Mensen worden gepakt wanneer ze onvoorzichtig worden.
Mijn naam zal je niet vinden in het spoor dat leidt naar findtheone.com – ik heb altijd de namen van andere mensen gebruikt, geleend uit portefeuilles en jaszakken.
James Stanford, die er geen idee van had dat hij een postbus had in Old Gloucester Road of een creditcard waarmee hij advertenties in de London Gazette betaalde. Mai Suo Li, de Chinese student die met liefde zijn Britse bankrekening afstond in ruil voor voldoende baar geld om naar huis te kunnen.
De namen van andere mensen, nooit de mijne.
Maar dat bonnetje. Dat was slordig.
De code van een deur, achteloos opgeschreven op het dichtstbijzijnde velletje papier zonder erbij stil te staan dat dat het einde van alles kon betekenen. Als ik er nu aan denk – aan die nonchalance – vervult het me met razernij. Zo onnozel. Zonder het bonnetje was het perfect geweest. Niet te herleiden.
Maar het is nog niet voorbij. Als je in een hoek gedreven wordt zit er maar één ding op.
Vechtend ten onder gaan.