3
Crystal Palace is het eindstation van mijn trein. Anders was ik op mijn stoel blijven zitten staren naar de advertentie in de hoop te begrijpen wat er aan de hand is. Nu ben ik de laatste die uitstapt.
De hoosbui is afgenomen tot een miezerregentje, maar ik ben het station amper uit als de krant in mijn handen doorweekt is en inktsporen op mijn handen achterlaat. Het is donker, maar de straatlantaarns branden en door de vele neonreclames van de afhaalrestaurants en telefoonwinkels in Anerley Road kan ik alles duidelijk zien. Aan de lantaarnpalen hangt opzichtige feestverlichting te wachten tot een derderangs tv-ster die van het weekend met veel vertoon zal aanzetten, maar ik vind het te vroeg en te warm om al aan de kerstdagen te denken.
Terwijl ik naar huis loop kijk ik naar de advertentie en bekommer me niet om de regen, waardoor mijn pony tegen mijn voorhoofd plakt. Misschien ben ik het helemaal niet, misschien heb ik een dubbelganger. Ik ben geen voor de hand liggende keus als het om een premiumchatbox gaat. Je zou denken dat ze dan iemand namen die jonger is en aantrekkelijker. Geen vrouw van middelbare leeftijd met volwassen kinderen en een zwembandje. Ik schiet bijna in de lach. Ik weet dat op elk potje een deksel past, maar zo’n advertentie heeft wel een héél kleine doelgroep.
Tussen de Poolse supermarkt en de sleutelspecialist is Melissa’s café. Een van Melissa’s cafés, verbeter ik mezelf. Het andere is in een zijstraat van Covent Garden, waar de vaste lunchklanten van tevoren opbellen en hun favoriete sandwich bestellen zodat ze niet in de rij hoeven te staan en de toeristen bij de deur aarzelen en zich afvragen of de panini het wachten waard zal zijn. Je zou denken dat in Covent Garden je kostje gekocht is, maar de hoge kosten betekenen dat ze in de vijf jaar dat ze nu open zijn hebben moeten ploeteren om het hoofd boven water te houden. Dit daarentegen, met de verveloze pui en onwaarschijnlijke buren, is een goudmijn. Al jaren wordt hier veel winst gemaakt, lang voor Melissa het overnam en haar naam boven de deur zette; een van die geheime plekjes die nu en dan in een stadsgids verschijnen. Het lekkerste ontbijt in Zuid-Londen, staat er in een kopietje van een krantenartikel dat met plakband op de deur zit.
Ik blijf een poosje aan de overkant staan zodat ik kan kijken zonder gezien te worden. De randen van het raam zijn beslagen, zoals een softfocusfoto uit de jaren tachtig. Binnen veegt een man de binnenkant van de perspex uitstalkast schoon. Zijn schort heeft hij dubbelgevouwen en draagt hij op de Parijse manier om zijn middel gebonden in plaats van om zijn hals. Met zijn zwarte T-shirt en haardos alsof hij net uit bed is gestapt ziet hij er veel te cool uit om in een café te werken. Knap? Ik weet dat ik bevooroordeeld ben, maar ik vind van wel.
Ik steek over en kijk goed uit voor fietsen als een buschauffeur gebaart dat ik mag oversteken. De deurbel klingelt en Justin kijkt op.
‘Hoi, mam.’
‘Dag, lieverd.’ Ik kijk of ik Melissa zie. ‘Ben je alleen?’
‘Ze is in Covent Garden. De manager daar is ziek naar huis gegaan dus ik heb hier de leiding.’ Hij klinkt onverschillig en ik probeer mijn reactie daarop aan te passen, maar ik zwel van trots.
Ik heb altijd geweten dat Justin deugt, hij had gewoon iemand nodig die hem een kans gaf.
‘Als je vijf minuten hebt,’ zegt hij en hij spoelt een vaatdoek uit in de wasbak achter zich, ‘dan loop ik met je mee naar huis.’
‘Ik wilde iets halen voor het eten. De frituur is zeker al uit?’
‘Ik heb hem net uitgezet. Maar ik kan hem zo weer aanzetten om nog wat patat te bakken. En er liggen nog een paar worstjes die weg moeten als ze vandaag niet opgaan. Die mogen we wel meenemen van Melissa.’
‘Maar ik betaal er wel voor,’ zeg ik, want ik wil niet dat Justin te gemakkelijk omgaat met zijn nieuwe verantwoordelijkheid.
‘Ze vindt het heus niet erg.’
‘Ik betaal,’ zeg ik vastbesloten en ik pak mijn portemonnee. Ik kijk naar het bord en bereken de prijs voor de patat en de worstjes. Hij heeft gelijk, Melissa zou het ons gewoon meegegeven hebben als ze hier was, maar ze is er niet en in dit gezin houden we onze eigen broek op.
Naarmate we verder van het station komen zijn er minder winkels en meer rijtjeshuizen. Verschillende woningen zijn afgesloten met grijze metalen luiken, wat betekent dat de bank ze gedwongen gaat verkopen. De deuren zitten vol vuurwerk van rode en oranje graffiti. In onze rij is het niet anders – drie huizen verderop ontbreken dakpannen en zijn de ramen dichtgetimmerd met multiplex – de huurhuizen kun je herkennen aan volgelopen dakgoten en smerig metselwerk. De laatste twee huizen van de rij zijn koophuizen; van Melissa en Neil en het mijne, ernaast.
Justin zoekt in zijn rugzak naar zijn sleutels en ik wacht op de stoep bij het hek om wat je met een beetje fantasie onze voortuin kan noemen. Tussen het natte grind groeit onkruid en de enige versiering is een lamp op zonne-energie in de vorm van een oude lantaarn, die geelachtig licht verspreidt. In de tuin van Melissa ligt ook grind, maar daar zie je geen onkruid en aan weerszijden van de voordeur staan twee potten met perfect in spiraalvorm gesnoeide boompjes. Onder het raam van de woonkamer is een strook stenen die lichter zijn dan de rest, waar Neil de graffiti heeft verwijderd van iemand in Zuid-Londen die zo bekrompen is dat hij bezwaar maakt tegen een gemengd huwelijk.
Niemand heeft de moeite genomen om de gordijnen in onze woonkamer te sluiten en ik zie Katie, die aan tafel haar nagels zit te lakken. Ik vond het altijd heel belangrijk om met elkaar aan tafel te eten en genoot van de gelegenheid bij te praten en te horen hoe het op school was geweest. Toen we er net woonden was dat het enige moment van de dag dat ik het gevoel had dat we het wel redden zonder Matt. Zoals we daar zaten, een gezinnetje van drie mensen, gezellig om zes uur aan tafel.
Door het raam – dat bedekt is met een laag vettigheid, wat je krijgt als je in een drukke straat woont – zie ik dat Katie een plaats voor haar spulletjes heeft vrijgemaakt tussen de tijdschriften, stapels rekeningen en de wasmand, die om een of andere reden de tafel heeft uitgekozen als natuurlijke rustplaats. Zo nu en dan ruim ik op zodat we op zondag samen kunnen lunchen, maar het duurt nooit lang voor een stortvloed aan papierrommel en afgedankte tasjes ons terugdrijft naar een bord op schoot voor de televisie.
Justin doet de deur open en ik moet eraan denken hoe het was toen de kinderen klein waren en ik bij mijn thuiskomst werd begroet alsof ik maanden weg was geweest, in plaats van dat ik acht uur vakken had gevuld in Tesco. Later haalde ik ze op bij de buren en bedankte ik Melissa voor de opvang na school, waar de kinderen zichzelf te oud voor vonden, maar waar ze stiekem van genoten.
‘Hallo!’ roep ik. Simon komt de keuken uit met een glas wijn, dat hij me overhandigt. Daarna kust hij me op mijn mond, zijn hand glijdt om mijn middel en hij trekt me dicht tegen zich aan. Ik geef hem het tasje uit Melissa’s café.
‘Boek een hotelkamer alsjeblieft.’ Katie komt de kamer uit met haar handen in de lucht. ‘Wat eten we?’
Simon laat me los en loopt met de tas de keuken in.
‘Patat met worst.’
Ze trekt haar neus op maar ik snoer haar de mond voor ze een jammerklacht kan beginnen over calorieën. ‘Er is sla in de koelkast, je kunt er zelf salade bij maken.’
‘Denk maar niet dat je daar slanke enkels van krijgt,’ zegt Justin.
Katie geeft hem een klap op zijn arm als hij om haar heen duikt en met twee treden tegelijk de trap op rent.
‘Doe toch niet zo kinderachtig jullie.’
Katie is negentien en heeft maatje 36, zonder een spoor van het puppyvet dat ze een paar jaar geleden nog had. En er is niks mis met haar enkels.
Ik wil haar omhelzen, maar denk net op tijd aan haar nagels en geef haar in plaats daarvan een kus op haar wang. ‘Het spijt me, schat, maar ik ben kapot. Zo nu en dan junkfood kan geen kwaad – alles met mate, zo is het toch?’
‘Hoe ging het vandaag, lieverd?’ vraagt Simon. Hij loopt achter me aan de woonkamer in en ik laat me op de bank vallen, sluit even mijn ogen en zucht als ik voel dat ik ontspan.
‘Ging wel. Alleen moest ik van Graham de administratie archiveren.’
‘Maar dat is toch niet jouw werk?’ vraagt Katie.
‘Nee, en de wc schoonmaken ook niet en je mag drie keer raden wat ik gisteren van hem moest doen.’
‘Gadver. Wat is het toch een klootzak.’
‘Dat moet je niet accepteren.’ Simon komt naast me zitten. ‘Je moet het aankaarten.’
‘Bij wie? Hij is de eigenaar.’ Graham Hallow is het soort man dat zichzelf superieur voelt door een ander te vernederen. Dat weet ik, dus ik trek me er niets van aan. Meestal.
Om van onderwerp te veranderen pak ik de London Gazette, die ik op de salontafel heb gegooid. Hij is nog nat en niet overal even goed leesbaar, maar ik vouw hem dubbel zodat de advertenties voor escort en chatboxen zichtbaar worden.
‘Mama, waarom zoek jij escortservices?’ vraagt Katie lachend. Ze brengt zorgvuldig de laatste, beschermende laag nagellak op, draait het dopje op het flesje en houdt haar vingers onder een ultraviolette lamp op tafel om de lak te laten drogen.
‘Misschien wil ze Simon inruilen voor een nieuwer model,’ zegt Justin, die de kamer binnen komt lopen. Hij heeft het zwarte T-shirt en de spijkerbroek die hij op zijn werk draagt geruild voor een grijze joggingbroek en sweater. Hij loopt op blote voeten en heeft een bord met patat en worstjes in zijn ene en een mobiel in zijn andere hand.
‘Dat is niet grappig,’ zegt Simon. Hij pakt de krant van me aan. ‘Maar serieus, waarom kijk je daarnaar?’ Hij heeft zijn wenkbrauwen gefronst en kijkt bedrukt.
Boos kijk ik naar Justin. Simon is veertien jaar ouder dan ik, al denk ik soms als ik mezelf in de spiegel zie dat ik hem aan het inhalen ben. Ik heb lijntjes om mijn ogen die ik niet had toen ik nog in de dertig was en de huid van mijn hals begint te rimpelen. Ik heb nooit een probleem gemaakt van het leeftijdsverschil, maar Simon brengt het zo vaak ter sprake dat ik weet dat hij zich er zorgen over maakt. Justin weet dat en neemt elke gelegenheid te baat om het erin te wrijven. Of hij nu mij of Simon op de kast wil jagen weet ik niet.
‘Vind je niet dat die op mij lijkt?’ Ik wijs op de onderste advertentie, onder die van Angels ‘rijpe’ diensten.
Justin leunt over de schouder van Simon en Katie haalt haar hand onder de lamp vandaan om het beter te kunnen zien.
Even staren we gezamenlijk naar de advertentie.
‘Nee,’ zegt Justin op het moment dat Katie ‘Een beetje’ zegt.
‘Jij hebt een bril, mam.’
‘Die draag ik niet altijd. Soms heb ik contactlenzen in.’ Ik kan me niet herinneren wanneer ik die voor het laatst in had trouwens. Ik heb nooit last gehad van mijn bril en die ik nu heb, met een dik zwart montuur waardoor ik er geleerder uitzie dan ooit, vind ik erg leuk.
‘Misschien wil iemand een geintje uithalen,’ zegt Simon. ‘Findtheone.com. Denk je dat iemand je voor de grap bij een datingbureau heeft ingeschreven?’
‘Wie zou zoiets nou doen?’ Ik kijk naar de kinderen, misschien wisselen ze een blik van verstandhouding, maar Katie kijkt net zo verbaasd als ik en Justin zit alweer te eten.
‘Heb je het nummer gebeld?’ vraagt Simon.
‘Voor één vijftig per minuut? Ben je wel goed wijs?’
‘Heb je het zelf gedaan?’ vraagt Katie met een ondeugende blik. ‘Gewoon voor een extraatje? Kom op, mam, biecht maar op.’
Het ongemakkelijke gevoel dat me in zijn greep hield sinds ik de advertentie zag trekt weg en ik lach. ‘Ik zou niet weten wie er één vijftig per minuut voor mij over zou hebben, schat. Maar ze lijkt echt op mij, of niet? Ik schrok er echt van.’
Simon vist zijn mobiel uit zijn zak en haalt zijn schouders op. ‘Het is vast iemand die het voor je verjaardag doet. Ik durf erom te wedden.’ Hij zet de telefoon op de speaker en toetst het nummer. Het is belachelijk zoals we om de London Gazette heen gezeten een sekslijn aan het bellen zijn.
‘Het nummer dat u belt is niet in gebruik.’
Ik merk dat ik mijn adem heb ingehouden.
‘Dat is dan duidelijk,’ zegt Simon en hij geeft me de krant.
‘Maar waarom staat mijn foto daar dan?’ vraag ik. Ik ben nog lang niet jarig en ik zou niet weten wie het leuk vindt om mij op te geven voor een escortbureau. Het zou iemand moeten zijn die een hekel heeft aan Simon; iemand die problemen wil veroorzaken. Matt? Ik verwerp de gedachte zo snel als ze is opgekomen.
Intuïtief knijp ik in Simons schouder, al blijkt nergens uit dat de advertentie hem dwarszit.
‘Ze lijkt helemaal niet op jou, mam. Het is een oud mens met uitgegroeide haarwortels,’ zegt Justin.
Ik zal het maar als een compliment beschouwen.
‘Jus heeft gelijk, mam.’ Katie kijkt nog eens naar de advertentie. ‘Ze lijkt wel een beetje op jou, maar er zijn zo veel mensen die op een ander lijken. Op mijn werk is een meisje dat sprekend op Adele lijkt.’
‘Dat is waar.’ Ik werp een laatste blik op de foto. De vrouw op de foto kijkt niet recht in de camera en de kwaliteit van de foto is zo slecht dat het me verbaast dat ze hem voor een advertentie hebben gebruikt. Ik geef Katie de krant. ‘Wil je die bij het oud papier leggen, schat, als je voor ons het eten gaat opscheppen?’
‘Mijn nagels!’ roept ze.
‘Mijn voeten,’ roep ik terug.
‘Ik doe het wel,’ zegt Justin. Hij zet zijn eigen bord op de salontafel en staat op.
Simon en ik kijken elkaar verbaasd aan en Justin rolt met zijn ogen.
‘Wat nou? Je zou denken dat ik nooit iets doe hier.’
Simon schiet in de lach. ‘En je punt is?’
‘Donder toch op, Simon. Dan ga je je eigen eten maar halen ook.’
‘Hou op jullie,’ snauw ik. ‘Jemig, soms weet ik niet wie het kind is en wie de ouder.’
‘Dat is het punt. Hij is niet mijn…’ begint Justin, maar hij maakt zijn zin niet af als hij mijn gezicht ziet.
We eten met ons bord op schoot voor de tv en ruziën over de afstandsbediening.
Ik vang Simons blik op en hij knipoogt; een intiem moment in de chaos van een leven met twee opgroeiende kinderen.
Als de borden leeg zijn op wat vette vegen na trekt Katie haar jas aan.
‘Je gaat nu toch niet meer de deur uit?’ vraag ik. ‘Het is na negenen.’
Ze kijkt me vernietigend aan. ‘Het is vrijdagavond, mam.’
‘Waar ga je heen?’
‘De stad in.’ Ze ziet mijn uitdrukking. ‘Ik deel een taxi met Sophia. Net zoals ik doe wanneer ik na mijn late dienst naar huis kom.’
Ik wil zeggen dat dat iets heel anders is. Dat de witte bloes met de zwarte rok die ze als serveerster draagt veel minder uitdagend is dan het strakke jurkje dat ze nu aanheeft. Dat de paardenstaart haar een jong en onschuldig uiterlijk geeft terwijl dit wilde kapsel haar sexy maakt. Ik wil zeggen dat ze te zwaar is opgemaakt en dat haar hakken te hoog en haar nagels te rood zijn.
Maar dat doe ik natuurlijk niet. Omdat ik zelf ook ooit negentien ben geweest en omdat ik lang genoeg moeder ben om te weten wanneer ik mijn gedachten voor mezelf moet houden.
‘Veel plezier.’ Ik kan me toch niet inhouden. ‘Doe je voorzichtig? Blijf bij elkaar en hou je hand boven je glas.’
Katie geeft me een kus op mijn voorhoofd en wendt zich tot Simon. ‘Praat je even met haar?’ vraagt ze met een hoofdbeweging in mijn richting. Maar ze glimlacht erbij en knipoogt naar me voor ze de deur uit zeilt. ‘Braaf zijn jullie, hè?’ roept ze. ‘En als dat niet lukt, wees dan in ieder geval voorzichtig.’
‘Ik kan er niets aan doen,’ zeg ik als ze weg is, ‘ik ben bezorgd om haar.’
‘Ik weet het, maar die loopt niet in zeven sloten tegelijk.’ Simon geeft me een kneepje in mijn knie. ‘Ze lijkt op haar moeder.’ Hij kijkt naar Justin, die op de bank hangt met zijn telefoon vlak voor zijn gezicht. ‘Ga jij niet uit?’
‘Platzak,’ zegt Justin zonder zijn ogen van het schermpje voor zijn neus af te houden. Ik zie de blauwe en witte kaders van een gesprek, maar de letters zijn te klein om op deze afstand te kunnen lezen. Tussen zijn sweater en joggingbroek zit een strook van een rode boxershort en hij heeft, hoewel hij binnen is, zijn capuchon op.
‘Betaalt Melissa je niet op vrijdag?’
‘Ze zei dat ze het in het weekend wel even zou komen brengen.’
Justin werkt sinds het begin van de zomer, toen ik de hoop dat hij nog werk zou vinden al had opgegeven, in het café. Hij had wel een paar sollicitatiegesprekken gehad – een bij een platenzaak en een bij Boots – maar zodra ze erachter kwamen dat hij ooit was opgepakt voor winkeldiefstal was het afgelopen.
‘Het is ook wel begrijpelijk,’ had Simon gezegd. ‘Geen enkele werkgever wil het risico lopen dat een werknemer niet met zijn handen van de kassa af kan blijven.’
‘Hij was veertien!’ Ik moest het wel voor hem opnemen. ‘Zijn ouders waren net gescheiden en hij moest naar een andere school. Je kunt hem moeilijk een beroepscrimineel noemen.’
‘Maar toch.’
Ik liet het erbij zitten. Ik wilde geen ruzie met Simon. Op papier was Justin geen serieuze kandidaat, maar als je hem eenmaal kende… Met mijn trots ingeslikt ging ik naar Melissa. ‘In de bezorging,’ opperde ik. ‘Flyers uitdelen. Alles is goed.’
Justin hield niet van school. Hij leerde niet lezen zoals de andere kinderen op de basisschool – kende het alfabet pas toen hij acht was. Naarmate hij ouder werd, werd het steeds moeilijker hem überhaupt naar school te krijgen; de viaducten en winkelcentra waren verleidelijker dan school. Hij ging van school af met een deelcertificaat informatica en een officiële waarschuwing vanwege winkeldiefstal. Tegen die tijd waren ze er op school eindelijk achter dat hij dyslectisch was, maar toen was het veel te laat.
Melissa keek me peinzend aan. Lang genoeg dat ik al begon te vrezen dat ik de grenzen van onze vriendschap had overschreden en haar in een onmogelijke positie had gebracht.
‘Hij kan in het café werken.’
Ik was met stomheid geslagen. ‘Dankjewel’ dekte de lading bij lange na niet.
‘Minimumloon,’ zei Melissa opgewekt, ‘en een proeftijd. Van maandag tot vrijdag, wisselende diensten. En af en toe in het weekend.’
‘Ik sta bij je in het krijt.’
Ze wuifde mijn dankbaarheid weg. ‘Waar ben je anders vrienden voor?’
‘Nu je werk hebt, kun je je moeder misschien kostgeld betalen,’ zegt Simon.
Ik kijk hem scherp aan. Simon bemoeit zich niet met de opvoeding. Het is nooit een onderwerp van gesprek geweest. De kinderen waren achttien en vijftien toen ik Simon leerde kennen. Praktisch volwassen, ook al gedroegen ze zich daar niet altijd naar. Ze hadden geen nieuwe vader nodig en gelukkig vertoonde Simon die neiging ook niet.
‘Je vraagt Katie ook niet om kostgeld.’
‘Die is jonger dan jij. Je bent tweeëntwintig, Justin, oud genoeg om op eigen benen te staan.’
Justin zet zijn voeten op de grond en staat in een vloeiende beweging op. ‘Jij hebt verdomme wel lef. Waarom betaal je eerst zelf geen kostgeld voor je mij de wet voorschrijft?’
Ik vind dit verschrikkelijk. Twee mensen van wie ik hou die elkaar aanvliegen.
‘Justin, ik wil niet dat je zo’n toon aanslaat tegen Simon.’ Het is geen bewuste keuze om partij te kiezen, maar zodra ik het heb gezegd zie ik de blik in de ogen van Justin, alsof ik hem verraden heb. ‘Het is maar een idee. Ik heb je nog nooit om kostgeld gevraagd.’ Dat zou ik ook nooit doen en het kan me niet schelen als mensen me een watje vinden. Ik blijf bij mijn standpunt. Ook als ik Justin maar een schijntje zou vragen voor kost en inwoning zou hij zo goed als niets overhouden. Hoe kan hij een leven opbouwen en iets opzijleggen voor later? Ik was jonger dan Katie toen ik het huis uit ging met alleen een koffer met kleren en een dikke buik. De teleurstelling van mijn ouders galmde nog na in mijn oren. Ik wil iets beters voor mijn kinderen.
Simon laat het niet rusten. ‘Ben je wel op zoek naar werk? Het café is heel leuk, maar als je een auto wil en je eigen huis zal je meer moeten verdienen dan wat Melissa je betaalt.’
Ik begrijp niet wat hem bezielt. We zijn niet rijk, maar we kunnen ons prima redden. We hoeven geen geld te vragen aan de kinderen.
‘Papa zei dat hij me geld wil lenen voor een auto als ik mijn rijbewijs heb gehaald.’
Ik voel de ergernis van Simon naast me, zoals altijd wanneer Matt ter sprake komt. Soms is die reactie vervelend, maar meestal bezorgt het me een warm gevoel. Ik denk niet dat Matt ooit heeft gedacht dat iemand anders me aantrekkelijk zou vinden; ik vind het fijn dat Simon zo veel om me geeft dat hij jaloers is.
‘Dat is aardig van papa,’ zeg ik snel. Ik wil uit loyaliteit naar Justin iets positiefs zeggen. ‘Misschien kun je ook de taxiopleiding doen.’
‘Ik wil niet de rest van mijn leven in een taxi zitten, mam.’
Justin en ik waren heel hecht toen hij jong was, maar hij heeft me nooit kunnen vergeven dat ik bij Matt ben weggegaan. Als hij alles zou weten zou hij er waarschijnlijk anders over denken, maar ik heb nooit gewild dat de kinderen slecht zouden denken over hun vader, net zo gekwetst zouden worden als ik.
De vrouw met wie Matt naar bed was geweest zat qua leeftijd precies tussen Katie en mij in. Gek dat zulke details blijven hangen. Ik heb haar nooit gezien, maar kwelde mezelf met voorstellingen hoe ze eruitzag; stelde me de hand van mijn man voor die haar gladde drieëntwintigjarige lichaam zonder zwangerschapsstriemen streelde.
‘Je hebt het niet altijd voor het uitkiezen,’ zegt Simon. ‘Taxichauffeur is een goede baan.’
Ik kijk hem verbaasd aan. In het verleden liet hij geen gelegenheid voorbijgaan om Matts gebrek aan ambitie te bekritiseren. Ergens voel ik me gekrenkt dat iets wat hij toch echt een ‘baantje zonder enig perspectief’ heeft genoemd kennelijk goed genoeg is voor mijn zoon. Matt studeerde techniek aan de universiteit, maar alles veranderde in één klap toen ik merkte dat ik zover over tijd was dat dat maar één ding kon betekenen. Diezelfde dag nog verliet Matt de universiteit en zocht een baan. Gewoon, ergens in de bouw, maar het verdiende behoorlijk. Na ons trouwen deed hij de taxiopleiding en zijn ouders gaven ons het geld voor zijn eerste taxi als huwelijksgeschenk.
‘Op dit moment is het café uitstekend,’ zeg ik. ‘Er dient zich vast nog wel iets beters aan.’
Justin bromt iets onverstaanbaars en loopt de kamer uit. Hij gaat naar boven en ik hoor zijn bed kraken als hij zijn geliefde houding aanneemt; op zijn rug met zijn hoofd net hoog genoeg om op het beeldscherm van zijn laptop te kunnen kijken.
‘Als het zo doorgaat woont hij hier op zijn dertigste nog.’
‘Ik wil gewoon dat hij gelukkig is, meer niet.’
‘Hij is gelukkig,’ zegt Simon. ‘Heel gelukkig omdat hij op jouw zak leeft.’
Ik slik in wat ik eigenlijk wil zeggen. Het zou niet eerlijk zijn. Ik ben degene die heeft bepaald dat Simon niet meebetaalt aan het huis. We hebben er zelfs ruzie over gemaakt, maar ik weigerde pertinent. We delen het huishoudgeld en de rekeningen en hij neemt me mee uit eten en op uitstapjes – met de kinderen. Hij is zeer vrijgevig. We hebben een gezamenlijke rekening en kijken nooit wie wat betaalt.
Maar het huis is van mij.
We zaten krap toen ik met Matt trouwde. Hij deed avonddiensten en ik werkte van acht tot vier bij Tesco en zo hebben we het gered tot Justin naar de peuterschool ging. Tegen de tijd dat Katie zich aandiende hadden we het gemakkelijker. Matt had meer werk dan hij aankon en zo nu en dan konden we ons eens een extraatje veroorloven. Uit eten en zelfs een zomervakantie.
Toen gingen Matt en ik uit elkaar en was ik terug bij af. We konden geen van beiden het huis alleen bekostigen en het duurde jaren voor ik genoeg bij elkaar had om dit huis te kopen. Ik zwoer dat ik nooit meer afhankelijk zou zijn van een man.
Maar ja, ik zwoer ook dat ik nooit meer verliefd zou worden en kijk nou waar dat op uitgedraaid is.
Simon kust me, een hand onder mijn kin, en die glijdt langzaam naar mijn hals. Zelfs nu, aan het eind van een lange dag, ruikt hij fris; naar scheerzeep en aftershave. Ik voel de vertrouwde warmte door mijn lichaam trekken als hij mijn haar om zijn hand wikkelt en mijn hoofd voorzichtig naar achteren trekt om mijn hals te kussen. ‘Vroeg naar bed?’ fluistert hij.
‘Ik kom zo naar boven.’
Ik pak de borden en de London Gazette, loop naar de keuken en ruim de vaatwasser in. De krant gooi ik in de papierbak, van waaruit de vrouw op de foto me aankijkt. Hoofdschuddend doe ik het licht uit. Natuurlijk ben ik dat niet. Waarom zou er nou een foto van mij in de krant belanden?