18

Ik ben nog onderweg van het station naar huis als Simon belt vanaf zijn zus. Hij zal wel in de metro hebben gezeten toen ik naar zijn mobiel belde, zegt hij. Hij heeft net de voicemail afgeluisterd.

‘Ik ben niet laat thuis. Ange moet morgen vroeg op, dus ik kom na het eten naar huis.’

‘Was het leuk op je werk?’ Dezelfde woorden die ik elke avond uitspreek, maar met een scherpte die hem even tot zwijgen brengt, en ik vraag me af of het genoeg is om hem zover te krijgen dat hij me de waarheid die hij tot nu toe verzwegen heeft opbiecht.

Maar zo is het niet.

‘Ja hoor.’

Ik hoor Simon tegen me liegen: de details over de man aan het bureau naast het zijne die met open mond eet en de halve dag zijn vriendin aan de telefoon heeft. Ik wil hem ermee confronteren, maar ik kan de woorden niet vinden; wat erger is, ik kan nog steeds niet geloven dat het waar is.

Natuurlijk werkt Simon bij de Telegraph. Ik heb zijn bureau gezien. Tenminste, foto’s ervan. Toen we een paar keer samen uit waren geweest stuurde hij een berichtje.

En ik stuurde hem een foto van het diepvriespad terwijl ik hardop liep te lachen.

Het werd een spelletje, afgekort tot WDJN en beantwoord met een foto van wat er zich op dat moment ook voor ons bevond. Een volle metro, een broodje bij de lunch, de onderkant van mijn plu terwijl ik naar mijn werk loop in de regen. Het was een kijkje in ons leven; in de dagen en nachten tussen onze avonden samen.

Ik heb zijn bureau gezien, herhaal ik tegen mezelf. Ik heb de kantoortuin met de computer en het altijd aanwezige Sky News gezien en stapels kranten.

Je hebt een bureau gezien, zegt een stemmetje in mijn hoofd, het zou van iedereen kunnen zijn.

Ik schud het van me af. Wat denk ik nou eigenlijk? Dat Simon me foto’s heeft gestuurd van een plek waar hij helemaal niet werkt? Dat hij foto’s van de nieuwsruimte van internet heeft geplukt? Dat is belachelijk. Er moet een onschuldige verklaring zijn. Een vermelding die over het hoofd is gezien door een incompetente telefoniste, een practical joke. Simon zou niet tegen me liegen.

Toch?

Ik steek de straat over zodat ik bij Melissa’s café kom. Ik weet dat Justin bijna klaar is met werken en ik zie ze aan tafel gebogen zitten over papieren; het hoofd van Melissa raakt bijna dat van Justin. Ze wijken uiteen als ik binnenkom en Melissa springt op om me een kus te geven.

‘Je komt als geroepen! We zaten net te kibbelen over het kerstmenu. Baguettes met kalkoenfilet en cranberry’s of met salie en uien? Schuif de menu’s aan de kant, Justin, die maken we morgen wel af.’

‘Cranberry’s én salie én uien. Hoi, schat.’

Justin pakt de papieren en legt ze op een stapel. ‘Ik zei ook allebei.’

‘Dat komt omdat het niet van jouw winst af gaat,’ protesteert Melissa. ‘Salie en uien óf cranberrysaus. Niet allebei.’

‘Ik dacht dat we wel samen naar huis konden lopen,’ zeg ik tegen Justin, ‘maar je hebt het nog druk.’

‘Ga maar,’ zegt Melissa. ‘Ik sluit wel af.’

Mijn zoon doet zijn schort af en hangt het achter de toonbank op, klaar voor morgen.

Ik haak mijn arm door die van Justin terwijl we naar huis lopen. Mijn maag voelt hol als ik denk aan de vastbesloten stem van de telefoniste toen ze me het nieuws mededeelde.

Hier werkt niemand die Simon Thornton heet.

‘Heeft Simon het met jou wel eens over zijn werk gehad?’ Ik probeer onverschillig te klinken, maar Justin kijkt me aan alsof ik hem vraag of hij wel eens met Biscuit heeft gesproken. De vijandigheid tussen Simon en Justin is als een olifant in de kamer: je negeert hem maar in de hoop dat hij op een dag weg zal zijn.

‘Alleen om te benadrukken dat ik nooit zo’n baan als hij zal hebben zonder diploma. Wat heel aardig was.’

‘Hij wilde je vast alleen maar motiveren.’

‘Nou, hij stopt die motivatie van hem maar in zijn –’

‘Justin!’

‘Hij hoeft niet tegen me te preken. Hij is mijn vader niet.’

‘Dat probeert hij ook niet te zijn.’ Ik steek de sleutel in het slot. ‘Kun je nou niet proberen om het met hem te kunnen vinden? Voor mij?’

Hij staart me aan en onder de verbitterde uitdrukking op zijn gezicht zie ik ook berouw. ‘Nee. Je denkt dat je hem kent, mam. Maar dat is niet zo. Echt niet.’

Ik zit aardappelen te schillen als mijn mobiel gaat. Ik wil hem eigenlijk niet opnemen, maar dan zie ik de naam op het scherm. Agent Kelly Swift. Ik veeg mijn handen droog en neem op voor hij overgaat op voicemail. ‘Hallo?’

‘Heb je een momentje?’ Agent Swift klinkt weifelend. ‘Ik moet je iets vertellen. Maar het is off the record.’

Ik sta nog midden in de keuken met mijn mobiel in mijn hand lang nadat het gesprek is beëindigd.

Katie komt de keuken binnen, doet de koelkast open en sluit hem weer. Al die tijd kijkt ze op haar eigen telefoon en haar rechterduim scrolt onophoudelijk. Ze is altijd verslaafd geweest aan haar mobiel, maar sinds ze Isaac kent legt ze hem nauwelijks nog neer en haar ogen lichten op als er een bericht van hem binnenkomt.

Ik hoor de trap kraken als Justin naar beneden komt en neem een besluit. Dit wil ik met eigen ogen zien, zonder dat mijn familie over mijn schouder meekijkt. Zonder dat Katie in paniek raakt en Justin dreigt degene die er verantwoordelijk voor is op zijn bek te slaan.

‘We hebben geen melk meer,’ zeg ik plotseling en ik pak mijn tas en trek mijn jas aan. ‘Ik ga even wat halen.’

‘Er staat nog een pak in de koelkast,’ roept Katie, maar ik gooi de deur al achter me dicht.

Ik loop snel en trek mijn jas dichter om me heen. Er is hier een café, niet zoals van Melissa, maar een klein viezig tentje waar ik nooit eerder ben geweest. Maar ik weet dat ze lang openblijven en ik wil ergens heen waar niemand me kent; een anonieme plek.

Ik bestel koffie. Die is bitter en ik doe er een suikerklontje bij, dat ik op mijn lepeltje helemaal laat smelten. Dan zet ik mijn iPad voor me op tafel, haal een keer diep adem en zet me schrap voor… ja, waarvoor eigenlijk?

Het wachtwoord – I see you – doet me huiveren. In het zicht verborgen, net als de advertenties zelf; brutaal geëtaleerd tussen advertenties voor banen en spullen die te koop zijn. Het lijkt een eeuwigheid te duren voor de pagina geladen is, maar er verandert sowieso weinig. De achtergrond is nog steeds zwart, maar het witte venster waarin om een toegangscode wordt gevraagd is vervangen.

‘Je moet geen account maken,’ heeft agent Swift gezegd nadat ze me had verteld wat ze hadden ontdekt. ‘Ik vertel het je alleen omdat ik vind dat je het recht hebt het te weten.’ Ze pauzeerde even. ‘Want als dit mij overkwam of mijn familie zou ik het willen weten. Vertrouw ons alsjeblieft.’

Ik tik op ‘creëer een account’ en typ mijn eigen naam, tot ik tot bezinning kom en op backspace druk tot die weg is. Als ik opkijk zie ik de eigenaar van het café en zijn dikke buik wordt omspannen door een schort met op de linkerborst Lenny geborduurd.

Lenny Smith, typ ik en dan maak ik een wachtwoord aan.

Ik proef gal in mijn keel. Snel neem ik een slok lauwe koffie en slik die door. Is dat wat ik waard ben? Wat Tania Beckett waard was? Laura Keen? Cathy Tanning? Ik staar naar het scherm. Mijn creditcard heeft geen saldo meer en zo aan het eind van de maand kan ik me niet eens een bronzen lidmaatschap veroorloven. Een paar dagen geleden zou ik misschien Simon om hulp hebben gevraagd, maar nu is hij de laatste die ik in vertrouwen durf te nemen. Dat kan ik gewoon niet, nu hij zo tegen me heeft gelogen over zijn werk.

Ik kan maar één persoon bedenken. Ik pak mijn telefoon.

‘Kan ik geld van je lenen?’ vraag ik zodra Matt opneemt.

‘Die stadsjongen heeft je eindelijk aan de rand van een faillissement, of niet? Kranten betalen niet zo goed meer tegenwoordig, hè?’

Hij moest eens weten. Ik sluit mijn ogen. ‘Matt, alsjeblieft. Ik zou het niet vragen als het niet belangrijk was.’

‘Hoeveel?’

‘Duizend.’

Hij fluit. ‘Zo, zo veel geld heb ik echt niet liggen. Waar heb je het voor nodig?’

‘Kan ik dan je creditcard lenen? Ik zal het terugbetalen, Matt. Tot op de laatste penny. Met rente.’

‘Heb je problemen?’

‘Alsjeblieft, Matt.’

‘Ik stuur je de gegevens.’

‘Dankjewel.’ Ik ben zo opgelucht dat het er bijna uit komt als een snik.

‘Het is al goed.’ Hij zwijgt even. ‘Je weet dat ik alles voor je zou doen, Zo.’

Ik wil hem alweer bedanken, maar merk dan dat hij al heeft opgehangen. Even later komt er een berichtje. Ik typ de gegevens van zijn creditcard in het valse profiel van Lenny Smith.

Hoewel agent Swift heeft geprobeerd me voor te bereiden, valt het niet mee te verwerken wat ik te zien krijg. Rijen en rijen fotootjes, allemaal vrouwen, met onder elke foto een of twee woorden.

De rillingen lopen over mijn rug.

Ik bekijk de foto’s en zoek naar die van mij. Ik tik op Meer foto’s en laad een tweede pagina en dan een derde. En daar ben ik. Dezelfde foto als in de Gazette; de foto van mijn Facebook-pagina, van de bruiloft van mijn nicht.

Klik om te downloaden.

Ik aarzel geen seconde.

Geplaatst: vrijdag 13 november

Blank

Eind dertig

Blond haar, meestal in een staart

Ik lees het twee keer; de exacte beschrijving van de treinen die ik neem, van de jas die ik op dit moment draag, de nonchalante omschrijving van mijn verschijning. Met verbazing merk ik dat het me werkelijk ergert dat mijn kledingmaat wordt omschreven als 40-42, terwijl alleen mijn spijkerbroek maat 42 is.

Om me heen veegt Lenny tafels schoon en aan de luidruchtige manier waarop hij stoelen op elkaar stapelt merk ik dat ik te lang ben blijven zitten, maar mijn benen weigeren dienst. De ontmoeting met Luke Friedland vanmorgen was helemaal geen toeval, besef ik, net als dat het geen toeval was dat hij naast me stond toen ik bijna op de rails viel.

Luke Friedland heeft mijn route gedownload om me te kunnen volgen.

Wie heeft dat nog meer gedaan?

Simon komt thuis als ik net in bed stap. Hij is zo blij om me te zien dat het me verwart. Hoe kan een man die zo veel van me houdt zo tegen me liegen?

‘Hoe was het bij Ange?’ Plotseling bedenk ik dat hij misschien helemaal niet bij zijn zus is geweest. Als hij tegen me heeft gelogen over de plek waar hij werkt, waarover liegt hij dan nog meer? De woorden van Justin weerklinken in mijn gedachten en ik kijk met een nieuwe waakzaamheid naar Simon.

‘Gezellig. Je moet de groeten hebben.’

‘Hoe was het op je werk?’ vraag ik.

Hij trekt zijn broek uit en laat die, met zijn overhemd erop, liggen waar hij valt. Dan stapt hij in bed.

Vertel het me, denk ik. Als je het me nu vertelt, is het goed. Zeg me dat je nooit bij de Telegraph hebt gewerkt, dat je junior verslaggever bent bij een sufferdje, of dat je helemaal geen journalist bent, dat je dat allemaal hebt bedacht om indruk op me te maken en dat je eigenlijk patat staat te bakken bij McDonald’s. Maar vertel me de waarheid.

Maar dat doet hij niet. Hij streelt mijn buik en omcirkelt met zijn duim mijn heupbot. ‘Heel goed. Dat verhaal over declaraties van volksvertegenwoordigers gaat eruit, dus we hadden het druk.’

Even twijfel ik aan mezelf. Tijdens de lunchpauze, toen ik even buiten was om een sandwich te halen voor Graham, heb ik de koppen gezien. Mijn hoofd begint te bonken. Ik moet de waarheid weten.

‘Ik heb de Telegraph gebeld.’

Simon verbleekt.

‘Je nam je mobiel niet op. Er is iets gebeurd toen ik op weg was naar huis, ik was overstuur. Ik wilde je spreken.’

‘Wat is er gebeurd? Is alles goed met je?’

Ik negeer zijn bezorgdheid. ‘De telefoniste had nog nooit van je gehoord.’ Ik maak zijn handen los van mijn middel. Het blijft even stil en ik hoor de centrale verwarming tikken.

‘Ik wilde het je vertellen.’

‘Wat wilde je vertellen? Dat je hebt gelogen? Dat je een baan hebt bedacht om indruk op me te maken?’

‘Nee! Ik heb het niet bedacht, Zoë. Wat denk je wel van me?’

‘Wil je echt een antwoord op die vraag?’ Geen wonder dat hij zo terughoudend was toen ik opperde dat Katie stage bij hem kon lopen, bedenk ik nu, dat hij tegen me snauwde toen ik vroeg of hij een artikel kon schrijven over de advertenties.

‘Ik werkte echt bij de Telegraph. En toen…’ Hij breekt zijn woorden af, rolt bij me vandaan en staart naar het plafond. ‘Toen hebben ze me ontslagen.’

Ik weet niet of de schaamte die ik in zijn stem hoor wordt veroorzaakt door het ontslag of door het feit dat hij tegen me heeft gelogen.

‘Waarom? Je hebt daar, wat is het, meer dan twintig jaar gewerkt.’

Simon lacht hol. ‘Precies. De ouden moeten plaatsmaken voor de jonkies. Een jonger team. Goedkoper. Kinderen die niet weten wat de aanvoegende wijs is, maar die kunnen bloggen en tweeten en in een oogwenk content uploaden.’ Hij klinkt verbitterd, maar ik hoor geen vechtlust in zijn woorden; alsof hij de strijd al lang geleden heeft opgegeven.

‘Wanneer is dat gebeurd?’

‘Begin augustus.’

Ik ben sprakeloos. ‘Je bent al vier maanden geleden ontslagen en je hebt niks gezegd? Wat heb je in vredesnaam al die tijd uitgevoerd?’ Ik stap uit bed en loop naar de deur omdat ik niet wil blijven, maar ik moet meer weten.

‘Rondgelopen. In cafés gezeten, geschreven, gelezen.’ Opnieuw klinkt hij verbitterd. ‘Naar werk gezocht; sollicitatiegesprekken gevoerd, te horen gekregen dat ik te oud ben, getobd over hoe ik het jou moet vertellen.’ Hij wil me niet aankijken en houdt zijn ogen strak op het plafond gericht. Er komen diepe rimpels in zijn voorhoofd. Hij is gebroken.

Ik sta naar hem te kijken en voel mijn woede langzaam wegebben.

‘En hoe zit het dan met geld?’

‘Ze hebben me een zak geld meegegeven. Ik hoopte dat ik snel iets nieuws zou vinden en wilde het je vertellen als het zover was. Maar het ging maar door en toen had ik geen geld meer en moest mijn creditcard aanspreken.’ Hij kijkt me eindelijk aan en tot mijn schrik zie ik dat zijn ogen zich met tranen vullen. ‘Het spijt me zo, Zoë. Ik wilde niet tegen je liegen. Ik hoopte dat het zich snel zou oplossen en dat ik je kon verrassen met nieuw werk, zodat ik voor je kan blijven zorgen zoals je verdient.’

Ik ga naast hem zitten. ‘Stil maar, het is al goed,’ zeg ik alsof hij een van kinderen is. ‘Het komt wel goed.’

Simon dwingt me de belofte af dat ik niks tegen de kinderen zal zeggen.

‘Justin vindt toch al dat ik tekortschiet. Hij heeft niet nog een reden nodig om een hekel aan me te hebben.’

‘Dit hebben we al zo vaak besproken,’ zeg ik. ‘Hij is boos op mij. Hij geeft mij de schuld van de scheiding, dat hij weg moest uit Peckham, bij zijn vrienden vandaan.’

‘Vertel hem dan gewoon de waarheid. Waarom moet je de schuld op je nemen van iets wat niet jouw schuld is? Het is tien jaar geleden, Zoë. Waarom neem je Matt nog steeds in bescherming?’

‘Ik neem Matt niet in bescherming, ik bescherm de kinderen. Ze houden van hun vader, ze hoeven niet te weten dat hij vreemd is gegaan.’

‘Het is niet eerlijk voor jou.’

‘Zo hebben we het afgesproken.’ Het was een afspraak die van ons allebei een leugenaar maakte. Ik zou niet aan de kinderen vertellen dat hij was vreemdgegaan en hij zou net doen alsof hij niet meer van me hield, dat de beslissing van ons beiden kwam. Soms vraag ik me af wie de meeste moeite heeft zich aan die afspraak te houden.

Simon laat het erbij zitten. Hij weet dat hij deze strijd niet zal winnen. ‘Ik wil weer mijn eigen broek kunnen ophouden voor we het ze vertellen. Alsjeblieft.’

We besluiten Katie en Justin te vertellen dat Simon voortaan fulltime vanuit huis werkt zodat hij niet meer weg hoeft om tot vijf uur in cafés te hangen en koppen koffie te drinken waar hij geen trek in heeft en die hij zich eigenlijk niet kan veroorloven.

Het feit dat hij op zijn creditcards leeft maakt me bijna misselijk. ‘Waarom nam je dan toch steeds cadeautjes voor me mee? En uit eten? Dat zou ik nooit goedgevonden hebben als ik had geweten dat je je dat niet kon veroorloven.’

‘Als ik het niet had gedaan had je je afgevraagd wat er aan de hand was, had je het misschien vermoed. Me minder leuk gevonden.’

‘Ik had best voor mezelf kunnen betalen als we uitgingen, als we al uit waren gegaan.’

‘En hoe denk je dat ik me daarbij zou voelen? Wat voor man laat een vrouw voor haar eigen eten betalen?’

‘Doe niet zo belachelijk. We leven niet meer in de jaren vijftig.’ Ik schiet in de lach, maar realiseer me dan dat het hem bittere ernst is. ‘Het komt wel goed, dat beloof ik je.’

Ik hoop dat ik gelijk heb.