon er geen genoeg van krijgen. Over haar iPhone rolde voortdurend het laatste nieuws en wanneer ze op bezoek was bij haar ouders, die na hun pensionering vanuit Londen naar Kent waren verhuisd, vond ze het heerlijk om de dorpsroddels te lezen naast verzoeken om bestuursleden en klachten over vuil en hondenpoep op straat.

Ze vond wat ze zocht op de vijfde pagina, breed uitgemeten over twee bladzijden onder de kop MISDAAD IN ONDERGRONDSE NEEMT HAND OVER HAND TOE. Na een recordaantal aangiftes van seksuele intimidatie, gewelddadige overvallen en diefstal stelt de gemeente een onderzoek in naar criminaliteit in het openbaar vervoer.

Het artikel begon met een paragraaf vol schrikbarende statistieken – voldoende om nooit meer in de ondergrondse te stappen, dacht Kelly – en ging verder met een aantal studies naar de meest voorkomende overtredingen in het openbaarvervoernetwerk van Londen. Kelly keek naar het stuk over agressieve overvallen, geïllustreerd met een foto van een jongen bij wie boven zijn slaap een duidelijk patroon in zijn haar geschoren was. Het rechteroog van de tiener was bijna niet meer te zien door een enorme bloeduitstorting, waardoor hij er bijna mismaakt uitzag.

De gewelddadige aanval op Kyle Matthews was zonder enige provocatie, stond eronder.

Dat moest je met een korreltje zout nemen, dacht Kelly. Natuurlijk, ze kende Kyle niet, maar het symbool dat in zijn haar stond wel, en ‘zonder provocatie’ was niet een term de geassocieerd werd met mensen die dat symbool droegen. Maar goed, hij verdiende het voordeel van de twijfel.

De foto die het deel over seksuele vergrijpen illustreerde was vaag; een nauwelijks zichtbaar profiel van een vrouw. Er stond onder dat de namen en de foto niet hoorden bij het verhaal.

Ongevraagd verscheen er een ander artikel in het hoofd van Kelly. Een andere stad, een andere vrouw, maar dezelfde kop.

Ze slikte moeilijk, keek naar het laatste onderzoek en glimlachte om het gezicht van de vrouw op de foto.

‘Ik hoef toch niet met zo’n treurig gezicht in de krant zoals ze altijd in de Daily Mail staan, of wel?’ had Cathy Tanning aan de fotograaf gevraagd.

‘Natuurlijk niet,’ had hij opgewekt geantwoord. ‘Ik wil een treurig gezicht zoals ze altijd in de Metro staan: treurnis met een flinke dosis verontwaardiging. Zet je handtas op je schoot en probeer te kijken alsof je thuiskomt en je man in bed vindt met de glazenwasser.’

De woordvoerder van British Transport Police was verhinderd dus Kelly had aangeboden zich over Cathy te ontfermen tijdens het interview, wat de vrouw met beide handen had aangegrepen.

‘Je bent fantastisch,’ had ze tegen Kelly gezegd, ‘het is het minste wat ik kan doen.’

‘Laat die complimentjes nog maar zitten tot we de vent hebben die je sleutels heeft gestolen,’ had Kelly gezegd, al dacht ze dat de kans dat dat zou gebeuren erg klein was. Ze zat pas net een maand bij de Dip Squad, die zich focuste op zakkenrollers, toen deze zaak zich aandiende en ze mocht Cathy Tanning meteen.

‘Het is mijn eigen schuld,’ had de vrouw gezegd zodra Kelly zich had voorgesteld. ‘Ik maak zulke lange dagen en moet zo’n eind om thuis te komen dat ik de verleiding om een dutje te doen niet kan weerstaan. Ik had niet verwacht dat iemand er misbruik van zou maken.’

Kelly vond dat Cathy nog geluk had gehad. De dader had haar tas doorzocht terwijl zij tegen de wand van het rijtuig leunde, diep in slaap. Hij had haar portefeuille, die in een apart ritsvak zat, niet gevonden, net zomin als haar telefoon, die in een ander vak zat. In plaats daarvan had hij haar sleutelbos meegenomen.

‘Jij kunt er niks aan doen,’ had Kelly haar verzekerd. ‘Je hebt het recht even te slapen op weg naar huis.’ Kelly had het proces-verbaal opgesteld en de beelden van de bewakingscamera opgevraagd. Later die dag, toen ze door de persvoorlichter werd gebeld, leek Cathy de aangewezen kandidaat voor een artikel over criminaliteit in het openbaar vervoer. Kelly zocht naar haar eigen bijdrage en zag dat ze hoofdagent werd genoemd in plaats van gewoon politieagent. Daar zouden een paar mensen op het werk heel chagrijnig van worden.

Cathy is een van de honderden forensen en toeristen die elk jaar ten prooi vallen aan dieven en zakkenrollers. We willen reizigers op het hart drukken oplettend te zijn en verdachte dingen te melden bij een agent van British Transport.

Kelly knipte het artikeltje uit voor Cathy en stuurt haar een berichtje om haar nogmaals te bedanken voor de medewerking. Haar werktelefoon stond uit en lag op het werk in de kast, maar ze had haar privénummer opgeschreven voor het geval Cathy haar nodig had.

Kelly was nog gedeeltelijk in uniform – een eigen vest over de witte bloes, zonder das of epauletten – en ze bukte zich om haar veters los te trekken. Een paar schoolvriendinnen gingen stappen en hadden gevraagd of ze meeging, maar ze moest om vijf uur weer op en een vrijdagavond uit zonder drank was ook niks. Geroosterd brood, Netflix en naar bed, dacht ze. Rock-’n-roll.

De telefoon ging en haar gezicht klaarde op toen ze de naam van haar zus zag verschijnen.

‘Hé, hoe gaat het met je? Ik heb je al een eeuwigheid niet gesproken.’

‘Sorry, je weet hoe die dingen gaan. Hoor eens, ik heb een geweldig idee voor mama voor Kerstmis, maar het is meer dan we normaal uitgeven dus ik vroeg me af of je ook mee wil doen.’

‘Natuurlijk. Wat is het?’ Kelly schopte een schoen uit en luisterde met een half oor naar het relaas van haar tweelingzusje over een vaas die ze op een kunstmarkt had gezien. Het was half november en Kerstmis was nog weken weg. Kelly vermoedde dat ze geboren was zonder het winkelgen en wachtte altijd tot het laatste moment. Stiekem genoot ze van de koortsachtige sfeer van kerstavond in de winkelcentra, gevuld met paniekerige mannen op jacht naar veel te duur parfum en lingerie.

‘Hoe gaat het met de jongens?’ vroeg ze toen duidelijk werd dat Lexi de verlanglijstjes van de rest van de familie ook nog wilde bespreken.

‘Heel goed. Nou ja, lastpakken zijn het natuurlijk, maar heerlijke knullen. Alfie doet het goed op school en Fergus vermaakt zich nog uitstekend op de peuterspeelzaal, tenminste, als ik afga op zijn kleren aan het eind van de dag.’

Kelly schoot in de lach. ‘Ik mis ze.’

Lexi en haar man Stuart woonden in St.-Albans, wat niet zo ver weg was, maar Kelly zag ze minder vaak dan ze zou willen.

‘Kom dan hierheen!’

‘Dat doe ik, ik beloof het, zodra ik een keer vrij heb. Ik zal mijn rooster bekijken en dan stuur ik je een paar data. Misschien een keer lunchen op zondag?’ Lexi’s zondagse lunch was legendarisch. ‘Ik geloof dat ik begin december een paar dagen achter elkaar vrij heb. Mag ik dan bij jou komen instorten?’

‘Geweldig. De jongens zijn altijd blij als je komt. Alleen niet de derde, dan heb ik een reünie.’

Door de aarzeling en opzettelijk onverschillige toon van Lexi wist Kelly precies om wat voor reünie het ging.

‘In Durham?’

Het bleef stil aan de andere kant en in gedachten zag Kelly haar zusje knikken en haar kin naar voren steken, zoals ze altijd deed wanneer ze tegenspraak verwachtte.

‘De lichting van 2005,’ zei Lexi opgewekt, ‘ik denk dat ik de helft maar herken. Met Abbie en Dan heb ik natuurlijk nog contact en af en toe zie ik Moshy. Niet te geloven dat het al tien jaar is, het lijkt wel tien minuten. Weet je –’

‘Lexi!’

Haar zusje zweeg en Kelly zocht naar de juiste woorden.

‘Weet je zeker dat dat wel een goed idee is? Zal het niet…’ ze kneep haar ogen samen en wenste dat ze nu bij haar zusje was, ‘alles weer oprakelen?’ Ze zat op het puntje van haar stoel en wachtte op het antwoord van haar zusje. Even beroerde ze het halve hartje dat aan een zilveren kettinkje om haar hals hing en vroeg zich af of Lexi het ook nog droeg. Ze hadden het die herfst gekocht, vlak voor ze naar de universiteit gingen. Kelly naar Brighton en Lexi naar Durham. Het was sinds hun geboorte de eerste keer dat ze langer dan een paar nachten van elkaar gescheiden werden.

Toen Lexi eindelijk antwoord gaf, was het op de afgemeten toon waarop ze wel vaker tegen haar zusje sprak. ‘Er valt niks op te rakelen, Kelly. Wat gebeurd is, is gebeurd. Dat kan ik niet veranderen, maar het definieert me niet.’ Lexi was altijd de rustige, verstandige geweest. In theorie waren de zusjes gelijk, maar niemand had ooit moeite gehad ze uit elkaar te houden. Ze hadden dezelfde vierkante kin, smalle neus en donkerbruine ogen, maar naast het ontspannen en meegaande gezicht van Lexi was dat van Kelly altijd gespannen en ongeduldig geweest. Ze hadden als kind vaak geprobeerd van plaats te ruilen, maar mensen die ze een beetje kenden trapten er niet in.

‘Waarom zou ik niet terugdenken aan de fijne dingen die ik op de universiteit heb meegemaakt?’ vroeg Lexi. ‘Waarom zou ik niet over de campus kunnen lopen met de rest van mijn vrienden en vriendinnen en terugdenken aan de feesten die we hebben gevierd, aan de colleges en de stomme grappen die we met elkaar uithaalden?’

‘Maar –’

‘Nee, Kelly. Als ik daarna weg was gegaan – naar een andere universiteit was gegaan zoals jij en mama wilden – zou hij hebben gewonnen. En als ik niet naar die reünie ga omdat ik bang ben voor de herinneringen die boven kunnen komen wint hij weer.’

Kelly merkte dat ze zat te beven. Ze plantte haar voeten recht op de grond en drukte met haar onderarm op haar knieën om ze stil te houden. ‘Volgens mij ben je niet wijs. Ik zou er niet meer in de buurt willen komen.’

‘Maar je bent mij niet, of wel?’ Lexi ademde geërgerd uit en deed geen moeite haar frustratie te verbergen. ‘Je zou denken dat het jou is overkomen en niet mij.’

Kelly zweeg. Hoe kon ze Lexi uitleggen dat het zo had gevoeld, zonder te impliceren dat ze net zo getraumatiseerd was als Lexi? Ze dacht aan de workshop op de politieacademie van de afdeling Arbeid en Gezondheid. Ze hadden een zaak bekeken van een kettingbotsing op de M25 met tientallen gewonden en zes doden. Welke mensen hadden last gekregen van posttraumatisch stresssyndroom? De coach had ze ernaar laten raden. De verkeerspolitie, die als eerste ter plaatse was? De hulpverlener die de moeder van twee overleden kinderen had getroost? De vrachtwagenchauffeur die door gebrek aan concentratie de botsing veroorzaakt had?

Geen van allen.

Het was de agent die geen dienst had en die tijdens zijn dagelijkse rondje hardlopen over een brug kwam en het had zien gebeuren, die opgebeld had naar de meldkamer met essentiële informatie, maar niet in staat was geweest het drama te voorkomen. Hij had PTSS ontwikkeld. Degene die zichzelf de schuld gaf omdat hij niet meer had kunnen doen. Hij werd om gezondheidsredenen afgekeurd; hij raakte geïsoleerd. De toeschouwer.

‘Het spijt me,’ zei ze. Ze hoorde Lexi zuchten.

‘Het geeft niet.’

Maar het gaf wel en dat wisten ze allebei, maar geen van beiden wilde er ruzie over krijgen. Bij hun volgende gesprek zou Lexi het over Kerstmis hebben en Kelly zou vertellen hoe ze het naar haar zin had op haar werk en ze zouden allebei doen of er geen vuiltje aan de lucht was.

Zoals ze al tien jaar deden.

‘Hoe gaat het op je werk?’ vroeg Lexi, alsof ze Kelly’s gedachten gelezen had.

‘Goed, z’n gangetje, je weet wel.’ Ze probeerde opgewekt te klinken, maar Lexi trapte er niet in.

‘O, Kel, je bent aan iets nieuws toe. Heb je er nog over nagedacht om opnieuw te solliciteren bij een speciale eenheid? Ze kunnen het je toch niet de rest van je leven blijven nadragen?’

Daar was Kelly niet van overtuigd. Haar vertrek vier jaar geleden bij de zedenpolitie van British Transport was ongemakkelijk en snel verlopen. Ze had negen maanden in de ziektewet gelopen en toen ze terugkwam werd haar een schone lei aangeboden, maar eigenlijk was haar nieuwe functie een strafmaatregel. Kelly had zich met hart en ziel op de wisselende diensten gegooid en was al snel een van de meest gerespecteerde leden van het wijkteam. Ze maakte zichzelf wijs dat ze door en door een straatagent was, terwijl ze er dagelijks naar snakte weer serieus onderzoek te doen.

‘De opdracht die je net hebt gedaan moet hebben uitgemaakt,’ hield Lexi aan. ‘Je chefs hebben toch kunnen zien dat je niet meer…’ Ze zweeg abrupt, duidelijk onzeker hoe ze de tijd die Kelly thuis was geweest, niet in staat haar huis te verlaten zonder het Spaans benauwd te krijgen, moest samenvatten.

‘Ik zit daar goed,’ zei Kelly kortaf. ‘Ik moet ophangen, er is iemand aan de deur.’

‘Kom je ons gauw opzoeken – beloof je dat?’

‘Ik beloof het. Ik hou van je, zusje.’

‘En ik van jou.’

Kelly verbrak de verbinding en zuchtte. Ze had genoten van haar drie maanden bij de Dip Squad, de eenheid tegen zakkenrollers in de ondergrondse. Het ging er niet om dat ze in haar eigen kleding liep, al was het een welkome afwisseling na vier jaar in uniform – het was het gevoel dat haar werk ertoe deed, dat ze de golf van misdaad waaronder zo veel mensen leden had weten in te dammen. Sinds Kelly bij de politie werkte waren er steeds meer specialistische teams in het leven geroepen. Alle ernstige delicten werden behandeld door zo’n team, zodat het wijkteam zich alleen nog bezighield met overtredingen en asociaal gedrag. Kelly was nu een week terug in uniform en op de arrestatie van Carl Bayliss na had ze alleen maar jongetjes die met hun voeten op de bank zaten en de gebruikelijke dronkenlappen die op vrijdagavond probeerden te reizen zonder te betalen in de kraag gegrepen. Kon ze terug naar een speciale eenheid? Kelly dacht van wel, maar toen ze er tegen de inspecteur over was begonnen, had ze een kort en duidelijk antwoord gekregen.

‘In dit werk hebben de mensen een uitstekend geheugen, Kelly. Je wordt gezien als te risicovol.’ Als troost had hij haar bij de eenheid tegen zakkenrollers ingedeeld, iets beter dan wijkagent, maar zonder het risico van emotionele betrokkenheid. Het was bedoeld om Kelly tevreden te stellen, maar het had haar alleen maar met de neus gedrukt op wat ze miste.

Lexi had gelijk. Ze moest verder.