In een koffiebar hoor je van alles.

Ik stel me voor dat het werk in een druk café net zoiets is als werken als barman of kapster. We zien de hoogte- en dieptepunten van het leven terug in het gezicht van onze klanten; horen flarden van gesprekken tussen vrienden. We hebben profijt van jullie bonussen – een lunch die wordt betaald met nieuwe briefjes van twintig; een pond dat nonchalant op tafel wordt gegooid – en we accepteren de consequenties van een slechte maand, als je het wisselgeld voor een kleintje koffie uit moet tellen en de fooienpot op de toonbank negeert.

Een café biedt een uitgelezen kans om grote sommen geld te verplaatsen. Wie controleert hoeveel mensen er zijn geweest? Onzichtbare klanten kunnen nog steeds hun rekening betalen. Geld komt zwart binnen en verlaat het pand weer wit.

In de loop der tijd worden de vaste klanten loslippig. We kennen jullie geheimen, jullie ambities, jullie bankgegevens. Losse klanten nemen ons in vertrouwen. De formica bar fungeert als bank bij de psychiater. Jullie praten, wij luisteren.

Het is de perfecte bron voor meer meisjes en – zo nu en dan – meer klanten. Een kaartje dat je in de jaszak laat glijden van een man die aan het profiel voldoet. Een man die zich al heeft bewezen door zijn schunnige opmerking tegen het meisje achter de kassa; wiens krijtstreep en bretels zeggen dat hij rijk is. Een man die later de uitnodiging op het kaartje uit zijn jaszak leest en zich gevleid genoeg voelt om een kijkje te nemen.

Een club met exclusieve leden. De beste meisjes.

Toegang tot een service die hij nergens anders in de stad kan krijgen.

Toegang tot jou.