28
‘Je hebt me expres laten struikelen!’ zegt Isaac vanaf de grond tegen Megan. Hij zet een hand op straat om overeind te komen.
De mensen die vanwege de opwinding waren blijven staan lopen weer door.
‘Ja,’ zegt ze, waarna ze zich bukt en het geld opraapt.
Ik help haar, al was het alleen maar om niet te staren naar Isaac, die tegelijkertijd verontwaardigd en geamuseerd lijkt door het voorval.
‘Je achtervolgde haar,’ zegt Megan schouderophalend, alsof ze geen andere keus had.
‘Ik haalde haar in, dat is heel wat anders.’ Hij staat weer.
‘Megan, dit is mijn dochters…’ Ik weet eigenlijk niet hoe ik hem moet noemen. ‘We kennen elkaar,’ besluit ik.
‘Juist.’ Megan lijkt zich niet te generen. Misschien betekent het feit dat we elkaar kennen in haar wereld helemaal niets. Dan kon hij me nog steeds achtervolgen.
Dan kon hij me nog steeds achtervolgen.
Ik schuif de gedachte aan de kant als volkomen belachelijk. Natuurlijk achtervolgde hij me niet. Ik wend me tot hem. ‘Wat doe je hier?’
‘Volgens mij leven we in een vrij land.’ Hij zegt het lachend, maar het irriteert me toch. Kennelijk ziet hij dat aan mijn gezicht, want hij wordt ernstig. ‘Ik ben onderweg naar Kate.’
‘Waarom ging je rennen?’ In het bijzijn van Megan – die haar gitaar losjes vastheeft maar ons nog steeds scherp in de gaten houdt – voel ik me zekerder.
‘Omdat jij rende,’ zegt hij.
Het klinkt zo logisch dat ik niet meer weet wat ik ervan moet denken. In de verte hoor ik een sirene.
‘Ik wist dat je zenuwachtig was door de advertenties in de Gazette en Kate heeft me van de website verteld. Toen ik je zag rennen dacht ik dat je bang was voor iemand.’
‘Ja, voor jou!’ Mijn hart bonkt nog steeds in mijn keel en mijn hoofd tolt van de adrenaline. De sirene komt dichterbij.
Isaac heft zijn handen in een gebaar dat hij het toch niet goed kan doen, wat me nog meer ergert.
Wie is deze man? De sirene is oorverdovend; ik kijk Anerley Road in en zie een politiewagen met zwaailicht mijn kant op komen.
Tien meter voor ons stopt hij en de sirene wordt uitgezet.
Zal Isaac vluchten? Ik merk dat ik dat eigenlijk hoop. Ik wil dat het hiermee eindigt; de advertenties, de website, de angst.
Maar hij stopt zijn handen in zijn zakken en kijkt naar mij, hoofdschuddend alsof ik iets ongehoords heb gedaan. Hij loopt naar de agenten toe.
‘Deze dame is een beetje geschrokken,’ legt hij uit en ik word zo kwaad dat ik geen woord meer kan uitbrengen.
Hoe waagt hij het zich op te stellen alsof hij de leiding heeft? Hoe waagt hij het dit af te doen met de tekst dat ik een beetje geschrokken ben?
‘Uw naam, meneer?’ vraagt de agent en hij trekt zijn boekje terwijl zijn collega – een vrouw – naar mij toe komt.
‘Hij zat achter me aan,’ zeg ik, en door het te zeggen maak ik het waar. Ik begin over de advertenties, maar daar weet ze alles van. ‘Het begon in Cannon Street, maar in Crystal Palace begon hij achter me aan te rennen.’ Was hij begonnen met rennen, of ik? Wat deed het ertoe? De agente maakt aantekeningen, maar lijkt niet geïnteresseerd in de details.
Er stopt een auto achter de politiewagen en ik herken inspecteur Rampello achter het stuur. Agent Swift is er ook en ik voel een golf van opluchting dat ik haar niet hoef te overtuigen van de ernst van de situatie.
Rampello praat met de agente, die haar opschrijfboekje wegdoet en bij haar collega gaat staan.
‘Hoe gaat het met je?’ vraagt Kelly.
‘Ja, goed, alleen heeft Isaac me de stuipen op het lijf gejaagd.’
‘Ken je hem?’
‘Hij heet Isaac Gunn – het is het vriendje van mijn dochter. Ze speelt op het moment in een theaterstuk en hij is de regisseur. Hij moet mijn route van de website hebben gehaald.’ Ik zie dat ze een blik van verstandhouding wisselen en weet al wat ze gaan zeggen.
‘De website geeft informatie om vreemden te kunnen volgen,’ zegt agent Swift. ‘Waarom zou een bekende daar gebruik van maken?’
Inspecteur Rampello kijkt op zijn horloge. ‘Het is nog ochtend. In je profiel staat dat je om halfzes van je werk vertrekt.’
‘Mijn baas heeft me naar huis gestuurd. Dat is toch geen misdaad, of wel?’
Hij is geduldiger dan mijn toon verdient. ‘Natuurlijk niet. Maar als Isaac Gunn jouw gegevens van de website had en je wilde volgen, zou hij daar vandaag geen succes mee hebben, of wel? Je hebt je niet aan het script gehouden.’
Ik zwijg. Ik denk aan de voetstappen die ik in Cannon Street hoorde; de glimp van een overjas op de District Line. Was dat Isaac? Of iemand anders? Heb ik me het gevoel gevolgd te worden dan verbeeld?
‘Jullie moeten hem in ieder geval ondervragen. Uitzoeken waarom hij achter me aan zat; waarom heeft hij me niet aangesproken zodra hij me zag?’
‘Hoor eens,’ zegt inspecteur Rampello, ‘we zullen Gunn meenemen voor een vrijwillig gesprek. Kijken of er verband is met de website.’
‘En dan laten jullie het me weten?’
‘Zodra we kunnen.’
Aan de overkant van de straat stapt Isaac in de politieauto.
‘Zullen we je even thuisbrengen?’ vraagt agent Swift.
‘Ik loop wel, dank je.’
Megan komt naast me staan als inspecteur Rampello en agent Swift wegrijden en dan realiseer ik me pas dat ze uit beeld was verdwenen zodra de politie arriveerde. ‘Alles goed met je?’
‘Prima. Dankjewel voor wat je net deed.’
‘Dankjewel voor wat jij elke dag doet,’ geeft ze glimlachend terug.
Ik gooi nog een muntstuk in haar gitaarkoffer terwijl ze de eerste akkoorden speelt van een nummer van Bob Marley.
Het is een frisse, koude dag. Ze voorspellen al dagen sneeuw en vanavond denk ik dat het ervan gaat komen. Er hangen dikke witte wolken boven mijn hoofd en de straat glinstert van de rijp. In mijn hoofd ga ik de route van mijn werk naar huis nog eens na en probeer achter het exacte moment te komen waarop ik het gevoel kreeg dat ik werd gevolgd; het exacte moment waarop ik ben gaan rennen. Door terug te denken hoef ik me niet bezig te houden met wat me werkelijk zorgen baart: wat moet ik in godsnaam tegen Katie zeggen? Dat haar vriendje me heeft gestalkt? Hoe dichter ik bij huis kom, hoe meer ik aan mezelf ga twijfelen.
Als ik de deur opendoe hoor ik de radio in de keuken. Simon zingt hard dan wel zacht mee, al naargelang hij de tekst kent. Ik heb hem lang niet horen zingen.
Als de deur achter me in het slot valt houdt het zingen op.
‘Ik ben hier!’ roept Simon totaal overbodig.
Hij heeft de tafel gedekt voor de lunch. ‘Ik dacht dat je wel trek zou hebben in iets warms,’ zegt hij. Op het fornuis staat een pan te stomen. Risotto met garnalen, asperges en citroen. Het ruikt heerlijk.
‘Hoe wist je dat ik vroeg thuis zou zijn?’
‘Ik heb naar je werk gebeld en je baas zei dat hij je naar huis had gestuurd.’
Het schiet even door me heen hoe blij ik zou zijn met een leven waarin niet elke beweging die ik maak onder de loep ligt, maar meteen voel ik me ondankbaar. De politie, Graham, Simon; ze proberen me allemaal te beschermen, meer niet.
‘Ik dacht dat hij me wilde ontslaan.’
‘Dat moet hij proberen. We klagen hem aan wegens onterecht ontslag voor hij “te huur” kan zeggen.’ Hij grijnst om zijn eigen grapje.
‘Wat ben jij melig. Mag ik aannemen dat het sollicitatiegesprek goed ging?’
‘Ze belden me al nog voor ik bij de metro was. Morgen heb ik een tweede gesprek.’
‘Dat is fantastisch! Zijn het leuke mensen? Lijkt het een goede baan?’ Ik ga zitten en Simon zet twee dampende kommen risotto op tafel. Ik voel ineens een geeuwhonger die veroorzaakt wordt door de adrenaline van net. Na een paar happen vergaat me de trek weer; ik moet het tegen Katie zeggen. Zij zit op Isaac te wachten en vraagt zich af waar hij blijft. Maakt zich misschien wel zorgen.
‘Ze zijn allemaal een jaar of twaalf,’ zegt Simon. ‘Er is een oplage van maar achtduizend en ik kan het met twee vingers in mijn neus.’
Ik doe mijn mond open om hem naar Katie te vragen, maar hij interpreteert dat verkeerd en haast zich te zeggen: ‘Maar zoals je gisteren al zei, het is werk en de werktijden zijn gunstiger dan bij de Telegraph. Geen weekenden en geen avonddiensten op de nieuwsredactie. Het geeft me de gelegenheid om aan mijn boek te werken.’
‘Het is geweldig nieuws! Ik wist wel dat zich iets zou voordoen.’ Even eten we in stilte. ‘Waar is Katie?’ vraag ik alsof ik daar nu pas aan denk.
‘Op haar kamer, denk ik.’ Hij kijkt me aan. ‘Hoezo? Is er iets?’
Op dat moment besluit ik niks tegen hem te zeggen.
Hij moet zich rustig concentreren op het gesprek van morgen zonder dat hij liever thuis zou blijven om op mij te passen; zonder bang te hoeven zijn dat Katie omgaat met een potentiële stalker. Ik negeer het indringende stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat ik het hem niet wil vertellen omdat ik er zelf niet eens zeker van ben.
Ik hoor voetstappen op de trap en het onmiskenbare geluid van Katie, die richting de keuken komt.
Met haar ogen op haar mobiel gericht loopt ze binnen. ‘Hoi, mam, wat ben jij vroeg thuis.’
Ik kijk van haar naar Simon, als een konijntje dat gevangenzit in de koplampen van een auto en niet weet naar welke kant van de weg het moet vluchten.
Na een blik op haar telefoon zet ze fronsend de waterkoker aan.
‘Alles in orde, schat?’
Simon kijkt me verbaasd aan, maar zegt niks.
Als hij de spanning in mijn stem al hoort, zal hij die wijten aan de gebeurtenissen. De ‘stress’ waarvoor Graham me naar huis heeft gestuurd.
‘Isaac zou komen, maar hij laat net weten dat er iets tussen gekomen is,’ zegt Katie. Ze lijkt meer verbaasd dan boos en ik weet dat dat is omdat ze er niet aan gewend is teleurgesteld te worden.
Ik vind het vreselijk dat ik daar nu de oorzaak van ben.
Ik had aangenomen dat de politie de mobiel van Isaac wel ingenomen zou hebben. Ik stel me het gesprek in de politieauto of op het bureau voor.
Ik moet even een bericht sturen aan mijn vriendin.
Eén bericht en dan lever je je mobiel in.
Misschien ging het helemaal niet zo. Misschien konden ze het allemaal uitstekend met elkaar vinden. Isaac die zijn charmes loslaat op de vrouw en haar mannelijke collega inpakt.
Ik moet mijn vriendin even laten weten wat er aan de hand is. Jullie hebben haar moeder gezien, die spoort niet helemaal…
‘Zei hij nog wat er tussen was gekomen?’ vraag ik Katie.
‘Nee, het zal wel iets met de show te maken hebben. Hij is altijd aan het werk – dat zal wel moeten als zelfstandige. Ik hoop wel dat alles in orde is – over zeven uur gaat het doek op.’ Ze neemt haar Pot Noodles mee naar boven en ik laat mijn vork op de rand van mijn kom rusten.
Vanavond is de première. Hoe kon ik dat vergeten? Stel je voor dat Isaac nog op het bureau zit!
‘Heb je geen honger?’ vraagt Simon.
‘Het spijt me.’
Ik heb er een zooitje van gemaakt en weet niet hoe ik er weer uit moet komen. De rest van de dag sluip ik door het huis, bied Katie kopjes thee aan die ze niet wil en zet me schrap voor het moment waarop ze me verwijt dat ik Isaac door de politie heb laten meenemen.
Een vrijwillig gesprek, herinner ik me. Hij is niet gearresteerd.
Maar ik weet dat het onderscheid Isaac weinig zal uitmaken. En Katie ook niet.
Om vijf uur haalt Matt haar op om haar naar het theater te brengen.
‘Ze pakt even haar spullen,’ zeg ik. Matt staat op de stoep en ik voel de kou door de open deur naar binnen stromen. ‘Ik wil je wel binnenvragen, maar het is… nou ja, lastig.’
‘Ik wacht wel in de taxi.’
Katie komt de trap af rennen terwijl ze haar jas aantrekt. Ze geeft me een kus.
‘Hals- und Beinbruch maar weer, schat. Dat moet je toch zeggen?’
‘Dank je, mam.’
Als Matt wegrijdt gaat mijn mobiel. Het nummer van agent Swift verschijnt op het scherm. Ik loop de trap op en duw Justin aan de kant, Sorry. Boven ga ik de werkkamer van Simon in en doe de deur achter me dicht.
Kelly Swift draait er niet omheen. ‘We hebben hem laten gaan.’
‘Wat zei hij?’
‘Wat hij ook tegen jou zei. Dat hij je in de metro zag en vond dat je angstig keek. Hij zei dat je steeds om je heen keek en schrikachtig was.’
‘Heeft hij toegegeven dat hij me achtervolgde?’
‘Hij zei dat hij op weg was naar je dochter en dus dezelfde kant op moest. Toen je ging rennen werd hij bezorgd, dus ging hij achter je aan om je in te halen.’
‘Waarom heeft hij me dan niet aangesproken?’ wil ik weten. ‘Toen hij me zag in de metro? Toen had hij naar me toe kunnen komen.’
Agent Swift aarzelt. ‘Hij lijkt te denken dat je hem niet mag.’
Op de computer van Simon zit een post-it die los dreigt te raken en met mijn duim duw ik de hoekjes vast.
‘We hebben zijn mobiel en laptop, Zoë – we mochten die zonder protest bekijken. Op het eerste gezicht is er geen enkel verband met findtheone.com. Cybercriminaliteit zal de komende uren verder onderzoek doen en ik laat het je natuurlijk weten als er iets uit komt.’ Ze zwijgt weer even en met een veel zachtere stem zegt ze: ‘Zoë, ik geloof niet dat hij iets met de website te maken heeft.’
‘Mijn god, wat heb ik gedaan?’ Ik doe mijn ogen dicht alsof dat zal helpen de rotzooi die ik heb veroorzaakt op te ruimen. ‘Mijn dochter vergeeft het me nooit.’
‘Isaac had alle begrip voor het misverstand,’ zegt agent Swift. ‘Hij weet dat je onder zware druk staat. Volgens mij heeft hij er geen probleem mee het tussen jullie twee te houden.’
‘Hij zegt niks tegen Katie? Waarom zou hij dat doen?’
Ze ademt uit en er kruipt een lichte ergernis in haar stem. ‘Misschien is hij gewoon een aardige vent, Zoë.’
Het is de volgende dag stil in huis wanneer ik opsta. Het is vreemd helder in onze slaapkamer en wanneer ik de gordijnen opendoe zie ik dat de beloofde sneeuw is gekomen. De wegen zijn al schoon – autobanden en zout hebben korte metten gemaakt met wat er ’s nachts is gevallen – maar de trottoirs en tuinen, geparkeerde auto’s en daken zijn bedekt met vijf centimeter sneeuw. Nieuwe vlokjes zweven langs het raam en vullen de voetstappen op het pad op.
Ik kus Simon op zijn lippen. ‘Het sneeuwt,’ fluister ik als een klein kind dat naar buiten wil om te spelen.
Hij glimlacht zonder zijn ogen open te doen en trekt me het bed weer in.
Wanneer ik opsta sneeuwt het niet meer. Justin heeft een lange dag in het café en Katie slaapt een gat in de dag na de première. Tegen de waterkoker staat een briefje voor me:
Uitverkochte zaal! Isaac vond het het beste publiek ooit. X
Hij heeft het haar niet verteld. Langzaam adem ik uit.
Ik moet hem spreken. Mijn verontschuldigingen aanbieden. Maar niet vandaag.
‘Hoe laat is het gesprek?’ vraag ik aan Simon.
‘Pas om twee uur, maar ik wilde vanmorgen vast gaan om een paar oude uitgaven op te halen en die dan tijdens de lunch te bekijken. Dat vind je toch niet erg, hè? Je redt het hier toch wel?’
‘Ja, natuurlijk. Katie is er ook. Ik ga denk ik maar eens opruimen.’ Het is een rommeltje in huis; de eettafel waar we twee weken geleden nog omheen gezeten hebben is weer veranderd in de gebruikelijke puinhoop. Gisteravond heb ik de ontvangstbewijzen en rekeningen van Graham uitgepakt, maar ik kan er pas mee aan de slag als ik heb opgeruimd.
Hij kust me ten afscheid en ik wens hem succes. Ik hoor hem fluiten terwijl hij de voordeur openmaakt en ik glimlach.
Rond elven verschijnt Katie. Ondanks de kringen onder haar ogen en het potloodstreepje dat ze niet helemaal heeft afgeschminkt, ziet ze er stralend uit.
‘Het was geweldig, mam.’ Ze pakt een kop thee van me aan en volgt me de eetkamer in, waar ze een stoel bijtrekt en gaat zitten met haar knieën tegen haar borst. Ze heeft reusachtige wollige pantoffels aan. ‘Ik had de souffleur helemaal niet nodig en aan het eind stond er zowaar iemand op! Volgens mij was het een bekende van Isaac, maar toch.’
‘Dan komt er dus nu geld binnen?’
‘Ja, vast. We moeten de huur van het theater betalen en de kosten van het loket, dus dat komt eerst.’
Ik zeg niks. Ik vraag me af of Isaac zijn deel al heeft gehad.
Plotseling kijkt Katie me aan. ‘Waarom ben je niet op je werk?’
‘Ik ben ziek thuis.’
‘Waarom heb je dat niet gezegd, mam? Dat moet je niet doen. Kom, laat mij maar.’ Ze springt overeind en pakt de stapel dossiers uit mijn handen. Ze kijkt om zich heen en legt ze neer op het kastje waar ze vandaan kwamen. Er dwarrelt een ontvangstbewijs op de grond.
‘Ik ben niet ziek-ziek. Graham heeft me een poosje vrij gegeven. Gewoon, zolang de politie de onzin rondom die website nog niet heeft opgelost.’ Het geeft me een goed gevoel het af te doen als onzin. Krachtig, zou Melissa zeggen. Ik buk me om het ontvangstbewijs dat onder de tafel terecht is gekomen op te rapen.
Cola light; 2 pond 95.
Ik weet niet of het van de stapel gekomen is of dat het een van de rekeningen is die we allemaal op de tafel dumpen.
Het is een rekening van een tent die Espress Oh! heet. Een vreselijke naam voor een café, vind ik. Zo geforceerd dat je er kromme tenen van krijgt. Als ik het briefje omdraai zie ik dat er een nummer achterop staat: 0364 in een handschrift dat ik niet ken. Een pincode misschien?
Ik leg het aan de kant. ‘Laat maar liggen, schat,’ zeg ik tegen Katie, die nog steeds stapels papier verplaatst met meer enthousiasme dan effectiviteit. ‘Het is gemakkelijker als ik het zelf doe. Dan raakt het niet door elkaar.’ Ik luister naar haar verhalen over de première – over de viersterrenbeoordeling van Time Out en wat ze voelde toen ze voor de tweede keer een open doek kregen – terwijl ik de papieren op de eettafel sorteer en opruim. Het proces heeft een kalmerende uitwerking op me. Alsof ik de controle over mijn leven terug kan krijgen door het huis op te ruimen.
Ik zou Graham nooit om verlof hebben gevraagd en ik ben blij dat hij me ertoe heeft gedwongen. Nu kan ik tenminste thuisblijven terwijl de politie doet wat ze moeten doen om deze zaak op te lossen. Ik ben klaar met detectivewerk. Laten zij het risico maar lopen; ik blijf hier, veilig thuis.