Ik zie jou. Maar jij ziet mij niet. Je bent verdiept in je boek; een pocket met een meisje met een rode jurk op de voorkant. Ik kan de titel niet lezen maar dat geeft niet, ze zijn toch allemaal hetzelfde. Als het niet is jongen ontmoet meisje, is het jongen zit achter meisje aan. Jongen vermoordt meisje.
Bij de volgende halte kruip ik onder dekking van de binnenkomende passagiers dichter naar je toe. Je hangt aan een beugel in het midden van het rijtuig en leest met je boek in één hand. Geroutineerd sla je met je duim de bladzijde om. We staan nu zo dicht bij elkaar dat onze jassen elkaar raken en ik ruik de vanillegeur in je parfum; een aroma dat verdwenen zal zijn als je klaar bent met je werk. Sommige vrouwen verdwijnen in de lunchpauze naar het toilet om hun make-up bij te werken en hun parfum te verversen. Jij niet. Wanneer ik je na je werk weer zie is de donkere make-up van je oogleden af gezakt en vormen de resten een kring onder je ogen; je lippenstift is verdwenen op de rand van de eindeloze kopjes koffie.
Je blijft aantrekkelijk, ook na een lange werkdag. Dat betekent veel. Niet dat het altijd om schoonheid gaat; soms is het een uitheems uiterlijk, grote borsten of lange benen. Soms stijl of élégance – een marineblauwe broek met een scherpe vouw en bruine hakken – en soms is het glimmend en ordinair. Sletterig zelfs. Afwisseling is belangrijk. Zelfs de fijnste biefstuk wordt saai als je hem elke dag eet.
Je handtas is groter dan gemiddeld. Meestal draag je hem over je schouder, maar wanneer het druk is in de trein – op dit deel van het traject – zet je hem op de grond tussen je voeten. Hij hangt open, zodat ik erin kan kijken. Een portemonnee – reebruin kalfsleer met een vergulde gesp. Een borstel met blonde haren erin. Een keurig opgevouwen boodschappentasje. Leren handschoenen. Twee of drie bruine enveloppen, opengescheurd en met inhoud en al in de tas gestopt. Post die je van de deurmat hebt opgeraapt na het ontbijt en op het perron, terwijl je op de trein wachtte, hebt opengemaakt. Ik strek mijn nek om te lezen wat er op de bovenste envelop staat.
Nu weet ik hoe je heet.
Niet dat het belangrijk is; jij en ik zullen geen relatie aangaan waarbij namen belangrijk zijn.
Ik pak mijn telefoon en tik op het icoon van de camera. Ik draai me naar je toe en met mijn duim en wijsvinger zoom ik in tot ik je gezicht in close-up heb. Iemand die het ziet zal denken dat ik een verslag van mijn treinreis op Instagram wil zetten, of Twitter. Hashtag selfie.
Een geluidloze klik en je bent van mij.
De trein maakt een bocht en je bukt je naar je tas, nog steeds verdiept in je boek. Als ik niet beter zou weten zou ik denken dat je me hebt zien kijken en je tas in veiligheid wilt brengen, maar dat is het niet. Door de bocht weet je dat je er bij het volgende station uit moet.
Je vindt je boek spannend. Meestal stop je eerder met lezen, aan het eind van een hoofdstuk, en dan stop je er de ansichtkaart tussen die je als boekenlegger gebruikt. Vandaag lees je nog als de trein al langs het perron rijdt. En wanneer je je naar de uitgang begeeft en ontelbare keren ‘Sorry’ en ‘Pardon’ zegt. Op weg naar de uitgang lees je nog, al flitst je blik steeds omhoog om te zorgen dat je tegen niemand op botst.
Je leest nog steeds.
En ik kijk nog steeds.